ECLI:NL:RBROT:2023:11941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
83.328205.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van schuldwitwassen in verband met aankoop van grond in Suriname

Op 13 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van schuldwitwassen. De verdachte, geboren in 1983 en woonachtig in Rotterdam, werd bijgestaan door raadsman mr. S. Lodder. De tenlastelegging hield in dat de verdachte betrokken was bij betalingen voor de aankoop van grond in Suriname, waarbij het geld afkomstig zou zijn van een onterecht ontvangen belastingteruggave van de Belastingdienst. De officier van justitie, mr. J. Bezem, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een taakstraf van 240 uur, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.

Tijdens de zitting op 29 november 2023 werd het bewijs besproken. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte had nagelaten om vragen te stellen over de herkomst van het geld en geen verder onderzoek had gedaan, wat als onvoorzichtig werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van schuldwitwassen, ondanks dat er geen bewijs was dat hij wist dat het geld uit een misdrijf afkomstig was.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 90 dagen op, waarvan 73 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De proeftijd werd vastgesteld op één jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De in beslag genomen voorwerpen werden teruggegeven aan de verdachte, conform de eis van de officier van justitie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83.328205.22
Datum uitspraak: 13 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging komt er in het kort op neer dat de verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan witwassen doordat hij betrokken was bij betalingen voor aankoop van grond in Suriname met geld dat de koper van die grond ten onrechte had ontvangen van de Belastingdienst.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Bezem heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 uur met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geldbedrag dat door de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) is aangewend om het perceel te kopen en waarvan hij de facturen heeft voldaan, van enig misdrijf afkomstig was. De verdachte is afgegaan, en mocht ook afgaan, op de mededeling van [medeverdachte01] dat hij een groot budget had en deze heeft hem ook zijn banksaldo getoond. De verdachte dient derhalve integraal te worden vrijgesproken.
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier staat onder meer het volgende vast.
Vanaf de bankrekening van de medeverdachte [medeverdachte01] zijn na tussenkomst van de verdachte op verzoek van een verkoper van grond in Suriname bedragen overgemaakt naar [bedrijf01] , [bedrijf02] en [bedrijf03] in verband met de aankoop en vervoer van grondverzetmaterieel en vrachtwagens die deze grondeigenaar in Nederland had gekocht.
Het dossier bevat geen informatie op basis waarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte in de ten laste gelegde periode op de hoogte was van het feit dat het saldo op de bankrekening van [medeverdachte01] afkomstig was uit een hem onverschuldigd uitbetaalde belastingteruggave. De verdachte heeft eerst schriftelijk en later mondeling verklaard dat zijn gesprekken met [medeverdachte01] in het Marriott hotel plaatsvonden op initiatief van [medeverdachte01] , nadat deze via Snapchat had gezien dat hij huizen verkocht in Suriname en hierdoor geïnteresseerd raakte. Tijdens de gesprekken hierover zou [medeverdachte01] interesse hebben getoond in de aankoop van een stuk grond in Suriname om op deze manier geld te kunnen beleggen. In het dossier bevindt zich een door [medeverdachte01] ondertekende overeenkomst van deze transactie voor een bedrag van 5,6 miljoen euro. De rechtbank ziet geen reden om de betrouwbaarheid van de verklaring van de verdachte in twijfel te trekken voor wat betreft de aanleiding en de inhoud van het onderlinge contact.
De verdachte kan worden verweten dat hij geen vragen heeft gesteld over de precieze herkomst van het geld en, anders dan het opvragen van gegevens bij de Kamer van Koophandel, geen verder onderzoek heeft gedaan. Dit mocht wel van hem worden verwacht. De rechtbank ziet in deze omstandigheden echter onvoldoende grond voor de conclusie dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat het geld een criminele herkomst had willens en wetens heeft aanvaard. Hoewel de bezoeken van de verdachte aan het huisadres van [medeverdachte01] en zijn telefoongesprek met de medeverdachte [medeverdachte02] aanwijzingen geven dat de verdachte,
nadathij op de hoogte was geraakt van de criminele herkomst van het geld, actief heeft getracht het opsporingsonderzoek hiernaar te frustreren, wordt hierin onvoldoende bewijs gevonden om vast te stellen dat bij de op een eerder moment verrichte overboekingen sprake zou zijn van (het medeplegen van)
opzettelijkwitwassen.
De geschetste gedragingen kunnen de verdachte naar het oordeel van de rechtbank wel strafrechtelijk worden aangerekend. De koopovereenkomst is in minder dan een dag gesloten en door [medeverdachte01] ondertekend. Het had de verdachte moeten opvallen dat de koopovereenkomst snel moest worden geregeld. Ook wist de verdachte dat het banksaldo van [medeverdachte01] ontoereikend was om de overeengekomen koopprijs van 5,6 miljoen euro te voldoen. Ook op dit punt heeft hij geen nader onderzoek verricht. De verdachte is door dit alles na te laten zodanig onvoorzichtig geweest, dat hij zich hierdoor schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van schuldwitwassen.
4.1.1.
Conclusie
De rechtbank acht het (impliciet subsidiair) ten laste gelegde medeplegen van schuldwitwassen wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde (impliciet subsidiair) heeft begaan op die wijze dat:
hij,
in de periode van 30 september 2019 tot en met 1 oktober 2019, in Nederland
b)telkens voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van € 1.498.500,- (1x 88.500 3x 470.000)
- een geldbedrag van € 1.360.000,- (1x 453.500, 2x 453.250)
- een geldbedrag van € 99.724,
heeft omgezet, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
schuldwitwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan witwassen van geldbedragen, terwijl hij moest vermoeden dat deze gelden een illegale herkomst hadden. Hij heeft de omstandigheid dat [medeverdachte01] zijn banksaldo heeft getoond onterecht als voldoende waarborg voor een legale herkomst aangenomen en heeft hier verder geen onderzoek naar gedaan. Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer in ernstige mate aan en vormt daarmee een ernstige bedreiging voor de legale economie. Hij en zijn medeverdachte hebben slechts hun eigen financiële gewin voor ogen gehad. Daarom dient hiertegen streng te worden opgetreden.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank neemt daarbij als uitgangspunt de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De rechtbank heeft geconstateerd dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straffen. De rechtbank zal daarom afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank weegt ook mee dat de verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en dat zij tot een andere bewezenverklaring komt dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank zal naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf opleggen. De rechtbank zal eveneens vanwege de ouderdom van het bewezen feit en gelet op het blanco strafblad van de verdachte de proeftijd beperken tot 1 jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passen en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn de op de beslaglijst vermelde voorwerpen in beslag genomen. Deze beslaglijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, conform de eis van de officier van justitie.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van negentig (90) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
drieënzeventig (73) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur
van tweehonderd en veertig (240) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt: gelast de teruggave aan de verdachte van de voorwerpen genoemd op de beslaglijst;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 december 2023.

12.Bijlage I

Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij,
in of omstreeks de periode van 30 september 2019 tot en met 1 oktober 2019, te
Pijnacker en/of Rotterdam , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a. a) (telkens) van één of meerdere voorwerpen (zoals in AMB-015-01) omschreven, te
weten
- een geldbedrag van €1.498.500,- (1x 88.500 3x 470.000)
- een geldbedrag van €1.360.000,- (1x 453.500, 2x 453.250)
- een geldbedrag van €99.724,-
althans een geldbedrag van (in totaal) €2.958.224,-
althans een of meer geldbedrag(en)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
en/of
b)(telkens) één of meerdere voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van €1.498.500,- (1x 88.500 3x 470.000)
- een geldbedrag van €1.360.000,- (1x 453.500, 2x 453.250)
- een geldbedrag van €99.724,
althans een geldbedrag van (in totaal) €2.958.224,- althans een of meer geldbedrag(en)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven.