ECLI:NL:RBROT:2023:12

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
C/10/632420 / HA ZA 22-70
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van vooruitbetaalde bedragen in het kader van een aannemingsovereenkomst met ongerechtvaardigde verrijking

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 januari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres01] en [gedaagde01] over een aannemingsovereenkomst voor verbouwingswerkzaamheden. [eiseres01] had een overeenkomst gesloten met [gedaagde01] voor diverse verbouwingswerkzaamheden aan haar woning, waarvoor zij in totaal € 61.830,04 had betaald. De werkzaamheden zijn echter niet naar behoren uitgevoerd en [gedaagde01] heeft de overeengekomen termijnen niet nageleefd. [eiseres01] vorderde ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van het teveel betaalde bedrag, alsook schadevergoeding voor de ondeugdelijkheid van het geleverde werk.

De rechtbank oordeelde dat [gedaagde01] niet in verzuim was, omdat [eiseres01] zich schuldig had gemaakt aan schuldeisersverzuim door hem de toegang tot de woning te ontzeggen. Hierdoor kon [gedaagde01] zijn verplichtingen niet nakomen. De rechter concludeerde dat de overeenkomst niet kon worden ontbonden en dat er geen recht op schadevergoeding bestond, omdat [gedaagde01] niet in verzuim was. Wel oordeelde de rechtbank dat [gedaagde01] ongerechtvaardigd was verrijkt, aangezien de waarde van de door hem geleverde werkzaamheden aanzienlijk lager was dan het bedrag dat [eiseres01] had betaald. De rechtbank veroordeelde [gedaagde01] tot terugbetaling van € 51.830,04, vermeerderd met wettelijke rente, en compenseerde de proceskosten tussen partijen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aannemers om transparant te zijn over de besteding van ontvangen bedragen en de gevolgen van schuldeisersverzuim voor de nakoming van contractuele verplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/632420 / HA ZA 22-70
Vonnis van 4 januari 2023
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres,
advocaat mr. A.F.M. den Hollander te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01] h.o.d.n. [bedrijf01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.J.M. Gielen-Trines te Deurne.
Partijen zullen hierna [eiseres01] en [gedaagde01] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 december 2021 (met 22 producties);
  • de conclusie van antwoord (met 1 productie);
  • de oproep van de rechtbank van 19 april 2022 om ter zitting te verschijnen;
  • de brief van de advocaat van [gedaagde01] van 6 juli 2022, waarbij productie 23 is overgelegd;
  • de brief van de advocaat van [gedaagde01] van 18 augustus 2022, waarbij productie 24 is overgelegd;
  • de mondelinge behandeling van 6 september 2022 die wegens ziekte van gedaagde en zijn advocate geen doorgang heeft gevonden;
  • de mondelinge behandeling van 8 november 2022 en de door de griffier gemaakte zittingsaantekeningen.
1.2.
Partijen zijn in de twee weken na de zitting niet tot een minnelijke regeling gekomen. Vervolgens is het vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
In juli 2021 hebben [eiseres01] en [gedaagde01] mondelinge overeenstemming bereikt over de verbouwing door [gedaagde01] van de nieuwe woning van [eiseres01] aan de [adres01] te Capelle aan den IJssel. Zij zijn overeengekomen dat [gedaagde01] de volgende werkzaamheden zou uitvoeren:
- drie dakkapellen plaatsen, inclusief materiaal;
- laminaatvloeren leveren en leggen, inclusief materiaal;
- toilet op de begane grond renoveren;
- badkamer renoveren;
- leveren en plaatsen van kranen, badmeubels;
- keuken renoveren, inclusief materiaal;
- schilderen van muren, plafonds en kozijnen, inclusief verf;
- stuken van de gehele woning;
- meterkast vervangen;
- stopcontacten vervangen inclusief materiaal;
- radiatoren ophangen, inclusief materiaal;
- leidingwerk invrezen;
- kastdeur en tussendeur gang plaatsen, inclusief materiaal;
- loodgieterswerkzaamheden;
- werkzaamheden van architect.
- aanvragen van vereiste vergunningen bij de gemeente.
2.2.
Door [eiseres01] zijn de volgende betalingen aan [gedaagde01] verricht:
12 juli 2021 € 5.897,80 aanbetaling dakkapel
5 augustus 2021 € 33.310,00 materialen
22 september 2021 € 8.233,57 btw bedrag
23 september 2021 € 7.000,00 materialen
8 oktober 2021 € 7.388,67 materialen
Totaal € 61.830,04
2.3.
Op 10 september 2021 ontving [gedaagde01] de sleutel van de woning en op 15 september 2021 zijn hij en/of enkele onderaannemers met de werkzaamheden begonnen. Na 15 oktober 2021 is er door hen niet meer in de woning gewerkt.

3.Waar gaat de zaak over?

3.1.
Volgens [eiseres01] is het afgesproken werk niet op tijd verricht. [gedaagde01] heeft haar toegezegd dat de werkzaamheden op de begane grond (keuken, toilet en vloer) en de eerste verdieping (vloer en badkamer) af zouden zijn vóór 22 oktober 2021 en die van de tweede verdieping vóór 25 november 2021.
[gedaagde01] is door haar in de gelegenheid gesteld de overeenkomst alsnog na te komen. Dat heeft hij niet gedaan. Nu wil [eiseres01] dat de overeenkomst gedeeltelijk wordt ontbonden en dat het teveel betaalde bedrag van € 51.830,04 door [gedaagde01] wordt terugbetaald. De werkzaamheden die wel door [gedaagde01] zijn uitgevoerd zijn ondeugdelijk en hebben geleid tot (gevolg)schade die hij aan haar moet vergoeden. De ondeugdelijkheid en de kosten blijken volgens [eiseres01] uit de rapporten van Top Expertise en Bouwaert.
3.2.
Samengevat vordert [eiseres01] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde01] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van aanneming van werk;
II. de overeenkomst van aanneming te ontbinden voor dat deel waarvan de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd;
III. [gedaagde01] te veroordelen aan [eiseres01] een bedrag van € 51.830,04 te betalen dan wel een ander door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met rente;
IV. [gedaagde01] te veroordelen aan [eiseres01] een bedrag van € 15.685,80 te betalen wegens gevolgschade, dan wel een ander door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met rente;
V. [gedaagde01] te veroordelen aan [eiseres01] een bedrag van € 2.050,95 te betalen wegens kosten van het vaststellen van de schade, dan wel een ander door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met rente;
VI. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 1.451,96 aan buitengerechtelijke kosten,
met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten, inclusief nakosten.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met [eiseres01] . Volgens hem waren vanwege zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden geen oplevertermijnen afgesproken. Ook vanwege de brede leveringsproblemen van bouwmaterialen en de coronatijd waren de door [eiseres01] genoemde data niet reëel.
[eiseres01] bestrijdt dat hij ondeugdelijk werk heeft geleverd en zegt dat hij nog niet klaar was met zijn werkzaamheden. Volgens [gedaagde01] heeft [eiseres01] er zelf voor gezorgd dat hij niet verder kon werken.

4.Wat vindt de rechter?

4.1.
Op de zitting is de rechter uit de verklaring van [eiseres01] duidelijk geworden dat [gedaagde01] meermalen heeft toegezegd dat de begane grond en eerste verdieping van de woning vóór 22 oktober 2021
bewoonbaarzouden zijn. Dat blijkt ook uit het door [gedaagde01] in de woning voor de onderaannemers opgehangen briefje, waarop stond
: “Ik moet 18 oktober begane grond en eerste verdieping opleveren; in verband verhuizing woonbaar maken…”.Uit het tweede gedeelte van deze zin leidt de rechter af dat [gedaagde01] met
opleverenbedoelde: dat hij de begane grond en eerste verdieping bewoonbaar moest maken. Als hij met
opleverenbedoelde dat alles af zou zijn, dan valt dat immers niet te rijmen met het tweede gedeelte van de zin. Ook staat vast dat [eiseres01] op 13 september 2021 per WhatsApp aan [gedaagde01] vroeg of het dan wel ging lukken de 22e, waarop [gedaagde01] antwoordde:
“Ja zeker”. Op 17 september 2021 antwoordde [gedaagde01] :
“Ik zorg ervoor dat jij 22ste ruimte hebt”.
4.2.
Het is dus niet gebleken dat de gehele begane grond en eerste verdieping vóór 22 oktober 2021 opgeleverd moesten worden. Wel mocht [eiseres01] op grond van de hiervoor genoemde uitlatingen van [gedaagde01] er op rekenen dat de woning (afgezien van de zolderverdieping) bewoonbaar zou zijn, zodat zij alvast in de woning kon gaan wonen.
4.3.
[eiseres01] heeft op de zitting verklaard dat zij op maandag 18 oktober 2021 nieuwe sloten op de deur heeft laten zetten. Uit de overgelegde WhatsApp gesprekken blijkt dat zij op zondagavond 17 oktober 2021 [gedaagde01] heeft medegedeeld:
“Doe maar even niets totdat je van mijn advocaat hebt gehoord”.Vanaf dat moment kon [gedaagde01] de woning dus niet meer in. Hierdoor was hij niet in staat om zijn toezegging om de woning vóór de 22e bewoonbaar te maken na te komen. Juridisch betekent dit dat [eiseres01] zich schuldig heeft gemaakt aan schuldeisersverzuim (artikel 6:58 van het Burgerlijk Wetboek). Dat het [gedaagde01] in die week toch niet was gelukt om
allewerkzaamheden op de begane grond en eerste verdieping af te maken is niet van belang. De gemaakte afspraak was om het huis
bewoonbaarte maken, zodat [eiseres01] alvast in haar nieuwe woning kon gaan wonen. Dat het niet zou lukken om het huis in die week bewoonbaar te maken is niet door [eiseres01] aangevoerd. Ook de rechter heeft geen aanwijzing dat dat [gedaagde01] niet gelukt was.
Dat namens [eiseres01] bij brief van 22 oktober 2021 [gedaagde01] nog een termijn is gegeven tot 9 november 2021 om de resterende werkzaamheden op de begane grond en eerste verdieping uit te voeren, is niet van belang. Immers vast staat dat [eiseres01] op 23, 24 en 25 oktober 2021 verschillende WhatsApp- en e-mailberichten aan [gedaagde01] heeft gezonden. Daarin laat zij — kort gezegd — weten dat zij uiterlijk op 25 oktober 2021 om 16:30 uur een bedrag van € 60.000,00 op haar rekening wil ontvangen en dat, indien dit bedrag niet betaald wordt, zij ten aanzien van familieleden en kennissen van [gedaagde01] bij diverse overheidsinstanties aangiftes en meldingen zal doen van belastingontduiking, het witwassen van gelden en uitkeringsfraude. Vanwege deze chantage (die [eiseres01] achteraf betreurt) was het begrijpelijk dat [gedaagde01] geen werkzaamheden meer voor haar wilde uitvoeren. Het was ook niet aan [gedaagde01] om toen contact met [eiseres01] op te nemen. Zij was aan zet nadat zij hem de toegang had belet.
De rechter concludeert dat het niet de schuld was van [gedaagde01] dat de woning vóór 22 oktober 2021 niet bewoonbaar was. [eiseres01] was zelf in verzuim en volgens de wet (artikel 6:266 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek) kan zij de overeenkomst dan niet ontbinden ten aanzien van de nog niet verrichte werkzaamheden.
4.4.
Evenmin kan [eiseres01] aanspraak maken op schadevergoeding omdat het werk ondeugdelijk was. Of het werk echt ondeugdelijk was kan in het midden blijven. [eiseres01] kan alleen schadevergoeding vorderen als [gedaagde01] in verzuim is en dat was hij vanwege het eigen verzuim van [eiseres01] niet. Het was nu voor [gedaagde01] immers niet mogelijk om eventuele gebreken alsnog te herstellen. Van niet meer te herstellen gebreken was geen sprake. De vorderingen wegens gevolgschade van € 15.685,80 en
€ 2.050,95 wegens kosten vaststelling van de schade worden dus afgewezen.
4.5.
Wel heeft [eiseres01] succes met haar stelling dat [gedaagde01] ten koste van haar ongerechtvaardigd is verrijkt. Het staat vast dat zij in totaal € 61.830,04 aan [gedaagde01] heeft (vooruit) betaald. Uit het door Top Expertise opgemaakte rapport blijkt dat de door [gedaagde01] uitgevoerde werkzaamheden en gebruikte materialen slechts een waarde vertegenwoordigen van € 10.000,- inclusief BTW. Het onderzoek door Top Expertise vond plaats op 26 november 2021. [gedaagde01] was daarvoor schriftelijk uitgenodigd maar kwam niet opdagen. In deze procedure heeft [gedaagde01] het rapport wel betwist, maar die betwisting heeft hij niet gemotiveerd. Dat had hij wel moeten doen. [gedaagde01] heeft alleen maar verklaard dat het hele bedrag in de verbouwing zit. Hij heeft geen enkele inzage gegeven in de besteding van de door [eiseres01] betaalde bedragen. Is de keuken- en badkamerapparatuur besteld en geleverd? Waar zijn de bestelde dakkappellen gebleven? Heeft de architect wel berekeningen gemaakt? Is er een omgevingsvergunning bij de gemeente aangevraagd? Op al deze vragen blijft [gedaagde01] het antwoord schuldig. Daardoor is het onduidelijk of [eiseres01] wat heeft teruggekregen voor de door haar gedane aanbetalingen.
Inmiddels staat vast dat [gedaagde01] de verbouwing niet zal afmaken. Bij gebreke van een deugdelijke specificatie en onderbouwing door [gedaagde01] concludeert de rechter dat [gedaagde01] voor een bedrag van € 51.830,04 is verrijkt. De wet zegt (artikel 6:212 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek) dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is de schade te vergoeden voor zover dit redelijk is. De rechter vindt het redelijk dat [gedaagde01] het genoemde bedrag vermeerderd met wettelijke rente aan [eiseres01] terugbetaalt.
4.6.
Omdat zowel [eiseres01] als [gedaagde01] gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld bepaalt de rechter dat ieder zijn eigen proceskosten moet dragen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting
binnen 10 dagen na de datum van dit vonnis, een bedrag van € 51.830,04 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente over de hoofdsom, vanaf de dag
van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt;
5.3.
wijst de andere vorderingen van [gedaagde01] af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en door de rolrechter in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2023.
32/2502