ECLI:NL:RBROT:2023:1203

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
649085
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en verlenging van de maatregel voor een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 25 januari 2023, wordt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige01] besproken. De zaak betreft twee verzoeken: één van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen, en één van de Raad voor de Kinderbescherming om de ondertoezichtstelling met uitvoerbaarverklaring bij voorraad te verlengen. De kinderrechter merkt de moeder en de vader als belanghebbenden aan, waarbij beide ouders door hun advocaten worden bijgestaan. De kinderrechter constateert dat de GI haar verzoek te laat heeft ingediend, waardoor de ondertoezichtstelling niet kan worden verlengd. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af. Echter, de kinderrechter oordeelt dat er wel degelijk zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] door het gedrag van de vader, en stelt de minderjarige onder toezicht voor de duur van een jaar. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. De beschikking is schriftelijk vastgesteld op 15 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/01/649085 / JE RK 22-2816 en C/10/649195 / JE RK 22-2840
Datum uitspraak: 25 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van
ten aanzien van zaaknummer C/01/649085 / JE RK 22-2816:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna: de GI,
en
ten aanzien van zaaknummer C/10/649195 / JE RK 22-2840:
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt in beide zaken (tevens) als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.C. van Seventer, kantoor houdende te Rotterdam,

[vader01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl, kantoor houdende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 1 december 2022, ingekomen bij de griffie op 6 december 2022;
- het verzoekschrift (herstelrekest) met bijlagen van de Raad van 7 december 2022.
Op 25 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de advocaat van vader, voornoemd;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, voornoemd;
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam01] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam02] .

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
[voornaam minderjarige01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 3 december 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd voor de duur van een jaar, te weten tot 12 december 2022. De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] is sindsdien verlopen.

De verzoeken

Ten aanzien van zaaknummer C/01/649085 / JE RK 22-2816:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/649195 / JE RK 22-2840:
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en laat de GI het verzoek verder toelichten. De Raad heeft het onderhavige verzoek gedaan omdat gebleken is dat de GI haar verzoek niet tijdig heeft ingediend bij de rechtbank.

Het standpunt van de GI

De zorgen van de GI liggen voornamelijk bij de omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige01] en het (dreigende) gedrag van de vader richting de moeder en de GI. De GI heeft de vader regelmatig uitgenodigd voor een gesprek, maar het lukt niet om op een positieve wijze in contact met hem te komen. Het is belangrijk dat de omgang tussen [voornaam minderjarige01] en de vader goed van de grond komt, maar vanwege de dreigende houding van de vader moeten eerst de voorwaarden rondom de omgang worden besproken. Het lukt de vader niet om mee te werken aan een rustige opbouw van de omgang. De GI moet daarin de regie nemen en zorg dragen voor een stapsgewijze opbouw van de omgang. Daarnaast is het van belang dat [voornaam minderjarige01] therapie krijgt voor alles wat hij heeft meegemaakt. De vader heeft tegen de GI gezegd dat [voornaam minderjarige01] al gestart was met de therapie, maar dat bleek niet zo te zijn. Op dit moment is de GI bezig met de financiering van de hulpverlening. Ook hiervoor is het van belang dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat zij achter het verzoek van de Raad staat om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] voor de duur van een jaar uit te spreken. Het lukt de moeder niet om de omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige01] op een veilige en voor [voornaam minderjarige01] fijne manier te laten plaatsvinden. Ook [voornaam minderjarige01] geeft aan dat hij graag contact wil onder begeleiding. Hiervoor heeft de moeder hulp nodig. Daarbij speelt de veiligheid van de moeder zelf en haar dochter ook een rol. Haar dochter woont niet meer bij de moeder thuis ten gevolge van het gedrag van de vader. De vader zoekt steeds de confrontatie op met de moeder en lapt de afspraken die zijn gemaakt aan zijn laars. Het is belangrijk dat de GI hierin de regie neemt.

Het standpunt van de vader

Namens de vader is naar voren gebracht dat hij niet achter het verzoek van de Raad staat. De vader ziet geen toegevoegde waarde van een ondertoezichtstelling. Hij ziet het daarentegen juist als een obstakel voor normale omgang tussen hem en [voornaam minderjarige01] . Er is geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [voornaam minderjarige01] ten gevolge van de omgang. De omgangs-momenten die hebben plaatsgevonden, zijn altijd goed gegaan. Dit wordt ook erkend door de GI. Een ondertoezichtstelling is daarom niet nodig. Daarnaast kan de vader zich niet vinden in de verwijten in het verzoekschrift van de GI. Zo loopt de vader niet rond het huis van de moeder en betwist hij ook de dreigende houding die hij zou aannemen. Wel mist hij zijn zoon en wil hij graag dat de omgang goed van de grond komt zonder tussenkomst van de GI.

De beoordeling

Ten aanzien van zaaknummer C/01/649085 / JE RK 22-2816:
Ingevolge artikel 2.4.10 onder a. van het procesreglement Civiel jeugdrecht dient het verzoek tot een verlenging van de ondertoezichtstelling uiterlijk tijdens de achtste week voor het einde van de geldigheidsduur van de lopende ondertoezichtstelling te worden ingediend. Het onderhavige verzoek is echter door de GI slechts 11 dagen vóór het verlopen van de termijn van de ondertoezichtstelling ingediend. Als gevolg daarvan is de kinderrechter niet tijdig in staat geweest om vóór het verlopen van de termijn van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] het onderhavige verzoek te behandelen en is de kinderbeschermingsmaatregel inmiddels verlopen. De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] kan daarom niet meer worden verlengd. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] afwijzen.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/649195 / JE RK 22-2840:
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige01] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De zorgen zijn met name gelegen in het (dwingende en dreigende) gedrag van de vader richting zowel de moeder, [voornaam minderjarige01] en de dochter van moeder, als de GI. De moeder is (al jaren) onvoldoende weerbaar tegen het dwingende gedrag van de vader, wat ook al die tijd al zijn weerslag heeft op [voornaam minderjarige01] . Ondanks de pogingen van de moeder daartoe is het tot op heden - ook niet onder begeleiding van de GI - gelukt om een rustig verlopende en constructieve omgangsregeling te realiseren. De bemoeienis van de GI, als neutrale derde, is hierin nog steeds noodzakelijk. Daarnaast moet [voornaam minderjarige01] ten gevolge van de gebeurtenissen in het verleden specifieke hulpverlening krijgen, bij de organisatie waarvan de GI de moeder moet ondersteunen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal [voornaam minderjarige01] daarom onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van zaaknummer C/10/649195 / JE RK 22-2840:
stelt [voornaam minderjarige01] onder toezicht van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmondmet ingang van 25 januari 2023 tot 25 januari 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Ten aanzien van zaaknummer C/01/649085 / JE RK 22-2816:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. de Pater, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 15 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.