ECLI:NL:RBROT:2023:12152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10569389 CV EXPL 23-17963
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding voor gestolen OV-fiets afgewezen

In deze zaak vorderde NS Reizigers B.V. van gedaagde een bedrag van € 707,90 wegens twee 'gestolen' OV-fietsen. Gedaagde had de fietsen wel ingeleverd, maar kon de sleutels niet uit de sloten krijgen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde de kosten voor de gestolen fietsen niet hoefde te betalen. De huurovereenkomst eindigde op het moment dat gedaagde de fietsen inclusief sleutel in de stalling had achtergelaten en uitgecheckt. NS Reizigers had niet betwist dat gedaagde de fietsen correct had ingeleverd. Bovendien was er sprake van overmacht, aangezien gedaagde had geprobeerd om de sleutels te verwijderen, maar dit niet lukte. De kantonrechter merkte op dat de fietsen mogelijk niet echt gestolen waren en dat NS Reizigers geen schade had geleden. Gedaagde had al meer betaald dan het toewijsbare bedrag van € 7,90 voor de ritten, waardoor de vordering van NS Reizigers werd afgewezen. De proceskosten werden aan NS Reizigers opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10569389 CV EXPL 23-17963
datum uitspraak: 8 december 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
NS Reizigers B.V.,
vestigingsplaats: Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: LAVG B.V.,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. T. Estirado Fontalba.
De partijen worden hierna ‘NS Reizigers’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 juni 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 22 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was voor NS Reizigers aanwezig als gemachtigde de heer B. Boos. [gedaagde01] was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de beslissing?
2.1.
NS Reizigers heeft bij [gedaagde01] een bedrag van € 707,90 in rekening gebracht. [gedaagde01] hoefde hiervan maar een bedrag van € 7,90 te betalen, omdat voor de rest van de vordering geen grondslag is. Omdat zij al meer heeft betaald dan gevorderd, worden de vorderingen afgewezen.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[gedaagde01] heeft op 19 november 2021 en 20 november 2021 twee verschillende OV-fietsen gehuurd van NS Reizigers bij een zelfservice stalling. Enkele weken later ontving [gedaagde01] een rekening van NS Reizigers, met daarop twee keer een bedrag van € 350,- wegens een ‘gestolen OV-fiets’, plus twee keer een ritprijs van € 3,95.
2.3.
Volgens [gedaagde01] is het volgende gebeurd. Beide keren heeft zij de fiets teruggebracht naar de stalling, maar kreeg zij de sleutel niet uit de fiets. Zij heeft daarover telefonisch contact opgenomen met de klantenservice van NS. Haar werd verteld dat zij de fiets zo mocht achterlaten, dat er iemand gestuurd zou worden om naar het probleem te kijken en dat zij daar niet op hoefde te wachten. Beide keren heeft [gedaagde01] de stalling daarna verlaten met achterlating van de fiets.
2.4.
[gedaagde01] heeft, omdat NS Reizigers dat van haar vroeg, geprobeerd om bij de politie aangifte te doen van diefstal van de fiets. Die aangifte is niet opgenomen, omdat er volgens de politie geen sprake was van een strafbaar feit. [gedaagde01] heeft ook om camerabeelden gevraagd, maar ook die kon de politie niet verstrekken vanwege het ontbreken van een strafbaar feit. [gedaagde01] heeft NS Reizigers gevraagd om de voicelogs van haar gesprekken met de klantenservice, maar NS Reizigers zegt dat die na 59 dagen niet meer beschikbaar zijn.
[gedaagde01] hoeft geen vergoeding van twee keer € 350,- te betalen
2.5.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde01] de kosten voor een ‘gestolen fiets’ niet hoeft te betalen. In de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de huur van een OV-fiets staat in artikel 4.2 lid 1 dat de huurovereenkomst voor de fiets eindigt wanneer de contracthouder (hier dus [gedaagde01] ) de OV-fiets inclusief sleutel inlevert en uitcheckt op de huurlocatie. NS Reizigers heeft niet betwist dat [gedaagde01] de fiets inclusief sleutel in de stalling heeft achtergelaten en dat zij is uitgecheckt. Volgens de “instructie OV-fiets zelfservice stalling” moet de sleutel in een sleutelkastje worden achtergelaten, maar het niet opvolgen van die instructie betekent nog niet dat de fiets niet geacht kan worden te zijn ingeleverd.
2.6.
Bovendien heeft [gedaagde01] genoeg gesteld om ervan uit te gaan dat de sleutel beide keren niet uit de fiets gehaald kon worden en dat er dus sprake was van overmacht. NS Reizigers heeft de lezing van de gebeurtenissen die [gedaagde01] heeft gegeven niet tegengesproken. Dat de sleutel niet uit de fiets gehaald kan worden en daarom niet in een sleutelkastje kan worden teruggehangen is zelfs een bekend probleem, zo blijkt uit de overgelegde rapporten van de OV Ombudsman. In dit geval komt dat voor rekening en risico van NS Reizigers, zeker nu [gedaagde01] hierover contact heeft gehad met de klantenservice en haar is verteld dat zij mocht vertrekken. Het is niet duidelijk geworden wat [gedaagde01] in dit geval nog meer had kunnen of moeten doen.
2.7.
In deze omstandigheden geldt dat de huurovereenkomst is geëindigd toen [gedaagde01] heeft uitgecheckt op de huurlocatie. Vanaf dat moment behoort een eventuele diefstal van de fiets tot het risico van NS Reizigers. Er is daarom geen grondslag voor het gevorderde bedrag van twee keer € 350,- wegens de gestelde diefstal van de OV-fietsen.
2.8.
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat niet is gebleken dat de fietsen ook echt gestolen zijn. Daarmee staat ook niet vast dat NS Reizigers überhaupt schade heeft geleden.
2.9.
Omdat wel vast staat dat [gedaagde01] twee keer een OV-fiets heeft gehuurd, moest zij wel de bedragen voor de ritten betalen. Dat is twee keer een bedrag van € 3,95 en dus € 7,90. Dit bedrag heeft zij echter inmiddels al (ruimschoots) betaald.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.10.
De kantonrechter ziet in de omstandigheid dat slechts een bedrag van € 7,90 van de oorspronkelijke factuur verschuldigd is en [gedaagde01] dus terecht bezwaar heeft gemaakt tegen een bedrag van € 700,- reden om geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aan NS Reizigers toe te kennen.
2.11.
Over het bedrag van € 7,90 dat [gedaagde01] moest betalen (de ritprijzen) moet zij wel rente betalen, omdat zij dat bedrag te laat heeft betaald. NS Reizigers vordert rente vanaf het moment van dagvaarden. Op 27 juli 2022 heeft [gedaagde01] € 50,- aan de gemachtigde van NS Reizigers betaald. De op dat moment vervallen rente bedraagt € 0,05.
Afsluitend
Met de betaling van € 50,- op 27 juli 2023 heeft [gedaagde01] al meer betaald dan het toewijsbare bedrag. De hele vordering van NS Reizigers wordt daarom afgewezen. Het meerdere dat [gedaagde01] heeft betaald (dus alles wat is betaald min € 7,95) is onverschuldigd betaald. De kantonrechter gaat ervan uit dat NS Reizigers dat bedrag uit eigen beweging aan [gedaagde01] zal terugbetalen.
Proceskosten
2.12.
NS Reizigers krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 264,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 132,-). Voor kosten die [gedaagde01] maakt na deze uitspraak moet NS Reizigers ook een bedrag betalen van € 66,- (1/2 punt × € 132,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt NS Reizigers in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 264,-;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
51909

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853El