ECLI:NL:RBROT:2023:12194

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10733534 VZ VERZ 23-9225
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en toekenning van vergoedingen in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster01], een allround facilitair medewerkster, en haar werkgever, de stichting Het Peutercollege. [verzoekster01] was op 23 april 2019 in dienst getreden en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Na een periode van ziekteverlof en re-integratie, heeft [verzoekster01] op 26 juli 2023 een e-mail gestuurd naar haar werkgever waarin zij beschuldigingen van belastingfraude uitte. Op 7 augustus 2023 werd zij op staande voet ontslagen, wat leidde tot een verzoek om vergoeding van diverse bedragen, waaronder een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De rechter oordeelde dat de gedragingen van [verzoekster01] niet de hoge lat van een dringende reden haalden en dat een minder verstrekkende maatregel, zoals een waarschuwing, voldoende zou zijn geweest. De kantonrechter heeft Het Peutercollege veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, en andere vergoedingen, inclusief wettelijke rente. Het verzoek van Het Peutercollege om [verzoekster01] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding werd afgewezen, evenals het verzoek om boetes wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding.

De proceskosten werden toegewezen aan [verzoekster01], en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Rotterdam
zaaknummer: 10733534 VZ VERZ 23-9225
datum uitspraak: 21 december 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoekster,
tevens verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J. Marges,
tegen
de stichting
STICHTING HET PEUTERCOLLEGE,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
tevens verzoekster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.S. van Dijk
.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoekster01] ” en “Het Peutercollege”.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoekster01] , met bijlagen;
  • het verweerschrift van Het Peutercollege, tevens houdende een zelfstandig tegenverzoek, met bijlagen;
  • de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [verzoekster01] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 december 2023. [verzoekster01] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Marges. Namens Het Peutercollege zijn verschenen [functie01] [naam01] en de [functie02] [naam02] , bijgestaan door haar gemachtigde mr. Van Dijk. Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht.

2.De feiten

2.1.
Het Peutercollege houdt zich bezig met kinder- en buitenschoolse opvang.
De administratie van Het Peutercollege wordt verricht door DebiCare Nederland B.V. (hierna DebiCare).
2.2.
[verzoekster01] , geboren op [geboortedatum01] 1976, is op 23 april 2019 bij Het Peutercollege in dienst getreden in de functie van allround facilitair medewerkster, laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.3.
Het laatstverdiende loon van [verzoekster01] bedraagt € 2.054,00 bruto per maand, exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Kinderopvang van toepassing.
2.4.
In artikel 7 van de arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen. In artikel 9 is een boetebeding opgenomen.
2.5.
Bij indiensttreding zijn partijen overeengekomen dat de twee dochters van [verzoekster01] door Het Peutercollege opgevangen zouden worden zonder dat daarvoor facturen in rekening gebracht zouden worden.
2.6.
[verzoekster01] heeft zich in oktober 2022 ziekgemeld. Vanaf maart 2023 is [verzoekster01] gestart met re-integratie in passende arbeid.
2.7.
Door de partner van [verzoekster01] is in maart 2023 een verblijfsdocument aangevraagd bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De gemachtigde van de partner van [verzoekster01] heeft Het Peutercollege op 2 mei 2023 gevraagd een werkgeversverklaring te verstrekken in verband met de toetsing van het middelenvereiste. Het Peutercollege heeft dit geweigerd.
2.8.
[verzoekster01] heeft in een e-mail van 31 mei 2023 [naam02] gevraagd te verklaren waarom [verzoekster01] die dag door haar tijdens haar werkzaamheden werd geobserveerd vanuit de BSO ruimte en waarom haar privacy werd geschonden.
2.9.
[verzoekster01] heeft op 26 juli 2023 een e-mail gestuurd aan [naam01] . Daarin is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
“Ik schrijf u naar aanleiding van meerdere e-mails die mijn advocaat u heeft gestuurd met betrekking tot een werkgeversverklaring. Het valt mij op dat u niet op een fatsoenlijke manier heeft gereageerd en niet bereikt lijkt om mee te werken.
Helaas ben ik genoodzaakt om openlijk toe te geven dat u mij hebt gedwongen om de aanvraag voor kinderopvang in 2019 aan te vechten, puur om geld te kunnen ontvangen.
Het is duidelijk dat geld uw voornaamste drijfveer is. Toen ik in 2019 bij u kwam werken, deed ik dat met liefde en respect, met hart en ziel. U bood aan dat mijn kinderen gratis bij u opvang zouden krijgen vanwege mijn schulden bij de belastingdienst.
Destijds was de belastingdienst nog bezig met het onderzoeken van mijn schulden.
Het was afgesproken dat ik u niet hoefde te betalen voor de opvang in 2019.
Andere voormalige collega’s kunnen getuigen van deze afspraak.
Via mijn bankafschriften kan ik aantonen dat er nooit betaling heeft plaatsgevonden. Echter, u heeft Debicare, de heer [naam03] betrokken bij uw financiële kwesties.
Helaas heb ik nooit betaald, maar u heeft inmiddels ruim 20.000 euro van de belastingdienst ontvangen, wat mij niet interesseert”. (…)
2.10.
[verzoekster01] heeft op 26 juli 2023 op haar persoonlijke Facebookpagina een post geplaatst met als titel “Karma is een bitch!” met daaronder de tekst:
“Vergeten en vergeven ik vergeef niks
Ik ben God niet, die vergeeft je aan de hemelpoort, ik niet…
Voor de mensen die ik haat, hier heb ik een reden voor.
Mijn haat zal afnemen maar zal nooit verdwijnen.
sommige dingen zal ik nooit kunnen vergeten en zeker niet kunnen vergeven.
Zit je aan mij, mijn vrienden of familie, blijf achterom kijken want ooit zal ik wraak nemen.
Één ding in het leven is zeker, boontje komt om zijn loontje.
Wat je zaait is wat je oogst, maak je mij kwaad dan is het raak.
Ooit onverwachts kom je mij tegen, dan kun je beter rennen voor je leven.
Je kunt mensen oplichten, mensen bestelen, je kunt mensen pijn doen, verraden en in de maling nemen.
Maar ooit kom je de verkeerde tegen, karma is een bitch.
Het wiel van het leven draait rond, je krijgt wat je toekomt.
2.11.
Op 7 augustus 2023 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster01] , [naam01] , [naam02] en de gemachtigde van Het Peutercollege. In dit gesprek is aan [verzoekster01] medegedeeld dat zij op staande voet werd ontslagen. Dit ontslag op staande voet is op 8 augustus 2023 per e-mail schriftelijk aan [verzoekster01] bevestigd.

3.Het geschil

in het verzoek ex artikel 7:681 BW
3.1.
[verzoekster01] heeft (na wijziging) verzocht, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Het Peutercollege te veroordelen tot betaling aan haar van:
a. de transitievergoeding ad € 3.260,00 bruto;
b. een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ad € 6.418,90 bruto;
c. de vakantietoeslag juni/juli 2023 ad € 370,64 bruto;
d. de eindejaarsuitkering per 31 juli 2023 ad € 436,22 bruto;
e. het loon, inclusief vakantietoeslag van 1 tot 7 augustus 2023 ad € 409,53;
f. de wettelijke verhoging over de genoemde bedragen onder c, d, en e;
g. de wettelijke rente;
een en ander met veroordeling van Het Peutercollege in de kosten van het geding.
3.2.
Aan haar verzoek heeft [verzoekster01] - samengevat weergeven - het volgende ten grondslag gelegd:
[verzoekster01] stelt zich allereerst op het standpunt dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Het Peutercollege heeft het ontslag naar aanleiding van de mail van 26 juli 2023 pas gegeven op 7 augustus 2023. Het is voor [verzoekster01] ook niet duidelijk welke beschuldiging uit de ontslagbrief precies heeft geleid tot het ontslag op staande voet. [verzoekster01] wordt door
Het Peutercollege van diverse feiten beschuldigd, maar het enige wat zij heeft gedaan is het verzenden van de e-mail van 26 juli 2023, niets meer en niets minder. Deze gedraging kan geen dringende reden voor een ontslag op staande voet opleveren. [verzoekster01] heeft geen bericht aan derden gestuurd, heeft niets openbaar gemaakt, heeft niemand in een kwetsbare positie gebracht en heeft met haar gedrag ook geen schade aan andere organisaties toegebracht.
De berichten op Facebook waren ook niet bedoeld als bedreiging aan het adres van
Het Peutercollege.
3.3.
[verzoekster01] legt zich neer bij de beëindiging van haar dienstverband. Zij maakt aanspraak op betaling van de transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, achterstallig loon, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
3.4.
Het Peutercollege heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de verzoeken van [verzoekster01] , met veroordeling van [verzoekster01] in de proceskosten. Door Het Peutercollege is daartoe - samengevat weergegeven - het volgende aangevoerd.
Het door Het Peutercollege op 7 augustus 2023 gegeven ontslag is rechtsgeldig gegeven. [verzoekster01] heeft Het Peutercollege, DebiCare en de heer [naam04] ten onrechte beschuldigd van belastingfraude en zij heeft dit openbaar gemaakt, dan wel zij heeft gedreigd dit openbaar te maken als Het Peutercollege niet de gevraagde werkgeversverklaring aan [verzoekster01] zou verstrekken. Het Peutercollege heeft onmiddellijk, nadat zij kennis had genomen van de aantijgingen van [verzoekster01] , onderzoek laten verrichten en een gesprek met [verzoekster01] gevoerd. Toen [verzoekster01] op 7 augustus 2023 geen openheid van zaken wenste te geven heeft Het Peutercollege de arbeidsovereenkomst opgezegd, onder onverwijlde mededeling van de reden aan [verzoekster01] . Van Het Peutercollege kon niet langer worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.5.
Het Peutercollege meent dat de ontstane situatie volledig aan [verzoekster01] te wijten is.
De door haar verzochte transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging dienen dan ook te worden afgewezen. Zij verzoekt een eventueel toe te wijzen vergoeding wegens onregelmatige opzegging vast te stellen op € 5.764,45 bruto en de eindafrekening op € 1.310,00 bruto.
in het tegenverzoek
3.6.
Het Peutercollege heeft verzocht [verzoekster01] te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 5.764,45 bruto aan vergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW, alsmede een bedrag van € 2.000,00 aan verbeurde boetes.
3.7.
Aan haar verzoek heeft het Peutercollege - samengevat weergegeven - ten grondslag gelegd dat [verzoekster01] haar een dringende reden heeft gegeven de arbeidsovereenkomst per direct te beëindigen. Doordat [verzoekster01] haar ongefundeerde beschuldigingen met derden heeft besproken heeft zij voorts in strijd gehandeld met haar contractuele geheimhoudingsbeding, zodat zij een boete verschuldigd is geworden.
3.8.
Het verweer van [verzoekster01] strekt tot afwijzing van het tegenverzoek.
3.9.
Op de overige stellingen van partijen wordt - voor zover van belang - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De kern van het geschil betreft de vraag of Het Peutercollege [verzoekster01] op goede gronden op staande voet heeft mogen ontslaan.
Onverwijldheid
4.2.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van de dringende reden aan de wederpartij. Door Het Peutercollege is ten aanzien van de onverwijldheid aangevoerd dat [naam01] tijdens haar vakantie in Marokko op 31 juli 2023 heeft kennisgenomen van de e-mail van [verzoekster01] van 26 juli 2023 en dat zij nog diezelfde dag contact heeft opgenomen met haar gemachtigde. [naam01] heeft eveneens de e-mail van [verzoekster01] doorgestuurd naar DebiCare. DebiCare heeft onder overlegging van stukken bij
e-mail van vrijdag 4 augustus 2023 op de beschuldigingen van [verzoekster01] gereageerd.
In dit geval gaat het om een situatie waarin door een werkneemster een beschuldiging van belastingfraude is gedaan. De aard van deze aantijging rechtvaardigt dat Het Peutercollege nader onderzoek heeft laten verrichten door informatie op te vragen bij DebiCare, die immers duidelijkheid kon geven of en hoe er indertijd aan [verzoekster01] gefactureerd was. Hoewel partijen ieder een andere lezing geven over hoe het telefoongesprek op maandag 7 augustus 2023 is verlopen, staat in ieder geval vast dat [verzoekster01] op dat moment bij haar beschuldiging is gebleven. Dit is voor Het Peutercollege de spreekwoordelijke druppel geweest en zij is vervolgens tijdens dit gesprek overgegaan tot het geven van het ontslag op staande voet. Het Peutercollege heeft daarmee voldoende voortvarend gehandeld en het ontslag op staande voet is dan ook onverwijld gegeven.
Dringende reden
4.3.
Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor een werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden die een beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, moeten alle omstandigheden van het geval - in onderling verband en samenhang - in aanmerking worden genomen.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW ontbreekt. Het aan [verzoekster01] gegeven ontslag op staande voet is daarom niet rechtsgeldig.
Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
4.5.
Het Peutercollege heeft in de ontslagbrief van 7 augustus 2023 - kort gezegd - opgenomen dat [verzoekster01] zich schuldig heeft gemaakt aan (het openbaar maken van) ernstige (valse) beschuldigingen van fraude aan haar adres, waarbij zij eveneens haar samenwerkende partners DebiCare en [naam04] in een uiterst kwetsbare situatie heeft gebracht en aan de naam en faam van Het Peutercollege grote schade is toegebracht. Het Peutercollege heeft de
e-mail van 26 juli 2023 opgevat als chantage en bedreiging aan het adres van haar organisatie en de post “Karma is een bitch!” met de begeleidende tekst als een bedreiging aan het adres van [naam01] .
4.6.
Uit de stellingen van partijen en de overgelegde correspondentie kan worden opgemaakt dat tussen [verzoekster01] en Het Peutercollege spanningen zijn ontstaan gedurende de re-integratie van [verzoekster01] en nadat Het Peutercollege heeft geweigerd aan [verzoekster01] een werkgeversverklaring te verstrekken. [naam01] heeft aan de gemachtigde F. Ben-Saddek in mei 2023 laten weten dat zij geen werkgeversverklaring wilde afgeven, omdat het vertrouwen van Het Peutercollege door [verzoekster01] is geschaad en deze verklaring tegenstrijdig kon zijn met het belang van haar organisatie en zij bovendien twijfelde aan de noodzaak daarvoor, omdat [verzoekster01] zou hebben verklaard dat haar man (zoals ze hem zelf noemde) al in Nederland zou zijn. Wat zij daar precies mee bedoeld heeft is door Het Peutercollege verder niet toegelicht. Weliswaar bestaat voor Het Peutercollege geen verplichting een werkgeversverklaring af te geven, maar het weigeren daarvan kan wel in strijd zijn met goed werkgeverschap. Voor zover zij moeite had met het invullen van de aan haar verstrekte verklaring miskent zij dat zij in ieder geval op grond van artikel 7:655 lid 1 BW verplicht is een schriftelijke opgave met gegevens over het dienstverband van [verzoekster01] te verstrekken. Het is bovendien niet aan Het Peutercollege om als werkgeefster een oordeel te hebben over de noodzaak om de partner van [verzoekster01] uit Marokko naar Nederland te halen.
4.7.
Na de weigering van Het Peutercollege heeft [verzoekster01] kennelijk gemeend haar ongenoegen over deze situatie te laten blijken aan Het Peutercollege door middel van de e-mail van 26 juli 2023 met als onderwerp “Gefraudeerd met de belastingdienst”. In de e-mail heeft [verzoekster01] aangegeven dat zij zich genoodzaakt voelde openlijk toe te geven dat [naam01] haar zou hebben gedwongen te frauderen met de aanvraag kinderopvang 2019, als gevolg waarvan
Het Peutercollege € 20.000,00 van de Belastingdienst zou hebben ontvangen, ondanks dat [verzoekster01] niet hoefde te betalen voor de kinderopvang. Het Peutercollege zou daarbij DebiCare en
[naam04] hebben betrokken. Dat [verzoekster01] zo heeft gehandeld als zij heeft gedaan en ook tijdens het telefoongesprek op 7 augustus 2023 (en uiteindelijk ook tijdens de zitting) bij haar standpunt is gebleven heeft kennelijk bij [naam01] tot schrik en hevige emoties geleid, een en ander zoals zij ook tijdens de zitting heeft aangevoerd. Daarbij komt nog dat [verzoekster01] op 26 juli 2023 (op dezelfde dag als de e-mail) de Facebook post met de tekst “Karma is een bitch” heeft geplaatst. Hoewel dit bericht niet expliciet aan Het Peutercollege is gericht heeft [naam01] dit opgevat als een bedreiging aan haar adres. [verzoekster01] heeft op de vraag voor wie de Facebook post bedoeld was ook tijdens de zitting geen duidelijk antwoord gegeven, anders dan dat zij het een mooie tekst vond. Dat [verzoekster01] tijdens het telefoongesprek van 7 augustus 2023 bedreigingen zou hebben geuit, zoals door [naam01] tijdens de zitting is gesteld, is niet gebleken. Hoewel beide partijen de opname van dit gesprek uitgeluisterd hebben is de opname niet overgelegd, zodat ervan uit moet worden gegaan dat deze bedreigingen niet hebben plaatsgevonden.
4.8.
Ook in deze procedure heeft [verzoekster01] geen openheid van zaken gegeven over hetgeen zij openbaar heeft gemaakt, of wie de collega’s zouden zijn die daarover zouden kunnen getuigen, zoals zij heeft gesteld. Hoewel door haar gemachtigde naar voren is gebracht dat [verzoekster01] niets openbaar heeft gemaakt heeft zij (uiteindelijk) tijdens de zitting wel erkend dat zij na het ontslag over deze kwestie met (oud)collega’s heeft gesproken. De ontwijkende en niet consistente verklaringen van [verzoekster01] komen haar geloofwaardigheid niet ten goede en dit heeft bij Het Peutercollege op zijn minst tot irritatie en frustratie geleid.
4.9.
Uit de door Het Peutercollege overgelegde stukken van DebiCare blijkt dat de facturen kinderopvang 2019 zoals afgesproken “on hold” zijn gezet, zodat de kinderen van [verzoekster01] niet de dupe zouden worden van haar belastingschulden. De beschuldigingen van [verzoekster01] in de richting van haar werkgeefster zijn ongefundeerd en misplaatst. [verzoekster01] heeft haar beschuldiging ook op geen enkele wijze onderbouwd, anders dan dat zij met “openlijk” (toe te geven) heeft bedoeld te zeggen “open en eerlijk”. [verzoekster01] had zich moeten realiseren dat zij met een dergelijke valse aantijging een grens heeft overschreden. Dit enkele feit rechtvaardigt gegeven de omstandigheden echter nog geen ontslag op staande voet en moet ook worden gezien in het licht van de voorgeschiedenis tussen partijen. Nu verder ook niet is gebleken dat [verzoekster01] haar aantijging van fraude openbaar heeft gemaakt is daarmee ook niet gebleken dat Het Peutercollege en haar samenwerkende partners in een kwetsbare positie zijn gebracht en op welke wijze Het Peutercollege is aangetast in haar naam en faam. Het Peutercollege heeft dat verder niet geconcretiseerd en uit de overgelegde stukken blijkt dat ook niet.
4.10.
[verzoekster01] heeft niet correct gehandeld jegens haar werkgeefster, terwijl Het Peutercollege haar bij indiensttreding tegemoet is gekomen door haar wegens belastingschulden gratis kinderopvang aan te bieden. De kantonrechter is echter van oordeel dat de gedragingen van [verzoekster01] niet de hoge lat van een dringende reden halen. Ontslag op staande voet is een ultimum remedium dat slechts gegeven mag worden als van de werkgever niet langer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst nog langer te laten voortduren. Een minder verstrekkende maatregel zoals een dringende waarschuwing met daaraan verbonden consequenties had hier kunnen volstaan.
4.11.
De omstandigheid dat [verzoekster01] op 2 oktober 2023 op Facebook een afbeelding heeft geplaatst met de tekst “Oog om oog, tand om tand” heeft geen rol gespeeld in de beslissing van Het Peutercollege om haar op staande voet te ontslaan, zodat daaraan voorbij zal worden gegaan. Dit geldt ook voor het verwijt van Het Peutercollege dat [verzoekster01] zich regelmatig (passief-) agressief en intimiderend zou uiten en dat zij zou hebben gezegd niet te beroerd zou zijn haar vuisten te gebruiken.
Conclusie
4.12.
Nu geen sprake was van een dringende reden was Het Peutercollege niet bevoegd de arbeidsovereenkomst met [verzoekster01] onverwijld op te zeggen.
4.13.
[verzoekster01] heeft berust in het ontslag op staande voet en daarmee staat vast dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd per 7 augustus 2023. De met het einde van de arbeidsovereenkomst samenhangende verzoeken zullen hieronder worden besproken.
Transitievergoeding
4.14.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:673 BW is de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. Gelet op het voorgaande is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verzoekster01] als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub c BW. Het verzoek van [verzoekster01] tot toekenning van een transitievergoeding is dan ook toewijsbaar. Het door [verzoekster01] verzochte bedrag van € 3.260,00 bruto is door Het Peutercollege cijfermatig niet weersproken en zal aldus worden toegewezen. De wettelijke rente over de transitievergoeding wordt op grond van artikel 7:686a lid 1 BW toegewezen vanaf 7 september 2023.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.15.
Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is Het Peutercollege een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat de opzegtermijn op grond van de CAO twee maanden bedraagt. Bij een regelmatige opzegging op 7 augustus 2023 had Het Peutercollege daarmee tegen
1 november 2023 kunnen opzeggen. Het loon van [verzoekster01] over de periode van 7 augustus 2023 tot 1 november 2023 bedraagt € 6.418,90 bruto, inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar. De wettelijke rente over deze vergoeding wordt op grond van artikel 7:686a lid 1 BW toegewezen vanaf 7 augustus 2023.
Restant vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en achterstallig loon
4.16.
[verzoekster01] maakt daarnaast aanspraak op het restant vakantietoeslag juni/juli 2023, de eindejaarsuitkering en het achterstallige loon over de periode van 1 augustus 2023 tot de datum van het ontslag. Het Peutercollege heeft verzocht het in het kader van de eindafrekening uit te keren bedrag vast te stellen op € 1.310,00 bruto. Uit de door
Het Peutercollege overgelegde eindafrekening blijkt dat [verzoekster01] nog recht heeft op een
bedrag van € 406,38 bruto aan vakantiegeld, een bedrag van € 449,72 aan eindejaarsuitkering, een tegemoetkoming ZVW van € 8,00 en een bedrag van € 446,52 bruto aan achterstallig loon over de periode van 1 tot 7 augustus 2023. Deze bedragen zijn niet door [verzoekster01] weersproken, zodat van de juistheid hiervan zal worden uitgegaan. Deze bedragen zijn toewijsbaar. De wettelijke rente over deze bedragen is toewijsbaar vanaf de respectieve data van opeisbaarheid.
Wettelijke verhoging
4.17.
De wettelijke verhoging over de hiervoor onder 4.16 genoemde bedragen is toewijsbaar zoals in het dictum vermeld. De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 15%.
In de verzoeken van Het Peutercollege
4.18.
Het Peutercollege verzoekt [verzoekster01] op grond van artikel 7:677 lid 2 BW te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 5.764,45 bruto. Artikel 7:677 lid 2 BW vereist echter dat [verzoekster01] door opzet of schuld aan Het Peutercollege een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Hierboven is reeds geoordeeld dat daarvan geen sprake is geweest. Een dergelijke vergoeding is dan ook niet toewijsbaar.
4.19.
Het Peutercollege verzoekt voorts op grond van het boetebeding om een vergoeding van € 2.000,00, omdat [verzoekster01] het geheimhoudingsbeding zou hebben overtreden en vervolgens heeft geweigerd de namen te noemen van de collega’s die zij zou hebben gesproken en die zouden kunnen getuigen. Een geheimhoudingsbeding beperkt een werknemer vertrouwelijke informatie met betrekking tot de werkgever te verspreiden. Meer specifiek is in het geheimhoudingsbeding van [verzoekster01] opgenomen dat geheimhouding dient te worden betracht omtrent alles waarvan zij in het kader van haar werkzaamheden heeft kennisgenomen. Hoewel [verzoekster01] uiteindelijk heeft erkend dat zij na het ontslag iets heeft besproken met collega’s brengt een redelijke uitleg niet mee dat dit beding strekt tot geheimhouding ten aanzien van hetgeen [verzoekster01] zelf betreft, namelijk de kinderopvang van haar eigen kinderen en hetgeen zij daarover heeft besproken met werknemers van Het Peutercollege zelf. De gevorderde boetes worden dan ook afgewezen.
In beide verzoeken
4.21.
Het Peutercollege moet als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verzoekster01] tot vandaag vast op € 86,00 aan griffierecht, € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 132,00 aan nakosten. Dit bedraagt totaal € 747,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. De proceskosten in het tegenverzoek worden op nihil gesteld. In verband met de aan [verzoekster01] verleende toevoeging dienen de proceskosten rechtstreeks aan haar gemachtigde te worden betaald.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.22.
Deze beschikking wordt ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
In het verzoek ex artikel 7:681 BW:
5.1.
veroordeelt Het Peutercollege om aan [verzoekster01] te betalen:
- een bedrag van € 3.260,00 bruto aan transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 7 september 2023 tot de dag van algehele voldoening;
- een bedrag van € 6.418,90 bruto aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging,
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf
7 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening;
- een bedrag van € 406,38 bruto aan vakantietoeslag, een bedrag van € 449,72 bruto aan eindejaarsuitkering, een bedrag van € 8,00 tegemoetkoming ZVW en een bedrag van € 446,52 bruto aan achterstallig loon over de periode van 1 augustus 2023 tot
7 augustus 2023, te vermeerderen met 15% wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW en het aldus verhoogde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de respectieve data van opeisbaarheid;
in het tegenverzoek
5.2.
wijst het verzoek van Het Peutercollege af;
in alle verzoeken
5.3.
veroordeelt Het Peutercollege in de proceskosten, tot vandaag aan de kant van [verzoekster01] vastgesteld op € 747,00, rechtstreeks te betalen aan haar gemachtigde;
5.4.
verklaart deze beschikking ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
829