ECLI:NL:RBROT:2023:12217

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10274535 \ CV EXPL 23-823
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van precontractuele informatieverplichtingen in een consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging Eigen Huis en een gedaagde die zelf procedeert. De zaak betreft een ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieverplichtingen die de Vereniging Eigen Huis zou hebben geschonden bij het sluiten van een overeenkomst met de gedaagde in oktober 2020. De gedaagde betwist dat de overgelegde screenshots van het bestelproces in 2023 overeenkomen met het proces dat hij heeft doorlopen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Vereniging Eigen Huis niet voldoende bewijs heeft geleverd dat aan de informatieverplichtingen is voldaan, zoals vastgelegd in artikel 6:230m lid 1 BW. Hierdoor is de betalingsverplichting van de gedaagde met 50% verminderd, wat resulteert in een toewijsbare hoofdsom van €180,00.

Daarnaast heeft de kantonrechter de Vereniging Eigen Huis recht gegeven op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van €48,40, en de rente over de toegewezen hoofdsom. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de gedaagde het bedrag moet betalen, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in hoger beroep gedaan. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.A. Vriezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10274535 \ CV EXPL 23-823
datum uitspraak: 15 december 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Vereniging Eigen Huis,
vestigingsplaats: Amersfoort,
eiseres,
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘de Vereniging Eigen Huis’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 12 mei 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte nadere toelichting van 8 juni 2023 van de Vereniging Eigen Huis;
  • het e-mailbericht van 6 juli 2023 van [gedaagde01] ;
  • de rolbeslissing van 25 augustus 2023;
  • de akte uitlating van 21 september 2023 van de Vereniging Eigen Huis;
  • het e-mailbericht van 19 oktober 2023 van [gedaagde01] .

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de Vereniging Eigen Huis de mogelijkheid gegeven te reageren op zijn voornemen de betalingsverplichting van [gedaagde01] (deels) te vernietigen vanwege de (mogelijke) schending door de Vereniging Eigen Huis van de informatieverplichtingen zoals deze zijn opgenomen in artikel 6:230m lid 1 BW. De Vereniging Eigen Huis heeft daartoe een akte genomen. Op deze akte heeft [gedaagde01] gereageerd. Omdat vervolgens nog een aantal punten onduidelijk waren, heeft de kantonrechter de zaak via een rolbeslissing naar de rol verwezen om de Vereniging Eigen Huis in de gelegenheid te stellen nog twee vragen van de kantonrechter te beantwoorden. Dat heeft zij bij akte gedaan. Op deze akte heeft [gedaagde01] weer gereageerd.
Precontractuele informatie
2.2.
De Vereniging Eigen Huis verwijst in haar aktes naar screenshots van haar website: www.eigenhuis.nl. [gedaagde01] betwist echter dat deze screenshots overeenkomen met het bestelproces zoals hij dat heeft doorlopen in oktober 2020. Dat deze screenshots niet overeenkomen blijkt volgens hem onder andere uit het feit dat op deze screenshots staat dat voor een rechtspositiebepaling € 380,00 moet worden betaald, terwijl hij hiervoor € 360,00 heeft moeten betalen. Gelet op dit verweer, heeft de kantonrechter de Vereniging Eigen Huis door middel van een rolbeslissing gevraagd zich uit te laten over de volgende vragen:
Zag de website van de Vereniging Eigen Huis er op het moment dat [gedaagde01] de rechtspositiebepaling afnam (oktober 2020) hetzelfde uit als op de overgelegde screenshots?
Als vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, hoe komt het dat op de screenshots is vermeld dat voor de rechtspositiebepaling een bedrag van € 380,00 moet worden betaald, terwijl bij [gedaagde01] voor de rechtspositiebepaling een bedrag van € 360,00 in rekening is gebracht?
2.3.
De Vereniging Eigen Huis heeft als antwoord op deze vragen aangegeven dat de website van Vereniging Eigen Huis ongewijzigd is, en dat de website op het moment dat [gedaagde01] de rechtspositiebepaling afnam identiek is aan hoe deze staat afgebeeld op de door de Vereniging Eigen Huis overgelegde screenshots. Er staat een ander tarief op de screenshots van na 1 mei 2023 afgebeeld, omdat het tarief voor de rechtspositiebepaling op 1 mei 2023 is gewijzigd naar € 380,00. De overige voorwaarden met betrekking tot de rechtspositiebepaling zijn ongewijzigd gebleven. De huidige informatie op de website van de Vereniging Eigen Huis omtrent de rechtspositiebepaling is dus verder niet gewijzigd, aldus de Vereniging Eigen Huis. [gedaagde01] heeft dit betwist en aangevoerd dat de informatie niet overeenkomt met enkele jaren geleden toen hij geïnteresseerd was in de diensten van de Vereniging Eigen Huis. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde01] hiermee bedoelt aan te voeren dat de screenshots niet overeenkomen met de website op het moment dat hij het bestelproces heeft doorlopen.
2.4.
Van de Vereniging Eigen Huis had verwacht mogen worden dat zij screenshots had overgelegd van de website in oktober 2020. Dat heeft zij niet gedaan. De door de Vereniging Eigen Huis overgelegde screenshots kunnen, gelet op de betwisting van [gedaagde01] , echter niet dienen ter onderbouwing van haar stelling dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst is voldaan aan de in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde vereisten. Voor de kantonrechter is namelijk niet te verifiëren dat het bestelproces in oktober 2020 precies hetzelfde was als weergegeven op de screenshots van hat bestelproces in 2023. Hierdoor is niet na te gaan of de Vereniging Eigen Huis [gedaagde01] op alle essentiële informatie heeft gewezen tijdens het sluiten van de overeenkomst van opdracht, en of [gedaagde01] op de hoogte was van wat de rechtspositiebepaling precies inhield en wat hij hiervan mocht verwachten. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat niet aan de essentiële informatieverplichtingen is voldaan.
2.5.
Omdat niet kan worden vastgesteld dat aan de essentiële informatieverplichtingen is voldaan, zal de kantonrechter de overeenkomst met toepassing van de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieverplichtingen gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van [gedaagde01] wordt verminderd met 50%. Er kan in dit geval namelijk niet worden vastgesteld dat er geen sprake is van meer dan drie voldoende ernstige schendingen. Dit betekent dat €180,00 aan hoofdsom toewijsbaar is (50% van € 360,00).
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.6.
De Vereniging Eigen Huis heeft recht op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor die kosten te krijgen (artikel 6:96 BW). De Vereniging Eigen Huis heeft voor wat betreft de hoogte van die vergoeding slechts recht op het bedrag dat is gebaseerd op de toewijsbare hoofdsom op het moment van de veertiendagenbrief. Daarom is slechts € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar. De rente over de toegewezen hoofdsom wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van de Vereniging Eigen Huis volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist.
Proceskosten
2.7.
Onder genoemde omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat de Vereniging Eigen Huis geen screenshot van het bestelproces in oktober 2020 heeft overgelegd, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan de Vereniging Eigen Huis te betalen € 228,40 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 12 december 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
54214