ECLI:NL:RBROT:2023:12219

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
C/10/651876 / HA ZA 23-101
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van stukken op grond van artikel 843a Rv in geschil over stookkostenadministratie

In deze zaak vordert eiseres, gevestigd te Gorinchem, op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) inzage in bepaalde stukken van gedaagden, die ook gevestigd zijn te Gorinchem en Werkendam. Eiseres en gedaagde 1 delen een CV-ketel en hebben een gemeenschappelijke stookkostenadministratie. Eiseres vermoedt dat de stookkosten sinds 2018 niet correct zijn verrekend door gedaagde 2, die tevens de bestuurder van gedaagde 1 is. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om gedaagden te veroordelen tot afgifte van diverse documenten, waaronder de afrekening van de stookkosten en jaarrekeningen over de jaren 2018 tot en met 2020. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, waarbij is vastgesteld dat gedaagden in staat zijn om de gevraagde stukken te verstrekken. De rechtbank heeft de vordering tot afgifte van bepaalde stukken afgewezen omdat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd welk belang zij heeft bij hernieuwde afgifte van reeds verstrekte documenten. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden niet voldoen aan de veroordeling tot afgifte van de stukken. Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten vergoeden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/651876 / HA ZA 23-101
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te Gorinchem,
eiseres,
advocaat mr. M.J. Goedhart te Rotterdam,
tegen
1.
[gedaagde 1],
gevestigd te Gorinchem,
2.
[gedaagde 2],
tevens handelend onder de naam
[naam bedrijf],
wonende te Werkendam,
gedaagden,
advocaat mr. C.T. Klepper te Hardinxveld-Giessendam.
Eiseres wordt hierna [eiseres] genoemd. Gedaagden worden hierna, elk afzonderlijk, [gedaagde 1] en [naam bedrijf], of, gezamenlijk, [gedaagde partij] genoemd.

1.De kern van het geschil

[eiseres] en [gedaagde 1] delen dezelfde CV-ketel. [naam bedrijf] is de bestuurder en administrateur van [gedaagde 1] en de voormalig bestuurder en administrateur van [eiseres]. [eiseres] vermoed dat de stookkosten sinds 2018 niet (op een juiste wijze) zijn verrekend door [naam bedrijf]. Om dit te kunnen controleren en om haar mogelijke vorderingen op [naam bedrijf] en [gedaagde 1] te kunnen bepalen, wil [eiseres] stukken ontvangen van [naam bedrijf] of [gedaagde 1]. De rechtbank wijst de vordering gedeeltelijk toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 januari 2023 met producties 1 tot en met 14;
  • het verlenen van akte niet-dienen voor conclusie van antwoord.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] en [gedaagde 1] delen dezelfde CV-ketel. Zij hebben daarom een gemeenschappelijke stookkostenadministratie.
3.2.
Tot 1 december 2020 was [naam bedrijf] administrateur en bestuurder van beide VvE’s. [eiseres] heeft sindsdien een nieuwe administrateur en bestuurder, namelijk [naam bestuurder] (hierna: “[naam bestuurder]”). De afrekening van de stookkosten wordt wel nog steeds verzorgd door [naam bedrijf].

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] hoofdelijk veroordeelt tot afgifte binnen drie weken van:
“ a. het toegezegde fysieke dossier;
b. de opstelling afrekening van de stookkosten over het jaar 2021;
c. de correctie afrekening van de stookkosten over het jaar 2020;
d. de opgestelde jaarrekeningen over de jaren 2018 – 2020;
e. een “schoon” overzicht van de tussenrekeningen;
f. de voorschotfacturen van [gedaagde 1] vanaf september 2021;
g. een kopie van het huidige actueel gascontract;
h. de bevestiging van de finale kwijting van [naam bedrijf] jegens [eiseres].”
Een en ander op straffe van een hoofdelijke dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00 en met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van de procedure.
4.2.
[eiseres] baseert haar vordering primair op de exhibitieplicht van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’). Daartoe stelt zij dat [naam bestuurder] heeft opgemerkt dat sinds 2018 geen verrekening van de stookkosten meer heeft plaatsgevonden tussen [eiseres] en [gedaagde 1], of dat dit niet op correcte wijze is gedaan. Daarbij zijn kosten en betalingen van beide VvE’s onderling verwisseld.
4.3.
Daardoor heeft [eiseres] mogelijk nog een aanzienlijke vordering op [gedaagde 1]. [eiseres] heeft er recht op en belang bij dat zij de beschikking over deze stookkostenadministratie krijgt, omdat deze administratie ook gegevens over de stookkosten van [eiseres] bevat. Aan de hand van deze stukken kan [eiseres] haar stookkostenadministratie controleren, om vervolgens haar vordering op [gedaagde partij] te bepalen.
4.4.
Daarnaast zijn de door [naam bedrijf] opgestelde jaarrekeningen over de jaren 2018 – 2020 nog niet door de vergadering goedgekeurd en is er ook nog geen decharge verleend aan [naam bedrijf] als bestuurder.
4.5.
Verder wil [eiseres] beschikking krijgen over de fysieke dossiers over haarzelf. Daartoe moeten [gedaagde partij] deze aan haar afgeven.
4.6.
Zowel [naam bedrijf] als [gedaagde 1] zijn in staat om de verzochte stukken aan [eiseres] te verstrekken. Daarom zijn [gedaagde partij] in gelijke mate verantwoordelijk en daarmee ook beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de omstandigheid dat [eiseres] tot op heden niet over de verzochte stukken beschikt.
4.7.
Ondanks dat er meermaals contact is geweest met [naam bedrijf] als administrateur en bestuurder van [gedaagde 1], heeft [eiseres] de verzochte stukken en informatie nog niet. Het is [eiseres] niet duidelijk waarom deze stukken niet aan haar ter hand worden gesteld en evenmin waarom het niet lukt om met [naam bedrijf] tot concrete afspraken te komen.
4.8.
[eiseres] baseert haar vordering subsidiair op onrechtmatig handelen van [gedaagde partij], en meer subsidiair op dat de handelswijze van [gedaagde partij] in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
4.9.
[gedaagde partij] hebben geen verweer gevoerd.

5.De beoordeling

Toetsingskader artikel 843a Rv

5.1.
Een vordering tot afschrift van of inzage in bescheiden is alleen toewijsbaar als aan de drie cumulatieve voorwaarden in het eerste lid van artikel 843a Rv is voldaan. Dat wil zeggen dat:
de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, een rechtmatig belang heeft bij afschrift of inzage daarvan;
de vordering betrekking heeft op “bepaalde” bescheiden;
de bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarbij degene die afschrift of inzage vordert partij is.
De stukken B, C, F en G
5.2.
Ten aanzien van de stukken B, C, F en G heeft [eiseres] voldoende gemotiveerd gesteld dat aan de eisen van artikel 843a Rv. is voldaan. [gedaagde partij] hebben de stellingen van [eiseres] niet weersproken, zodat de vordering voor deze stukken zal worden toegewezen.
Stuk D5.3. Uit de dagvaarding volgt dat stuk D (de vastgestelde jaarrekeningen over de jaren 2018, 2019 en 2020) al aan [naam bestuurder] ter hand is gesteld. Daarmee heeft [eiseres] eveneens de beschikking over dat stuk. Welk belang [eiseres] bij hernieuwde afgifte heeft, heeft zij niet gesteld en is, zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet in te zien. De vordering ten aanzien van stuk D zal daarom worden afgewezen.
De stukken A, E en H
5.4.
Uit de stellingen van [eiseres] blijkt niet (voldoende) welk “
fysieke dossier” (stuk A) door [gedaagde partij] is toegezegd, wat onder een “
schoon overzicht van de tussenrekeningen” (stuk E) moet worden verstaan en wat met “
de finale kwijting” (stuk H) wordt bedoeld. Deze stukken zijn daarmee onvoldoende bepaald, zodat ook ten aanzien van deze stukken de vordering zal worden afgewezen.
5.5.
De subsidiair door [eiseres] aangevoerde grondslagen maken wat onder 5.3 en 5.4 is overwogen niet anders, zodat ook op die grondslagen niet kan worden toegewezen.
Dwangsom
5.6.
De rechtbank zal aan de veroordeling een dwangsom verbinden zoals hierna geformuleerd. [gedaagde partij] hebben hiertegen geen verweer gevoerd en de rechtbank acht deze prikkel tot nakoming passend. Uit de onweersproken stelling van [eiseres] blijkt namelijk dat [gedaagde partij] zich weigerachtig opstellen ten opzichte de verzoeken van [eiseres] om de gevraagde stukken ter hand te stellen aan haar huidige beheerder.
Proceskostenveroordeling
5.7.
[gedaagde partij] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 141,15
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 598,00 (1 punt × tarief II)
- nakosten €
173,00(plus de verhoging vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.588,15
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing met dien verstande dat, anders dan gevorderd, de gebruikelijke termijn van 14 dagen na vonnisdatum zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde partij] hoofdelijk om binnen drie weken na betekening van dit vonnis aan [eiseres] ter hand te stellen de stukken B, C, F en G zoals genoemd in overweging 4.1 van dit vonnis,
6.2.
veroordeelt [gedaagde partij] hoofdelijk om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 6.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
6.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.588,15 en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW indien deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zijn betaald. Als gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten gedaagden € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
[3718/1451/3195]