ECLI:NL:RBROT:2023:12290

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/10/653080 / HA ZA 23-162
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na schade door weggewaaid luik tijdens storm Eunice

In deze zaak vorderden EOC Verzekeringen U.A. en Scheepvaartbedrijf G.C. de Jong en Zoon schadevergoeding van de gedaagde partij, een besloten vennootschap, na schade aan hun schip, het m.s. [naam schip 1], veroorzaakt door een luik van het m.s. [naam schip 2] dat tijdens de storm Eunice losraakte en op hun schip terechtkwam. De eisers stelden dat de gedaagde partij veiligheidsvoorschriften had geschonden en dat er een feitelijk vermoeden bestond van schuld van het schip. De rechtbank concludeerde echter dat er onvoldoende bewijs was dat het luik niet goed was vastgezet of dat er sprake was van een gebrek. De rechtbank oordeelde dat de schade was veroorzaakt door de storm, die als overmacht werd beschouwd, en dat de gedaagde partij niet aansprakelijk was voor de schade. De vorderingen van EOC c.s. werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/653080 / HA ZA 23-162
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
1. de onderlinge waarborgmaatschappij met uitgesloten aansprakelijkheid
EOC VERZEKERINGEN U.A.,
gevestigd te Meppel,
2. de vennootschap onder firma
SCHEEPVAARTBEDRIJF G.C. DE JONG EN ZOON,
gevestigd te Alblasserdam,
eiseressen,
advocaat mr. T. Roos te Capelle aan den IJssel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaten mr. J.J. van de Velde en mr. A.V. Krikke te Rotterdam.
Eiseressen worden hierna aangeduid met EOC en De Jong en gezamenlijk met EOC c.s. Gedaagde wordt hierna aangeduid met [gedaagde] .

1.Korte aanduiding van de zaak

1.1.
EOC c.s. vorderen vergoeding van schade aan het schip van De Jong, het m.s. [naam schip 1] . De schade is ontstaan doordat tijdens de storm Eunice een luik van het schip van [gedaagde] , het m.s. [naam schip 2] , is losgeraakt en op het m.s. [naam schip 1] terecht is gekomen. Een verplichting tot schadevergoeding bestaat slechts indien de schade is veroorzaakt door de schuld van het schip. EOC c.s. stellen dat [gedaagde] veiligheidsvoorschriften heeft geschonden, dat het luik niet goed was vastgezet – althans, dat sprake is van een feitelijk vermoeden daarvan –, ofwel dat de borgkleppen, las of spanbanden gebrekkig waren. De rechtbank concludeert dat op basis van wat door EOC c.s. is aangeleverd, niet kan worden vastgesteld dat het luik niet goed was vastgezet of dat sprake was van een gebrek. Ook zijn er onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die kunnen leiden tot een feitelijk vermoeden. De vorderingen worden afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 18 januari 2023, met producties 1 tot en met 11;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 12;
  • de brieven van de rechtbank van 26 mei 2023 met de oproep voor de mondelinge behandeling;
  • de zittingsagenda van 29 augustus 2023;
  • de ’aantekeningen mondelinge behandeling’ van EOC c.s.;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
2.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 9 oktober 2023. Het vonnis is nader bepaald op vandaag.

3.De feiten

3.1.
De Jong is eigenares van het bij EOC verzekerde motorvrachtschip “ [naam schip 1] ” (135 x 11,45 m, laadvermogen 4.005,454 ton, bouwjaar 2009).
3.2.
[gedaagde] is eigenares van het motorvrachtschip “ [naam schip 2] ” (135 x 11,45 m, laadvermogen 4137,646 ton, bouwjaar 2007).
3.3.
De [naam schip 1] en de [naam schip 2] lagen op 18 februari 2022 kop aan kop (met de boegen naar elkaar gericht) afgemeerd in de Waalhaven te Rotterdam. Zie onderstaande situatieschets (uit de brief van BMT Netherlands B.V. van 30 november 2022):

[AFBEELDING MET HIERIN NAMEN VAN DE SCHEPEN]

3.4.
In de avond van 18 februari 2022 – tijdens de storm Eunice – is het voorste luik van de [naam schip 2] losgeraakt, door de wind opgetild en tegen het voorschip van de [naam schip 1] gewaaid, met schade aan de voormast en het voorste luik van de [naam schip 1] tot gevolg. Vervolgens zijn nog zes luiken van de [naam schip 2] losgeraakt en weggewaaid.
3.5.
Beide partijen hebben naar aanleiding van dit incident een expert aangesteld. In mei 2022 is een door beide experts ondertekend expertiserapport uitgebracht. Hieruit volgt onder meer dat de reparatiekosten aan de [naam schip 1] zijn vastgesteld op € 23.770,61.
3.6.
EOC heeft [gedaagde] op 21 februari 2022 en op 13 juni 2022 aansprakelijk gesteld voor de schade. [gedaagde] wijst aansprakelijkheid af en beroept zich op overmacht.

4.Het geschil

4.1.
EOC c.s. vorderen dat de rechtbank, bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan:
  • i) EOC van € 12.044,63 (uitkering reparatiekosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022 alsmede € 2.147,50 (expertisekosten), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 juli 2022;
  • ii) De Jong van € 3.200 (eigen risico cascoschade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022 alsmede € 11.375,40 (bedrijfsschade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2022;
alles met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel EOC c.s. hun vordering te ontzeggen, dan wel deze af te wijzen, dan wel deze te matigen tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van EOC c.s. in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

standpunten van partijen

5.1.
EOC c.s. gronden hun vorderingen op artikel 8:1002, 1004 en 1005 BW en stellen dat de [naam schip 2] schuld heeft aan de schadevaring in de zin van criterium b en/of c van het Casuele/De Toekomst-arrest. Ter onderbouwing daarvan stellen EOC c.s. het volgende. Het loskomen van het luik levert een gebrek en daarom schuld van het schip op. De luiken moeten zodanig zijn geconstrueerd en worden geborgd dat zij niet kunnen loswaaien. EOC c.s. wijzen in dat verband op artikel 14.10 lid 2 ESTRIN 2021 en de regels voor de classificatie van binnenvaartschepen van Bureau Veritas (Part B, Chapter 6, Section 5 onder 2.1.4, 2e tekstblok). Als de luiken bij wind toch van het schip waaien is daarmee gegeven dat het door de veiligheidsvoorschriften voorgeschreven resultaat niet is bereikt zodat daaraan niet is voldaan en daarom sprake is van een gebrek van het schip of fout van de bemanning, dat tot schuld van het schip en aansprakelijkheid van de eigenaar leidt.
Het luik was niet goed geborgd, hetzij doordat de borgklep niet was ingebracht, of gebrekkig was zonder dat dit werd gecompenseerd door op de juiste wijze een deugdelijke spanband over dit luik te trekken. In ieder geval is sprake van een feitelijk vermoeden daarvan, te meer nu de luiken van de [naam schip 1]
welbestand waren tegen dezelfde krachten van de wind.
5.2.
[gedaagde] betwist dat sprake is van schuld van het schip. [gedaagde] voert aan dat het wegwaaien van de luiken het gevolg is van de storm Eunice (één van de drie zwaarste stormen in de afgelopen vijftig jaar), hetgeen kwalificeert als overmacht. De bemanning heeft met het diagonaal plaatsen van spanbanden, het zekeren van de luiken en het controleren of alle luiken goed vast lagen toereikende maatregelen genomen tegen de storm, aldus [gedaagde] .
wettelijk kader
5.3.
Vast staat dat het voorste luik van de [naam schip 2] tijdens de storm Eunice los is geraakt en tegen het voorschip van de [naam schip 1] is gewaaid met schade aan de voormast en het voorste luik van de [naam schip 1] tot gevolg. Tussen partijen is niet in geschil dat in zoverre sprake is van een schadevaring (artikel 8:1002 BW).
5.4.
Ingevolge artikel 8:1002 BW vindt het in titel 11, afdeling 1 van boek 8 van het BW omtrent aanvaring bepaalde eveneens toepassing indien schade door een binnenschip is veroorzaakt zonder dat een aanvaring plaatshad. Op grond van artikel 8:1004 lid 1 BW bestaat slechts dan een verplichting tot schadevergoeding op grond van genoemde afdeling, indien de schade is veroorzaakt door de schuld van het schip.
5.5.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van ‘schuld van het schip’ dient als uitgangspunt het arrest Casuele/De Toekomst (Hoge Raad 30 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3922). In het arrest Casuele/De Toekomst heeft de Hoge Raad bepaald dat sprake is van ‘schuld van een schip’ indien de schade het gevolg is van (a) een fout van een persoon voor wie de eigenaar van het schip aansprakelijk is volgens de artikelen 6:169 - 6:171 BW, (b) een fout van een persoon of personen die ten behoeve van het schip of van de lading arbeid verricht/verrichten of heeft/hebben verricht, (c) de verwezenlijking van een bijzonder gevaar voor personen of zaken dat in het leven is geroepen doordat het schip niet voldeed aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden eraan mocht stellen.
5.6.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op EOC c.s. de stelplicht en, gelet op de betwisting, de bewijslast van haar stelling dat de schade is veroorzaakt door de schuld van het schip.
schuld van de [naam schip 2] ?
veiligheidsvoorschriften
5.7.
EOC c.s. stellen in dit kader het volgende. [gedaagde] heeft een veiligheidsvoorschrift (artikel 14.10 lid 2 ES-TRIN) geschonden. Omdat het risico of gevaar ter voorkoming waarvan deze norm strekt zich heeft gemanifesteerd, is de ‘omkeringsregel’ van toepassing. Dat betekent dat – behoudens door [gedaagde] te leveren tegenbewijs – wordt vermoed dat de luiken niet goed tegen het oplichten door wind beveiligd waren.
EOC c.s. verwijst in dit verband naar rechtspraak in zaken waarin op een vergelijkbare manier wordt geoordeeld over schepen die door storm door hun trossen slaan. Als de afmeertrossen daartegen niet bestand zijn, volgt daaruit dat er ofwel niet goed was afgemeerd (fout van de bemanning) ofwel dat de trossen gebrekkig waren (gebrek van het schip). Hetzelfde geldt voor luiken. Luiken moeten zodanig zijn geconstrueerd of worden geborgd dat zij niet kunnen loswaaien. Artikel 14.10 lid 2 ES-TRIN 2021 bepaalt immers het volgende:
“Luiken moeten beveiligd kunnen worden tegen oplichten door wind en laadinrichtingen. Schuifluiken moeten zijn voorzien van vergrendelingen die onopzettelijke beweging in de lengterichting met meer dan 0,40 m verhinderen; zij moeten in hun uiterste stand kunnen worden vastgezet. Er moeten geschikte
inrichtingen aanwezig zijn voor het bevestigen van opgestapelde luiken.”
Bureau Veritas bepaalt in haar regels voor binnenvaartschepen Part B, Chapter 6, Section 5, onder 2.1.4. 2e tekstblok:
“Efficient arrangements are to be made to prevent unexpected displacement or lifting of the hatch covers.”
Omdat het door de veiligheidsvoorschriften voorgeschreven resultaat niet is bereikt is aan het veiligheidsvoorschrift niet voldaan en daarom sprake van een gebrek van het schip of een fout van de bemanning en daarmee van schuld van het schip, aldus EOC c.s.
5.8.
[gedaagde] betwist dat zij een veiligheidsvoorschrift heeft geschonden. In het veiligheidsvoorschrift wordt gesproken over wind, terwijl in onderhavige zaak sprake was van één van de drie zwaarste stormen van de afgelopen vijftig jaar. Er zijn windstoten van 120 – 130 km/u gemeten en er zijn meerdere bomen omgewaaid en meerdere luikkappen van schepen en daken van huizen afgewaaid.
Ter onderbouwing van haar betwisting heeft [gedaagde] verklaringen van de bemanning van de [gedaagde] overgelegd waaruit volgt dat de bemanning alle zekeringen (borgen/klingels) van de luiken hebben vastgezet en over alle luiken diagonaal extra spanbanden hebben geplaatst. Dat de bemanning en/of de schipper niet meer hadden kunnen doen tegen de storm dan wat zij hebben gedaan, wordt bevestigd door de namens [gedaagde] aangestelde expert in zijn rapport van 30 november 2022.
Ook is geen sprake van gebrekkige spanbanden en/of borgkleppen/sluitogen, zoals door EOC c.s. gesteld. In dat kader verwijst [gedaagde] naar een verklaring van de namens [gedaagde] aangestelde expert van 11 mei 2023, waarin hij onder meer het volgende verklaart:
“Na het incident hebben wij de nog aanwezige spanbanden gecontroleerd en daar geen bijzonderheden aan vastgesteld. De spanbanden waren naar onze mening deugdelijk. (…) Tijdens ons onderzoek aan boord hebben wij vastgesteld dat de luiken met spanbanden waren vastgezet en er niet sprake was van slijtage of corrosie aan de luiken, sluitogen en borgkleppen. Onze conclusie is dan ook dat de storm de enige oorzaak is van het incident.”
Van een fout van de schipper en/of bemanning of van een gebrek van het schip, zoals door EOC c.s. gesteld, is dan ook geen sprake, aldus [gedaagde] .
5.9.
De rechtbank overweegt op dit punt als volgt. De Europese Standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (ES-TRIN) bevat technische voorschriften. Hoofdstuk 14 van deze Standaard ziet op veiligheid op de werkplek. Artikel 14.10 lid 2 ES-TRIN 2021 schrijft onder meer voor dat luiken moeten kunnen worden beveiligd tegen oplichten door wind en dat schuifluiken moeten zijn voorzien van vergrendelingen. Uit de door [gedaagde] overgelegde verklaringen van de bemanning en de expert volgt dat in dit geval aan dit voorschrift is voldaan. De rechtbank stelt vast dat het mogelijk was de luiken te beveiligen tegen oplichten door wind en te vergrendelen en dat dit ook is gedaan. De bemanning van de [gedaagde] heeft niet alleen de luiken vergrendeld, maar ook extra voorzorgsmaatregelen getroffen door over ieder luik diagonaal een spanband te plaatsen. Dit blijkt uit de verklaringen van de bemanning en de expert en is niet, althans onvoldoende gemotiveerd door EOC c.s. weersproken. Verder hebben EOC c.s. geen feitelijke stellingen ingenomen op basis waarvan vastgesteld kan worden dat niet aan de technische voorschriften is voldaan.
De regels van Bureau Veritas richten zich tot de klasse verlenende instantie. Daarbij gaat het ook om technische voorschriften. De norm dat er efficiënte voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om onverwachte verplaatsing of oplichten van de luiken te voorkomen richt zich tot de inrichting van het schip. EOC c.s. heeft onvoldoende feitelijke stellingen ingenomen om tot de conclusie te komen dat er met de inrichting van het schip iets mis was.
gebrekkige borgkleppen, spanbanden en/of las?
5.10.
EOC c.s. stellen dat het voorste luik van de [naam schip 2] alleen maar door de wind kon worden opgetild doordat dit luik niet goed geborgd was, hetzij doordat de borgklep niet was ingebracht, of gebrekkig was zonder dat dit werd gecompenseerd door op juiste wijze een deugdelijke spanband over dit luik te trekken.
EOC c.s. hebben ter zitting nog gesteld dat, als de las van de zijkant van het luik het eerder begeeft dan de borgklep, de las kennelijk ondeugdelijk is. Omdat [gedaagde] geen technisch onderzoeksrapport overlegt waaruit blijkt dat geen sprake is van een gebrek, terwijl de luiken van het m.s. [naam schip 1]
welbestand waren tegen dezelfde krachten van de wind, moet van zo’n gebrek worden uitgegaan, aldus EOC c.s.
5.11.
[gedaagde] betwist dat de luiken van de [naam schip 1] bestand waren tegen dezelfde krachten van de wind. De expert verklaart daarover in zijn brief van 11 mei 2023 het volgende:
“De storm oefende niet op de luiken van beide schepen dezelfde krachten uit. De [naam schip 2] lag met de ‘kont’ in de wind en de [naam schip 1] met de ‘kop’ in de wind. De schepen lagen dus totaal anders afgemeerd, de kop en de voorroef van de [naam schip 1] liggen hoger dan de luikenkap waardoor de luiken van de [naam schip 1] beschut lagen, dit in tegenstelling tot de [naam schip 2] . Hier had de wind via de zijkant vrij spel en oefende dus volle kracht uit (zonder enige beschutting) op de voorste luiken van de [naam schip 2] .”
5.12.
De rechtbank volgt [gedaagde] op dit punt. Niet gebleken is dat de storm op de luiken van de [naam schip 1] dezelfde krachten uitoefende als op de luiken van de [naam schip 2] . Zoals de expert van [gedaagde] in zijn brief van 11 mei 2023 aangeeft lagen de schepen in een andere positie, waardoor de wind de luiken van beide schepen op een andere manier en met een andere kracht bereikte. Het gegeven dat de luiken van de [naam schip 1] niet zijn losgeraakt en weggewaaid, zegt dus niets over de vraag of het voorste luik van de. [naam schip 2] goed was vastgezet.
5.13.
EOC c.s. hebben geen feitelijke stellingen ingenomen waaruit – mits bewezen – volgt dat de las, de spanbanden en/of de borgkleppen gebrekkig waren. [gedaagde] heeft een inspectierapport van 7 februari 2022 (vlak vóór het incident) overgelegd, waarin wordt vermeld dat het schip “heel en sluitbaar” is. EOC c.s. hebben geen technisch onderzoek laten verrichten naar eventuele gebreken aan boord van de [naam schip 2] . Partijen zijn het er over eens dat onderzoek nu niet meer mogelijk is, omdat het materiaal daarvoor niet meer beschikbaar is. Dit komt voor risico van EOC c.s. omdat zij, voor de stelling dat de las, de spanbanden en/of de borgkleppen ondeugdelijk waren, de stelplicht en bewijslast dragen.
feitelijk vermoeden?
5.14.
EOC c.s. stellen dat het feit dat het voorste luik door de wind kon worden opgelicht een feitelijk vermoeden oplevert dat dit luik niet deugdelijk was vastgezet, hetgeen ofwel een gebrek van het schip ofwel een fout van de schipper en daarmee schuld van het schip oplevert. Zij verwijzen hiervoor naar de uitspraak in de Ark van Noach (ECLI:NL:RBROT:2020:5300).
5.15.
De rechtbank overweegt als volgt. Een feitelijk vermoeden kan worden aangenomen omdat op grond van wat tussen partijen reeds vaststaat, het te bewijzen feit zeer aannemelijk is. Dat is in de onderhavige zaak niet aan de orde. Het enige dat vast is komen te staan is dat het voorste luik van de [naam schip 2] door de wind is opgelicht en tegen de [naam schip 1] aan is gewaaid. Zoals hiervoor is overwogen is dat – gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan - onvoldoende om te vermoeden dat het luik niet deugdelijk was vastgezet. Andere omstandigheden die, tezamen genomen, leiden tot een feitelijk vermoeden zijn door EOC c.s. niet gesteld. De door EOC c.s. aangehaalde uitspraak van de Ark van Noach (ECLI:NL:RBROT:2020:5300) maakt dat niet anders. In die zaak is tijdens een storm de bolder, waaraan de Ark van Noach vastlag, uit de grond getrokken. Meerdere omstandigheden leidden ertoe dat de rechtbank het vermoeden aannam dat dit kwam doordat de bolders ongeschikt waren voor het vastleggen van de Ark van Noach. Het was dus niet zo dat het enkele feit dat de bolders uit de grond waren gekomen ertoe leidden dat het vermoeden werd aangenomen.
5.16.
Omdat naast het gegeven dat het voorste luik van de [naam schip 2] is losgeraakt en weggewaaid, geen andere feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die erop wijzen dat dit luik niet goed was vastgezet, kan de rechtbank geen feitelijk vermoeden daarvan aannemen.
conclusie
5.17.
Omdat geen andere feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die schuld van het schip opleveren is de conclusie van het vorenstaande dat de [naam schip 2] geen schuld heeft aan de schadevaring. Dat betekent dat geen verplichting tot schadevergoeding bestaat aan de kant van [gedaagde] (artikel 8:1004 lid 1 BW). De vorderingen van EOC c.s. worden afgewezen.
5.18.
EOC c.s. worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat €
1.532,00(2 punten × tarief € 766)
Totaal € 4.369,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van EOC c.s. af,
6.2.
veroordeelt EOC c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 4.369,00,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
3597/1573