ECLI:NL:RBROT:2023:12332
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WW-uitkering na ontslag op medische gronden zonder advies
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die op medische gronden ontslag had genomen, verzocht om een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). De verweerder had in een eerder besluit, gedateerd op 22 mei 2022, de aanvraag voor de WW-uitkering afgewezen, omdat eiser door zijn ontslag verwijtbaar werkloos was geworden. Dit besluit werd in een later besluit van 11 augustus 2023 bevestigd, waarop eiser in beroep ging.
Tijdens de zitting op 13 november 2023 werd duidelijk dat eiser zonder medisch advies van een specialist of behandelend arts ontslag had genomen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ontslag op medische gronden, omdat eiser niet kon aantonen dat hij op advies van een arts had gehandeld. Eiser had weliswaar een verklaring van zijn cardioloog overgelegd, maar deze bevestigde niet dat ontslag noodzakelijk was. De rechtbank concludeerde dat eiser verwijtbaar werkloos was geworden en dat zijn beroep ongegrond was.
De rechtbank benadrukte dat volgens de Wet Werkloosheidswet (WW) een werknemer verplicht is om te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Aangezien eiser niet had voldaan aan deze verplichting, werd zijn aanvraag voor de WW-uitkering afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.