ECLI:NL:RBROT:2023:12332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
ROT 23/5957
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een WW-uitkering na ontslag op medische gronden zonder advies

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die op medische gronden ontslag had genomen, verzocht om een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). De verweerder had in een eerder besluit, gedateerd op 22 mei 2022, de aanvraag voor de WW-uitkering afgewezen, omdat eiser door zijn ontslag verwijtbaar werkloos was geworden. Dit besluit werd in een later besluit van 11 augustus 2023 bevestigd, waarop eiser in beroep ging.

Tijdens de zitting op 13 november 2023 werd duidelijk dat eiser zonder medisch advies van een specialist of behandelend arts ontslag had genomen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ontslag op medische gronden, omdat eiser niet kon aantonen dat hij op advies van een arts had gehandeld. Eiser had weliswaar een verklaring van zijn cardioloog overgelegd, maar deze bevestigde niet dat ontslag noodzakelijk was. De rechtbank concludeerde dat eiser verwijtbaar werkloos was geworden en dat zijn beroep ongegrond was.

De rechtbank benadrukte dat volgens de Wet Werkloosheidswet (WW) een werknemer verplicht is om te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Aangezien eiser niet had voldaan aan deze verplichting, werd zijn aanvraag voor de WW-uitkering afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5957

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. J. Berkouwer,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. S. Roodenburg.

Procesverloop

In het besluit van 22 mei 2022 heeft verweerder geweigerd eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toe te kennen.
Bij besluit van 11 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Besluitvorming
1. Eiser, die op [geboortedatum] 1962 is geboren, is met ingang van 6 augustus 2022 voor bepaalde tijd gedurende zes maanden als chauffeur in dienst getreden bij Taxi Wooning VOF te Bergschenhoek. Met ingang van 6 februari 2023 is eiser een nieuw contract voor bepaalde tijd voor zes maanden bij zijn werkgever aangegaan. Met ingang van 1 mei 2023 heeft eiser ontslag genomen in verband met zijn gezondheid. Op 10 mei 2023 heeft eiser een WW-uitkering aangevraagd. Bij het primaire besluit heeft verweerder vastgesteld dat de WW-uitkering niet tot uitbetaling komt omdat eiser door ontslag te nemen verwijtbaar werkloos is geworden. Eisers bezwaar tegen het primaire besluit is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit – kort weergegeven en voor zover hier van belang – ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een ontslag op medische gronden, omdat eiser zonder een advies van een specialist of behandelaar ontslag heeft genomen. Alleen in dat geval kan sprake zijn van een ontslag op medische gronden. Verweerder beschikt niet over informatie waaruit blijkt dat sprake is geweest van een dergelijk advies. Eiser heeft tijdens de hoorzitting ook bevestigd dat hij niet is geadviseerd door een specialist of behandelaar om ontslag te nemen. Eiser is wel geadviseerd om zich ziek te melden, hij heeft er echter voor gekozen om dat niet te doen. Verweerder concludeert dat eiser ontslag heeft genomen terwijl dit niet nodig was. Om die reden acht verweerder eiser verwijtbaar werkloos en heeft hij geen recht op een WW-uitkering.
Standpunt eiser
3. In beroep voert eiser – kort weergegeven – aan dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de subjectieve dringende reden van eiser die ervoor zorgde dat er voor hem een noodzaak bestond om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Eiser heeft voorafgaand aan de aanvraag van een WW-uitkering zijn voormalige werkgever ook verzocht om rekening te houden met zijn lichamelijke conditie (eiser is tamelijk op leeftijd en heeft hartklachten), vereiste rusttijden en noodzakelijk medicijngebruik op vaste tijden. Hij heeft meer beperkingen dan door verweerder wordt erkend. Eiser beschikt over stukken waaruit blijkt dat zijn gezondheid is verbeterd als gevolg van het stoppen met het werk als taxichauffeur. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een verklaring van de behandelend cardioloog van 6 september 2023 overgelegd.
Wettelijk kader
4. Volgens artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW voorkomt de werknemer dat hij verwijtbaar werkloos wordt. In artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b, van de WW is geregeld dat de werknemer verwijtbaar werkloos is geworden indien de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de werknemer, zonder dat aan de voortzetting van die dienstbetrekking zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd.
Als de werknemer de verplichting om werkloosheid te voorkomen niet is nagekomen, brengt verweerder volgens artikel 27, eerste lid, van de WW, een bedrag blijvend op de uitkering in mindering, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten. In dat geval brengt verweerder de helft van het bedrag in mindering over ten hoogste een periode van 26 weken. In datzelfde artikel is in het elfde lid geregeld wat onder ‘een bedrag’ moet worden verstaan.
Oordeel rechtbank
5. De rechtbank stelt op basis van het bestreden besluit en de door verweerder tijdens de zitting gegeven toelichting vast dat verweerder de op basis van de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) vastgestelde richtlijnen hanteert voor het ontslag op medische gronden. Daarin is, voor zover hier van belang, overwogen dat als de dienstbetrekking eindigt vanwege vermeende medische klachten er geen verwijtbare werkloosheid wordt aangenomen als de werknemer, alvorens ontslag te nemen, een advies tot het nemen van ontslag heeft gekregen van een Arbo-arts en/of een behandelend arts (huisarts en/of specialist).
6. De rechtbank stelt vervolgens vast dat eiser op eigen initiatief ontslag heeft genomen zonder daartoe te zijn geadviseerd door zijn behandelend huisarts of cardioloog. Daarbij betrekt rechtbank dat uit de door eiser overgelegde medische informatie afkomstig van zijn huisarts en van zijn cardioloog niet blijkt dat deze artsen eiser op enig moment hebben geadviseerd om ontslag te nemen. Eiser heeft dit tijdens de zitting ook nog eens bevestigd.
7. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dan ook dat de door eiser gestelde medische noodzaak voor ontslagname niet is komen vast te staan en dat hij, door op eigen initiatief ontslag te nemen, verwijtbaar werkloos is geworden. Nu eiser geen andere inhoudelijke gronden tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd, slaagt het beroep niet.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
C.E. Delvaux, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 21 december 2023.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.