ECLI:NL:RBROT:2023:12365

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
C/10/662892 / HA RK 23-744
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in geschil over ontbinding en voortzetting van onderneming

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 december 2023 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.G.M. Lieshout, heeft het verzoek ingediend naar aanleiding van een geschil dat is ontstaan na de ontbinding van de oude onderneming, Tresios B.V., en de oprichting van nieuwe entiteiten door verweerders, waaronder Tresios Holding B.V. en Tresios Contracting B.V. Verzoeker stelt dat de verweerders onrechtmatig hebben gehandeld door de activiteiten van de oude onderneming voort te zetten zonder vergoeding, waardoor zijn aandelen waardeloos zijn geworden. Hij wenst meer duidelijkheid te krijgen over de ontbinding van de oude onderneming en de oprichting van de nieuwe entiteiten door middel van getuigenverklaringen.

De rechtbank heeft het verzoek gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelt dat verzoeker voldoende duidelijk heeft gemaakt welke feiten hij wil bewijzen en dat deze relevant kunnen zijn voor de eventueel in te stellen rechtsvorderingen. De rechtbank heeft echter ook enkele getuigen afgewezen, onder andere omdat het verzoek te ruim was en het karakter van een fishing expedition had. De rechtbank heeft bepaald dat de getuigen die mogen worden gehoord, zich moeten uitspreken over de ontbinding van de oude onderneming en de oprichting van de nieuwe entiteiten, evenals de bedrijfsactiviteiten en eventuele overheveling van activa.

De rechtbank heeft de partijen opgedragen om de getuigen te horen in het gebouw van de rechtbank op een nader te bepalen datum. Het verzoek van verzoeker om de gegevens van de getuigen te verstrekken is afgewezen, omdat het verzoeker zelf is die deze gegevens moet verzamelen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/662892 / HA RK 23-744
Beschikking van 14 december 2023
in de zaak van

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoeker01] ,

gevestigd te [vestigingsplaats01]
2.
[verzoeker02],
wonende te [woonplaats01]
verzoekers,
advocaat mr. A.G.M. Lieshout te Utrecht,
tegen

1.[verweerder01] ,

wonende te [woonplaats02] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder02] .,
gevestigd te [vestigingsplaats02] ,
3.
[verweerder03],
wonende te [woonplaats03] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder04] .,
gevestigd te [vestigingsplaats03] ,
verweerders,
advocaat mr. S.J.A. van Dam te Rotterdam.
Partijen worden [verzoeker02] en [verweerder01] c.s. genoemd.

1.De procedure

Het dossier in deze zaak bestaat uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met producties,
  • het verweerschrift met producties,
  • de mondelinge behandeling,
  • de spreekaantekeningen van [verzoeker02] .

2.De standpunten van partijen

Het verzoekschrift strekt tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor. [verzoeker02] legt aan zijn verzoek – samengevat – het volgende ten grondslag.
2.1.
Op 15 april 2019 hebben [verzoeker02] en [verweerder01] c.s. Tresios B.V. (de oude [bedrijf01] ) opgericht. [verzoeker02] en [verweerder01] c.s. sloten een managementovereenkomst en werden via hun vennootschappen bestuurders. Eind 2020, begin 2021 ontstond er een geschil tussen partijen. In maart 2021 heeft [verzoeker02] de managementovereenkomst opgezegd. Op 2 juli 2021 is op de aandeelhoudersvergadering van de oude [bedrijf01] unaniem gestemd voor een besluit tot het ontslag van [verzoeker02] als bestuurder. Per deze datum is [verzoeker02] teruggetreden als bestuurder van de oude [bedrijf01] .
2.2.
[verweerder01] c.s. hebben, zonder [verzoeker02] , de volgende entiteiten opgericht:
  • op 28 april 2021: Tresios Holding B.V.
  • op 25 oktober 2021: Tresios Contracting B.V.
  • op 7 februari 2022: Tresios Recruitment B.V.
2.3.
Op 2 mei 2022 is de oude [bedrijf01] ontbonden. Daarna is op 15 juli 2022 Tresios Renewables B.V. (Tresios Renewables) opgericht. In dezelfde periode hebben [verweerder01] c.s. twee vennootschappen in het buitenland opgericht, namelijk:
  • op 1 juli 2022: de vennootschap naar Engels recht: Tresios QAQC Experts LTD
  • op 14 juli 2022: de vennootschap naar Grieks recht: [bedrijf01] Engineering LLC
2.4.
De in 2.2. en 2.3. genoemde entiteiten worden hierna de nieuwe Tresiossen genoemd.
2.5.
[verzoeker02] stelt dat [verweerder01] c.s. de onderneming van de oude [bedrijf01] voortzetten vanuit de nieuwe Tresiossen en daartoe alles vanuit de oude [bedrijf01] hebben overgeheveld. Hiervoor is geen vergoeding aan de oude [bedrijf01] betaald. Het gevolg daarvan is dat de aandelen van [verzoeker02] waardeloos zijn geworden. [verzoeker02] stelt dat [verweerder01] c.s. daarmee onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld en schadeplichtig zijn.
2.6.
[verzoeker02] wil de precieze omvang van zijn schade vast kunnen stellen. Hij heeft slechts beperkte informatie over de ontbinding van de oude [bedrijf01] en helemaal geen zicht op de nieuwe Tresiossen. [verzoeker02] wenst aan de hand van een voorlopig getuigenverhoor meer duidelijkheid te krijgen over de ontbinding en vereffening van de oude [bedrijf01] en de oprichting, werkzaamheden, opdrachten en werknemers van alle nieuwe Tresiossen.
2.7.
[verzoeker02] verzoekt de volgende getuigen te horen: de heer [naam01] , de heer [naam02] , de heer [naam03] , de heer [naam04] , de heer [naam05] , mevrouw [naam06] , mevrouw [naam07] , de heer [naam08] en mevrouw [naam09] .
2.8.
[verweerder01] c.s. voeren verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek. Zij stellen dat de ontbinding van de oude [bedrijf01] het gevolg was van verschillende factoren, waaronder het wegvallen de expertise van [verzoeker02] en van toekomstige projecten in Rusland, een grote inkomensstroom van de oude [bedrijf01] . [verweerder01] c.s. hebben de naam van de oude [bedrijf01] gebruikt voor de nieuwe entiteiten vanwege de opgebouwde relaties, maar nooit ten nadele van de oude [bedrijf01] . Tresios Holding, en daarmee de nieuwe Tresiossen, verricht geen werkzaamheden die concurreren met de werkzaamheden van de oude [bedrijf01] , er is sprake van wezenlijk andere activiteiten. Het verzoek van [verzoeker02] is te ruim volgens [verweerder01] c.s.. Het betreft een onbegrensd feitencomplex en heeft daardoor het karakter van een fishing expedition. Daarnaast kan veel van de gewenste informatie schriftelijk aan [verzoeker02] worden verstrekt.
2.9.
Ten aanzien van de verzochte getuigen voeren [verweerder01] c.s. het volgende verweer. Ten aanzien van de heer [naam03] , mevrouw [naam07] , de heer [naam08] en mevrouw [naam09] heeft [verzoeker02] niet voldoende specifiek gesteld over welke feiten deze getuigen zouden kunnen verklaren. Ten aanzien van de heer [naam04] en de heer [naam05] is van belang dat de gewenste informatie schriftelijk kan worden verstrekt, zodat het horen van deze getuigen niet nodig is. [verweerder01] c.s. betwisten dat de heer [naam05] heeft geadviseerd over de opzet van de nieuwe Tresiossen. Voor mevrouw [naam06] stellen [verweerder01] c.s. dat een getuigenverhoor voor haar emotioneel te belastend zou zijn.
2.10.
Tot slot stellen [verweerder01] c.s. ten aanzien van alle getuigen, behalve ten aanzien van de heer [naam03] , dat het verzoek niet voldoet aan artikel 187 lid 3 Rv, omdat hun woonplaatsen ontbreken in het verzoekschrift.

3.De beoordeling

Toetsingskader

3.1.
Bij de beoordeling van het verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor als bedoeld in artikel 186 Rv neemt de rechtbank het volgende tot uitgangspunt.
3.1.1.
De verzoeker tot een voorlopig getuigenverhoor dient ingevolge artikel 187 lid 3, aanhef en onder a en b Rv in zijn verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering te vermelden, en de feiten of rechten die hij wil bewijzen. Dit dient hij te doen op zodanige wijze dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden, en voor de wederpartij voldoende duidelijk is waarop het verhoor betrekking zal hebben. Niet is vereist dat de verzoeker al in het verzoekschrift nauwkeurig aangeeft welke feiten en stellingen hij aan zijn voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en over welke feiten hij getuigen wil doen horen. Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en de omvang van de geleden schade. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt voorts de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering niet ter toetsing voor.
3.1.2.
Een verzoek kan, als het aan de eisen van toewijzing daarvan voldoet, worden afgewezen als de rechter van oordeel is dat verzoeker daarbij geen belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW, dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid een voorlopig getuigenverhoor te verlangen, waarvan onder meer sprake kan zijn wanneer verzoeker wegens de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot toepassing van die bevoegdheid kan worden toegelaten, of dat het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
Het verzoek van [verzoeker02] moet in beginsel worden toegewezen
3.1.3.
Ten aanzien van een verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor geldt dat de rechter heeft na te gaan of de in het verzoekschrift gestelde feiten of rechten die verzoekster wil bewijzen, gegeven de aard en het beloop van de rechtsvordering relevant zijn. Daarbij komt de rechter geen discretionaire bevoegdheid toe.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoeker02] in zijn verzoek voldoende duidelijk gemaakt welke feiten hij wil bewijzen en dat deze, gegeven de aard en het beloop van de eventueel in te stellen rechtsvorderingen, relevant (kunnen) zijn. Het verzoek is zodoende op de wet gegrond en moet om die reden in beginsel worden toegewezen, tenzij een van de door [verweerder01] c.s. gevoerde en hierna te bespreken verweren slaagt.
3.3.
Het eerste verweer van [verweerder01] c.s. is dat [verzoeker02] , voor zover zijn verzoek is gericht tegen [naam01] , niet ontvankelijk is, omdat in het verzoekschrift diens naam onjuist is vermeld. De rechtbank volgt [verweerder01] c.s. hierin niet. Alleen al vanwege het in de procedure verschijnen van [naam01] is gebleken dat voldoende duidelijk was wie hier bedoeld is. In de kop van deze beschikking is zijn juiste/volledige naam opgenomen.
[verzoeker02] is dus ontvankelijk in zijn verzoek.
3.4.
De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker02] gedeeltelijk toe.
De aspecten waarover getuigen mogen worden gehoord
3.5.
[verzoeker02] mag de hierna in 3.9 genoemde getuigen horen over de volgende onderwerpen:
De oude [bedrijf01]
- de ontbinding,
Tresios Holding B.V., Tresios Contracting B.V. en Tresios Recruitment B.V.
  • de oprichting van deze entiteiten,
  • de bedrijfsactiviteiten van deze entiteiten,
  • of er bedrijfsactiviteiten, personeel en/of activa van de oude [bedrijf01] naar de nieuwe entiteiten is overgeheveld,
  • of daar een vergoeding voor is betaald.
3.6.
Het getuigenverhoor wordt toegestaan ten aanzien van de in 3.5. genoemde aspecten en entiteiten en afgewezen voor zover het ziet op Tresios Renewables B.V., Tresios QAQC Experts LTD en [bedrijf01] Engineering LLC. Redengevend daarvoor is ten eerste dat deze entiteiten pas ruim een jaar na het vertrek van [verzoeker02] zijn opgericht en ten tweede dat [verzoeker02] niet heeft gereageerd op het verweer dat deze entiteiten wezenlijk andere activiteiten dan de oude [bedrijf01] verrichten zodat het verzoek in zoverre het karakter van een fishing expedition heeft.
3.7.
Het verzoek wordt ook afgewezen voor zover het onderwerpen betreft waarover schriftelijke stukken bij [verweerder01] c.s. beschikbaar zijn en waarvan zij zich, bij herhaling, ook ter zitting nog, bereid verklaard hebben die te verstrekken (en waarvan onduidelijk is gebleven waarom [verzoeker02] die niet al heeft opgevraagd). Dit betreft de informatie die [verzoeker02] wenst te verkrijgen over de eventuele ISO-certificering van de nieuwe Tresiossen, de al dan niet overgenomen contracten van de oude [bedrijf01] door de nieuwe Tresiossen en de huur van het kantoorpand aan de Wilhelminakade in Rotterdam. De rechtbank is het met [verweerder01] c.s. eens dat die informatie schriftelijk gevraagd en verstrekt moet kunnen worden. Dat brengt de rechtbank tot het oordeel dat een verzoek tot het houden van een, tijdrovend, voorlopig getuigenverhoor met bijbehorende kosten, afstuit op strijd met de goede procesorde.
De getuigen die mogen worden gehoord
3.8.
De volgende getuigen mogen worden gehoord: de heer [naam01] , de heer [verweerder01] , de heer [naam04] , de heer [naam05] , mevrouw [naam07] , de heer [naam08] en mevrouw [naam09] .
3.9.
[verzoeker02] heeft voldoende duidelijk gemaakt waarover deze getuigen zouden kunnen verklaren en waarom hun verklaringen relevant kunnen zijn. De rechtbank volgt [verweerder01] c.s. niet in hun verweer dat [verzoeker02] ten aanzien van de heer [naam03] , mevrouw [naam07] , de heer [naam08] en mevrouw [naam09] [verzoeker02] in zijn verzoek onvoldoende concreet heeft gemaakt waarover deze getuigen zouden kunnen verklaren. Dat de genoemde getuigen, gezien hun functie bij de oude [bedrijf01] dan wel één van de nieuwe Tresiossen, naar verwachting kunnen verklaren over de in het verzoekschrift genoemde punten, acht de rechtbank voldoende.et vHt
3.10.
Het verzoek wordt afgewezen ten aanzien van de heer [naam03] . Hiervoor is al beslist dat getuigenverhoor niet mag gaan over Tresios Renewables B.V. terwijl dat het enige onderwerp/thema is waarover hij als getuige zou kunnen verklaren. Dat hij ook over andere punten zou kunnen verklaren, heeft [verzoeker02] niet voldoende concreet gemaakt.
3.11.
Het verzoek wordt ook afgewezen ten aanzien van mevrouw [naam06] . [verzoeker02] heeft de stelling van [verweerder01] c.s dat een getuigenverhoor voor mevrouw [naam06] emotioneel te belastend zou zijn niet betwist. Aan het aanbod van [verweerder01] c.s. om bewijs van hun stelling te leveren, komt de rechtbank niet meer toe.
3.12.
[verzoeker02] heeft verzocht om [verweerder01] c.s. te bevelen de gegevens van de verzochte getuigen te verstekken, omdat [verzoeker02] deze niet heeft en [verweerder01] c.s. de meest gerede partij zijn om dit te doen. Dit verzoek wijst de rechtbank af. Nog afgezien van het feit dat [verweerder01] c.s. stelt dat zij met de meeste verzochte getuigen geen contact (meer) heeft en niet weet waar zij wonen, wat [verzoeker02] niet betwist, ligt het op de weg van [verzoeker02] om deze gegevens zelf te verzamelen. Van een aantal getuigen beschikt hij bovendien over aanknopingspunten om de gegevens te kunnen achterhalen. In het vooralsnog ontbreken van die gegevens ziet de rechtbank, anders dan [verweerder01] c.s., overigens geen reden om het verzoek af te wijzen. Daarbij is in aanmerking genomen dat [verweerder01] c.s. zelf (ook) niet beschikken over de adressen van de verzochte getuigen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor over de in 3.5. genoemde onderwerpen,
4.2.
bepaalt dat de hiervoor in 3.8. genoemde getuigen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor een nader te noemen rechter, op een nader, in overleg met partijen, vast te stellen datum en tijdstip,
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2023.
3727/2009