In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 6 december 2023, is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren in 2006. De zaak is behandeld door de kinderrechter, waarbij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering het verzoek heeft ingediend. De moeder van de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. G.E. van der Pols, was aanwezig via een telefonische verbinding. De stiefvader was niet verschenen, maar was wel opgeroepen. De kinderrechter heeft de minderjarige naar zijn mening gevraagd, en deze heeft een gesprek gevoerd met de kinderrechter.
De feiten van de zaak tonen aan dat de moeder het ouderlijk gezag heeft over [voornaam minderjarige01], die momenteel verblijft op Schakenbosch. Eerder is er een ondertoezichtstelling verlengd tot 1 mei 2024, met een machtiging voor opname in een gesloten accommodatie tot 9 december 2023. De GI verzoekt nu om een machtiging tot uithuisplaatsing in een open accommodatie tot de meerderjarigheid van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen verweer is gevoerd tegen het verzoek en dat aan de vereisten van artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek is voldaan.
De kinderrechter oordeelt dat [voornaam minderjarige01] gemotiveerd is om naar het Kamertrainingscentrum (KTC) te gaan, waar hij kan werken aan zijn zelfstandigheid. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.