ECLI:NL:RBROT:2023:12433

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
664899
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe ouderrelatie met loyaliteitsconflict

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De ouders, [moeder01] en [vader01], hebben een verstoorde relatie en zijn niet in staat om gezamenlijke afspraken te maken over de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Dit heeft geleid tot een loyaliteitsconflict bij de kinderen, wat een ernstige bedreiging vormt voor hun ontwikkeling. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van negen maanden, omdat de situatie nog niet verbeterd is en er zorgen zijn over de omgang tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders hun standpunten toegelicht. De moeder heeft aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in het Centrum voor Gezinsbehandeling, terwijl de vader verweer heeft gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders elkaar verwijten maken en dat er sprake is van wantrouwen, wat de situatie voor de kinderen bemoeilijkt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ouders te begeleiden in het maken van afspraken en om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 10 augustus 2024, met de hoop dat de ouders in deze periode stappen kunnen zetten richting verbetering van hun relatie en de situatie van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Locatie Rotterdam
Zaaknummer: C/10/664899 / JE RK 23-2105
Datum uitspraak: 30 oktober 2023
Beschikking over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2015 in [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] ,
[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2019 in [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. L.J.H.M. Achten, kantoorhoudende te Zwolle,
[vader01],
hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. N. Schuerman, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 5 september 2023;
  • het evaluatieverslag van OASE, binnengekomen bij de rechtbank op 27 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. N. Schuerman;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. LJ.H.M. Achten;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam01] en [naam02] , via een (continue) telefonische verbinding.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] .
2.2.
Bij beschikking van 19 november 2019 zijn [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, voor het laatst tot 10 november 2023.
2.3.
Op grond van de geldende zorgregeling dragen de ouders ieder de helft van de zorg voor de kinderen. [voornaam minderjarige01] heeft de hoofdverblijfplaats bij de vader en [voornaam minderjarige02] bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] te verlengen voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek ter zitting als volgt toegelicht. De moeder heeft nu ter zitting uitgesproken geen vertrouwen meer te hebben in het Centrum voor Gezinsbehandeling (hierna: CGB). Dit baart de GI zorgen omdat de GI verder wil met het traject van CGB. Ondanks de uitgesproken wens van de moeder om parallel ouderschap te willen, ziet de GI hierin geen meerwaarde. Ook omdat de vader is afgehaakt bij Family Support en trajecten van parallel ouderschap tot nu toe niet succesvol zijn geweest in de regio Dordrecht. Bij het CGB wordt bij de ouders gezien dat zij beiden zich op een voor de kinderen belastende manier gedragen. Ouders stemmen niet met elkaar af, zo worden er kort gedingprocedures aangespannen om vervangende toestemming te krijgen van de rechtbank. Dit zorgt voor onrust. De kinderen zijn mondig en kunnen goed aangeven waar ze mee zitten. [voornaam minderjarige01] heeft veel pijn in haar buik en is verdrietig bij een overdracht. De onrust en spanningen worden doorgegeven aan de kinderen en zij bevinden zich in een loyaliteitsconflict. De ouders moeten weer in hun kracht worden gezet. De GI wil toewerken naar hulpverlening in het vrijwillig kader. De ouders moeten zich beiden positief inzetten. wil dit slagen en het patroon dat de ouders nu hanteren, moet worden doorbroken.
4.2.
Door en namens de moeder wordt verder het volgende naar voren gebracht. Er is al enige tijd problematiek tussen de ouders. De moeder heeft aangifte gedaan tegen de vader. De moeder is ten tijde van de aangifte in een ‘blijf van mijn lijf’ huis verbleven met de kinderen en de zaak moet nog behandeld worden door de meervoudige kamer. Dit voorval verhoogt de spanningen tussen de partijen. Bij een vorige beschikking is uitgesproken dat ouders naar co-ouderschap moeten toewerken. Er is toen een strakke verdeling tussen de ouders vastgelegd. De problematiek en onderlinge strijd tussen de ouders heeft zich echter voortgezet. De ouders communiceren op een vervelende manier met elkaar. De vader heeft bij het CGB de moeder uitgemaakt voor “walgelijke moeder” en heeft de moeder het idee dat zij niet aan het woord komt omdat de vader haar overschreeuwt. Om deze reden wil de moeder werken aan parallel ouderschap, of beperking in het contact met elkaar. De spanningen tussen de ouders hebben namelijk ook effect op de kinderen. Parallel ouderschap is naar voren gedragen bij de vorige zitting, waarna Family Support betrokken is geraakt. De vader heeft op enig moment besloten niet meer verder te willen met parallel ouderschap ondanks eerdere overeenstemming. Hierna is een andere organisatie ingezet waar gezamenlijk ouderschap werd beoogd, terwijl de moeder parallel ouderschap wilde omdat het CGB geen verbetering heeft gebracht in de situatie van de ouders. Er is geen vooruitgang geboekt. De kinderen zitten knel tussen de ouders. De moeder beaamt dat het beter is als er minder contact is of parallel ouderschap. Ook zou kunnen worden bekeken of alleen de advocaten in gesprek gaan met elkaar.
4.3.
Door en namens de vader wordt verweer tegen het verzoek gevoerd. De vader verzoekt primair afwijzing van het verzoek en subsidiair een ondertoezichtstelling voor het maximum van twee maanden om druk op de ketel te voeren bij de GI. Volgens de vader heeft de moeder valse aangifte tegen hem gedaan. Destijds heeft deze aangifte geleid tot oplegging van de ondertoezichtstelling. Volgens de vader is dit inmiddels omgebogen. De vader ziet geen perspectief om doelen te behalen bij een verlenging van de ondertoezichtstelling. De GI is al lang betrokken, zonder dat er enige verandering heeft plaatsgevonden. De ouderrelatie is niet verbeterd sinds de GI is betrokken en het lukt de GI niet om de ouders te bewegen tot een oplossing. Vader heeft hierdoor vier keer een kort geding moeten aanspannen om vervangende toestemming te vragen. Namens de vader wordt gesteld dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen en dat daarmee de grondslag voor een ondertoezichtstelling niet kan worden aangenomen. Ondanks dat de ouders geen goede ouderrelatie hebben, gaat het goed met de kinderen. Vader is bereid om mee te werken in vrijwillig kader. Er wordt vanuit gegaan dat de moeder dit ook wil. De ondertoezichtstelling behoeft geen middel te zijn om ouders te bewegen mee te werken aan het traject bij het CGB. De ondertoezichtstelling heeft niet bijgedragen aan verbetering van de ouderrelatie. De relatie is nog steeds hetzelfde als bij aanvang van de ondertoezichtstelling. De vader vindt wel dat er stappen zijn genomen bij het CGB en dat het verder in vrijwillig kader doorgang kan krijgen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De ouderrelatie is al lange tijd verstoord. De ouders maken verwijten naar elkaar, er is sprake van wantrouwen en de ouders kunnen geen gezamenlijke afspraken maken over de verzorging en opvoeding van de kinderen. Door deze situatie is er sprake van een loyaliteitsconflict bij de kinderen. Hierdoor is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen, omdat het loyaliteitsconflict de kinderen weerhoudt om zich vrij en onbelast aan beide ouders te kunnen hechten en spiegelen, met beiden onbelaste omgang te kunnen hebben en de kinderen worden belast met volwassenproblematiek (alleen al door de ruzies en verwijten van de ouders onderling). Ook een jong kind als [voornaam minderjarige02] kan (bewust of onbewust) last hebben van de situatie zoals die al lange tijd bestaat. Het is van belang dat de ouders ook in veranderde omstandigheden, namelijk bij kinderen in ontwikkeling, in verschillende levensfasen, afspraken met elkaar kunnen (blijven) maken over de kinderen. Een overdracht naar het vrijwillig kader is nu nog niet in beeld. Dat de ondertoezichtstelling weinig of geen vooruitgang heeft geboekt, dienen allereerst de ouders zichzelf aan te rekenen. Zij zijn de hoofdrolspelers om verandering te kunnen bewerkstelligen. Daarnaast heeft ook een wisseling van GI er aan bijgedragen dat de situatie nog niet ten positieve is veranderd. De GI dient nu de regie te nemen in de zetten stappen en, hoewel niet wenselijk, zo nodig met het nemen van dwangmaatregelen. De ouders dienen het verleden achter zich te laten en zich daadwerkelijk in te zetten in het belang van hun kinderen, en te kijken naar de toekomst. Juist in het geval dat er sprake is van onderling wantrouwen en het maken van verwijten naar elkaar heeft een derde, zoals een hulpverlener, een mediator, meerwaarde om de ouders te begeleiden. Het over en weer blijven maken van verwijten naar elkaar draagt niet bij aan verbetering in de situatie, waarbij de kinderrechter vaststelt, als het gaat om het verwijt dat de vader de moeder maakt, dat er geen sprake kan zijn van een valse aangifte van de moeder als de zaak zich in de onderzoeksfase bevindt en het niet door het Openbaar Ministerie is geseponeerd. Voorts is het wenselijk dat beide advocaten de ouders kunnen ondersteunen in het vinden van een weg die leidt tot een vorm van samenwerking van de ouders in het belang van hun kinderen en niet in het aandragen van munitie om de verwijten over en weer in stand te laten houden. De verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig voor de gevraagde duur, waarbij de kinderrechter de hoop uitspreekt dat de casus van dit gezin aan het einde van deze termijn kan worden overgedragen aan het vrijwillig hulpverleningskader. Voor die tijd zal er door de ouders nog hard moeten worden gewerkt. Indien de GI daarna wederom een verlenging verzoekt, is te overwegen om advies in te winnen bij de Raad voor de Kinderbescherming met de vraag of een ondertoezichtstelling nog de meest passende maatregel is.
5.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verlengen voor de duur van negen maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] tot 10 augustus 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van M.I.M. Verschoor als griffier, en op schrift gesteld op 14 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.