In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [kind01]. De ouders, de moeder en de vader, hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [kind01], die bij zijn moeder woont. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 5 november 2021 en zou aflopen op 5 november 2023. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, omdat de benodigde hulpverlening voor zowel de ouders als [kind01] nog niet van de grond is gekomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2023 werd duidelijk dat er een onderlinge strijd tussen de ouders is, die ook invloed heeft op [kind01]. De moeder verzet zich tegen de verlenging en stelt dat hulpverlening niet effectief is, terwijl de vader het verzoek steunt en aangeeft dat er behoefte is aan een vaste jeugdbeschermer.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie voor [kind01] zorgelijk is en dat er druk op de ketel moet komen om de hulpverlening te realiseren. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 5 mei 2024, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te evalueren op 1 april 2024. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI de regie moet nemen in het proces en dat er een gezamenlijke aanpak tussen de ouders noodzakelijk is. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.