ECLI:NL:RBROT:2023:12462

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
C/10/668072 / KG ZA 23-976
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot partiële en volledige verdeling van een nalatenschap in kort geding

In deze zaak hebben eisers, buren van de erfgenamen, een kort geding aangespannen met het doel een definitieve partiële en/of volledige verdeling van de nalatenschap van hun grootouders te bewerkstelligen. De eisers stellen dat er een spoedeisend belang is, omdat de staat van de woning op het erf verslechtert en er gevaar voor omwonenden bestaat. De gedaagden, broer en zus, betwisten de rechtsgeldigheid van een testament dat kort voor het overlijden van hun vader is gewijzigd, waarbij de eisers tot erfgenamen zijn benoemd. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eisers afgewezen, omdat er onvoldoende spoedeisend belang is aangetoond. De voorzieningenrechter oordeelt dat verdeling in beginsel in een bodemprocedure moet plaatsvinden en dat de eisers niet hebben onderbouwd dat de situatie spoedeisend genoeg is voor een beslissing in kort geding. De voorzieningenrechter wijst erop dat de waarde van onroerend goed fluctueert en dat de wens van de eisers om hun woongenot te vergroten niet voldoende is om in kort geding te beslissen. De eisers worden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/668072 / KG ZA 23-976
Vonnis in kort geding van 20 december 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te Bleskensgraaf,
2.
[eiser 2],
wonende te Bleskensgraaf,
eisers,
advocaat mr. M.W. Huijzer te Papendrecht,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te Montgomery, Ohio, VS,
gedaagde,
advocaat mr. H. de Haij te Oosterbeek,

2.[gedaagde 2],

wonende te Lekkerkerk,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.M.C. van Acht te Oosterbeek.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 november 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties, van [gedaagde 2];
  • de conclusie van antwoord, met producties, van [gedaagde 1];
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 12 december 2023 en de toen overgelegde pleitnota van [eisende partij]

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn broer en zus. Hun grootouders hadden drie kinderen, te weten i) [naam 1], de vader van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], ii) [naam 2] (hierna: [naam 2]) en iii) [naam 3] (hierna: [naam 3]).
2.2.
De grootmoeder van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is in 1974 overleden en hun grootvader in 1978. De vader van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], [naam 2] en [naam 3] waren de enig erfgenamen in de nalatenschap van hun ouders. De vrijgezellen [naam 2] en [naam 3] zijn na het overlijden van hun vader samen in de ouderlijke woning aan het adres [adres] blijven wonen.
2.3.
De vader van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is in 2005 overleden, hun moeder in 2020. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn de enig erfgenamen van hun ouders. Na het overlijden van hun ouders, erfden zij ieder 1/6 deel van de onverdeelde nalatenschap van hun grootouders.
2.4.
[eisende partij] zijn de buren van [naam 2] en [naam 3].
2.5.
[naam 2] en [naam 3] hadden ieder sinds 1981 een testament waarbij zij elkaar tot enig erfgenamen hebben benoemd. [naam 2] is op [datum 1] op 79-jarige leeftijd overleden. [naam 3] is op [datum 2] op 91-jarige leeftijd overleden.
2.6.
Als versterferfgenamen van [naam 3] waren [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de enig erfgenamen van [naam 3]. Het testament van [naam 3] is twee uur voor zijn overlijden gewijzigd, waarbij [eisende partij] tot zijn enig erfgenamen zijn benoemd.
2.7.
Tot de onverdeelde nalatenschap van de grootouders van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] behoort het recht van eigendom van het perceel grond met daarop de woning, erf, tuin en verder aanbehoren aan het adres [adres] (hierna: het perceel [naam perceel]) en het recht van eigendom van een perceel grond, gelegen aan de overkant van het perceel [naam perceel] (hierna: het grasland).

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vorderen om bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te gelasten om:
binnen vijf dagen na betekening van het vonnis onvoorwaardelijk en onherroepelijk mee te werken door het ondertekenen van de daartoe door de notaris opgemaakte (i) eenmalige machtiging tot de voorafgaande kadastrale afsplitsing, voor rekening van [eisende partij] en (ii) koopovereenkomst en notariële volmacht nodig voor de overdracht en levering aan [eisende partij] van dat afgesplitste perceel tegen een prijs van € 65.000,00 (k.k.) en het grasland (kadastraal perceel [perceelnummer]) tegen een prijs van € 25.000,00 (k.k.); en
binnen vijf dagen na betekening van het vonnis onvoorwaardelijk en onherroepelijk mee te werken aan de verkoopbemiddeling door Alblasserwaard door het ondertekenen van de daartoe benodigde opdrachtbevestiging; en
binnen vijf dagen nadat overeenstemming is bereikt met de inschrijver waar Alblasserwaard adviseert het object aan te gunnen, hieraan onvoorwaardelijk en onherroepelijk mee te werken door het ondertekenen van de daartoe door Alblasserwaard opgemaakte koopovereenkomst en een door de notaris opgemaakte notariële volmacht nodig voor de overdracht en levering van het verkochte;
op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel per gedaagde dat de betreffende gedaagde aan de sub 1) geformuleerde vorderingen na het verstrijken van de daarin genoemde termijn(en) in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,00, althans een door de voorzieningenrechter ander passend geacht bedrag; en
te bepalen dat het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis als bedoeld in artikel 3:300 BW in de plaats treedt van alle eventueel benodigde rechtshandelingen die nodig zijn om uitvoering te geven aan de levering en overdracht van de (afgesplitste) percelen; en
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de (na)kosten van het geding.
3.2.
[eisende partij] leggen aan hun vorderingen – samengevat – het volgende ten grondslag. [gedaagde 2] frustreert de verdeling van de onverdeelde nalatenschap van zijn grootouders. [eisende partij] hebben bij hun vorderingen een spoedeisend belang, omdat de staat van de woning aan het perceel [naam perceel] verslechtert, met gevaarzetting jegens omwonenden en aansprakelijkheid voor schade aan de ermee verbonden woning. De stijgende rente voor hypothecaire financiering heeft een drukkend effect op de verkoopbaarheid en daarmee op de te realiseren opbrengst. Het praktisch belang bij het kunnen verwerven van de kadastraal af te splitsen grond met opstallen, is dat hun woongenot zal worden vergroot. Bij het kunnen verwerven van het grasland hebben zij een emotioneel belang, omdat zij uit piëteit naar [naam 3] het gebruik als boomgaard en schapenweide graag willen voortzetten.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer. Zij concluderen tot niet ontvankelijkheid van [eisende partij] in hun vorderingen, althans tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eisende partij] in de (na)kosten van het geding. Daartoe betogen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] het volgende. Dat [eisende partij] deelgenoot zijn geworden in de nalatenschap van de grootouders van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] staat niet vast, omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de rechtsgeldigheid van het, twee uur voor het overlijden van [naam 3], gewijzigde testament van [naam 3] betwisten. Een spoedeisend belang ontbreekt. Er is geen sprake van gevaarzetting met betrekking tot de woning op het perceel [naam perceel], althans dat is eenvoudig oplosbaar en levert geen spoedeisend belang bij de ingestelde vorderingen op. Het spoedeisend belang kan ook niet worden gevonden in de verwachten marktontwikkelingen, nu de geschatte woningwaarde van de woning in november is gestegen ten opzicht van oktober. Waarom de overdracht van het grasland nodig zou zijn om het huidige gebruik voort te zetten, is volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onduidelijk en wordt betwist.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna ingegaan, voor zover van belang voor de beslissingen op de vorderingen.

4.De beoordeling

4.1.
Dit is een internationale zaak. [gedaagde 1] woont in Ohio (VS). Tussen partijen is echter – terecht – niet in geschil dat de voorzieningenrechter in deze rechtbank bevoegd is en dat Nederlands recht van toepassing is.
4.2.
Artikel 254 Rv bepaalt dat in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, de voorzieningenrechter bevoegd is deze te geven. De vorderingen van [eisende partij] worden afgewezen, omdat geen sprake is van een voldoende spoedeisend belang bij toewijzing van de vorderingen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
4.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben niet betwist dat er dringend werkzaamheden nodig zijn aan de opstallen. De vorderingen zoals ze door [eisende partij] zijn ingesteld, zien echter niet op het kunnen (laten) verrichten van deze werkzaamheden. [eisende partij] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen over het verrichten van deze werkzaamheden met elkaar in overleg moeten gaan. Mocht dat niet tot een oplossing leiden, dan zouden zij daarover een daarop gerichte vordering aanhangig kunnen maken.
4.4.
Met de vorderingen die [eisende partij] in deze procedure hebben ingediend beogen zij echter een definitieve partiële verdeling en/of een definitieve volledige verdeling te bewerkstellingen. Verdeling vindt in rechte in beginsel in een bodemzaak plaats. Weliswaar is in kort geding in bijzondere spoedeisende situaties, waarbij bovendien voldoende aannemelijk is dat de vorderingen in een bodemprocedure ook zouden worden toegewezen, een vordering mogelijk die de facto tot verdeling leidt, maar [eisende partij] hebben onvoldoende onderbouwd dat zo’n situatie zich hier voordoet.
4.5.
Dat gevreesd moet worden voor waardevermindering is niet deugdelijk onderbouwd. De waarde van onroerend goed kan in de loop van de tijd uiteraard fluctueren, maar dat enkele feit rechtvaardigt niet dat over de verdeling ervan dus altijd in kort geding kan worden beslist. Bovendien is er inmiddels eerder (weer) een dalende tendens van hypotheekrente dan een stijgende. Ook de wens van [eisende partij] tot het (voor een aantrekkelijke prijs) vergroten van hun woongenot en het kunnen verwerven van het grasland, zijn onvoldoende om in kort geding over de gevorderde verdeling te beslissen.
4.6.
Bovendien is een bodemprocedure aangekondigd in verband met de gang van zaken rondom de wijziging van het testament van [naam 3]. In dat kader zal wellicht ook bewijsvoering door getuigen en/of deskundigen plaatsvinden. Voorlichting door een onafhankelijk deskundige is wellicht ook wenselijk met betrekking tot de door [eisende partij] genoemde prijzen voor de gewenste afsplitsing van een deel van het perceel [naam perceel] en de levering daarvan aan [eisende partij], ter onderbouwing waarvan zij aanhaken bij een eenzijdig in hun opdracht verrichte taxatie. Ook daar is denkbaar dat indien en voor zover het ter beslechting van de geschillen tussen partijen noodzakelijk is om meer inzicht in de waarde van de onroerende zaken te krijgen de rechter zich door een te benoemen onafhankelijk deskundige zal willen laten voorlichten. Dat de door [eisende partij] genoemde prijzen de reële waarde vertegenwoordigen, kan op basis van de voorhanden informatie door de voorzieningenrechter in kort geding niet worden vastgesteld.
4.7.
Gelet op het hiervoor overwogene, hoeft het beroep op de niet-ontvankelijkheid van [eisende partij] – waartoe [gedaagde 1] heeft aangevoerd dat gesteld, noch gebleken is dat de executele in de nalatenschap van [naam 3] is afgerond – niet te worden besproken.
4.8.
[eisende partij] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van [gedaagde 2] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat € 697,00
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.184,00
De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris € 697,00
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.184,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 1.184,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisende partij] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [eisende partij] [gedaagde 2] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 1.184,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisende partij] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [eisende partij] [gedaagde 1] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
[3242/1729]