ECLI:NL:RBROT:2023:12501

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
ROT 22/2544
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. B.F. Desloover, en het UWV. Eiseres had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die aanvankelijk was toegewezen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 52,15%. Na bezwaar van eiseres werd dit percentage verhoogd naar 67,58%. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij zij stelde dat haar arbeidsongeschiktheid ten onrechte was vastgesteld en dat zij meer beperkingen had dan het UWV had aangenomen. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsarts B&B en de deskundigenrapporten van eiseres beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres op 15 januari 2021 voor 70,13% arbeidsongeschikt was. De rechtbank vernietigde het eerdere besluit van het UWV en stelde de mate van arbeidsongeschiktheid vast op 70,13% met een restverdiencapaciteit van € 1.377,94 per maand. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die op € 3.169,01 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen bij het bepalen van arbeidsongeschiktheid en de rol van deskundigen in het proces.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2544

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. B.F. Desloover),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

Het UWV heeft bij besluit van 29 december 2020 de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen. Eiseres heeft met ingang van 15 januari 2021 recht op een loongerelateerde WGA [1] -uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 52,15%.
Het UWV heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd naar 67,58%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 22 april 2022.
Eiseres heeft een deskundigenrapport van 7 december 2022 van een verzekeringsarts (hierna: deskundige) ingediend.
In het aanvullend verweerschrift van 10 januari 2023 stelt het UWV dat de mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op 70,13% met een restverdiencapaciteit van € 1.377,94. Het UWV verwijst hierbij naar het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 23 december 2022 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 9 januari 2023. Het UWV stelt dat het gewijzigde arbeidsongeschiktheidspercentage geen gevolgen heeft voor de hoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering. Omdat wel sprake is van een wijziging van de resterende verdiencapaciteit verzoekt het UWV de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren.
Eiseres heeft op 24 maart 2023 aanvullende gronden ingediend met een deskundigenrapport van 22 maart 2023.
De rechtbank heeft op 31 juli 2023 vragen gesteld aan het UWV. Het UWV heeft hier op 8 augustus 2023 op gereageerd.
Eiseres heeft op 13 september 2023 een aanvullend beroepschrift ingediend met medische informatie van de huisarts.
De rechtbank heeft het beroep op 21 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank heeft het onderzoek met de heropeningsbeslissing van 22 september 2023 heropend om het UWV de gelegenheid te geven te reageren op de op 13 september 2023 ingediende aanvullende gronden en om eiseres de gelegenheid te geven om een toelichting te geven op de gemaakte proceskosten.
Eiseres heeft bij de brief van 25 september 2023 een toelichting gegeven op de gemaakte proceskosten.
Het UWV heeft op de heropeningsbeslissing gereageerd met een rapport van de verzekeringsarts B&B van 18 oktober 2023.
Eiseres heeft op 20 oktober 2023 hierop gereageerd.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als docent zorg en welzijn voor 29,66 uur per week. Op 10 januari 2019 heeft zij zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 15 januari 2021 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering. In het bestreden besluit heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 67,58% en de restverdiencapaciteit op € 1.495,35. In het aanvullend verweerschrift van 10 januari 2023 heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 70,13 en de restverdiencapaciteit op € 1.377,94.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 29 maart 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 maart 2022. Het UWV heeft de medische grondslag van het aanvullend verweerschrift gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 23 december 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de FML van 23 december 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 13 april 2022
.Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het aanvullend verweerschrift gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 9 januari 2023.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij wijst naar hetgeen in de bezwaarprocedure is overgelegd. Eiseres stelt dat haar functionele mogelijkheden niet correct in kaart zijn gebracht. Zij meent dat zij niet in staat kan worden geacht om de geduide functies te verrichten. Zij is van mening dat de mate van arbeidsongeschiktheid dient te worden vastgesteld op 80-100%.
7. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een deskundigenrapport van 7 december 2022 en een aanvullend rapport van 22 maart 2023 ingediend. Omdat de verzekeringsarts B&B van het UWV en de deskundige van mening verschillen over de beperkingen van eiseres verzoekt zij om een onafhankelijke deskundige te benoemen, teneinde in deze kwestie tot klaarheid/helderheid te kunnen komen.

Wat vindt de rechtbank

8. Gelet op het aanvullend verweerschrift van 10 januari 2023, waarin het UWV de rechtbank verzoekt om het beroep gegrond te verklaren omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage en de restverdiencapaciteit zijn gewijzigd, beoordeelt de rechtbank of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld op 70,13%. De rechtbank neemt hierdoor ook het verzekeringsgeneeskundig rapport en de FML van 23 december 2022 en het arbeidskundige rapport en de CBBS-stukken van 9 januari 2023 mee in de beoordeling. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 15 januari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 15 januari 2021 voor 70,13% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 15 januari 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
12. Ter onderbouwing van het standpunt dat de FML geen correct beeld geeft, verwijst eiseres naar de deskundigenrapporten die zij heeft ingebracht. De deskundige concludeert dat sprake is van meer en forsere beperkingen dan de verzekeringsarts B&B heeft aangenomen. In het rapport van 23 december 2022 reageert de verzekeringsarts B&B op de in het deskundigenrapport aangenomen beperkingen. De verzekeringsarts B&B heeft naar aanleiding van dit rapport in de toelichting van de beperking geluidsbelasting toegevoegd dat eiseres moet werken in een rustige werkomgeving zonder onverwachte geluiden. Ook heeft zij opgenomen dat er een beperking is voor veel licht of wisselende verlichting en voor werken met een beeldscherm of andere lichtbronnen. Daarbij moet de werkomgeving rustig zijn, met weinig beweging in de omgeving. Een donkere bril is noodzakelijk.
13. De andere door de deskundige aangenomen beperkingen neemt de verzekeringsarts B&B niet over. De verzekeringsarts B&B stelt dat zij de beperking ten aanzien van ‘verdelen van de aandacht’ niet kan volgen, zij verwijst hiervoor naar het CBBS. Volgens het CBBS wordt een dergelijke beperking aangenomen bij mensen met een ernstige stoornis, bijvoorbeeld een denkstoornis zoals voorkomend bij een depressie, mensen met hallucinaties, angsten of met ernstige schade in de hersenen. Hiervan is volgens de verzekeringsarts B&B geen sprake bij eiseres. Zij verwijst hierbij naar de psychiatrische expertise verricht op 15 maart 2022. In dit rapport is vermeld dat sprake is van onderpresteren, waardoor geen beperking voor ‘verdelen van de aandacht’ aan de orde is. In het rapport van 8 augustus 2023 gaat de verzekeringsarts B&B, naar aanleiding van vragen van de rechtbank, in op de brief van de klinisch psycholoog/psychotherapeut van 9 november 2021 waarin staat dat sprake is van een depressieve stoornis, eenmalige episode, ernstig. De verzekeringsarts B&B stelt dat deze brief buiten beschouwing wordt gelaten omdat deze van ver na datum in geding is. Verder volgt volgens de verzekeringsarts B&B uit het primaire rapport van 17 december 2022 niet dat sprake is van een depressieve stoornis. De verzekeringsarts B&B stelt hierbij ook dat de aandacht en concentratie goed waren tijdens het gesprek van één uur en drieëntwintig minuten met de primaire verzekeringsarts.
14. De voorgestelde beperkingen ten aanzien van ‘een voorspelbare werksituatie’, ‘zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen’, ‘vaste bekende werkwijzen’ en ‘samenwerken’ kan de verzekeringsarts B&B ook niet volgen. Ter motivering verwijst zij naar het CBBS. Van de in het CBBS genoemde ziektebeelden waarvoor de genoemde beperkingen worden aangenomen, is bij eiseres geen sprake. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom zij de hiervoor weergegeven beperkingen niet overneemt. De stelling van de deskundige in het aanvullend deskundigenrapport van 22 maart 2023 dat dit niet uitsluit dat ook bij andere ziektebeelden deze beperkingen gesteld kunnen worden indien daar een goede medische ratio voor is, maakt dit niet anders. De deskundige stelt dat met name bij moeilijk objectiveerbare aandoeningen grenzen gelden aan het functioneren van betrokkene, die niet op een andere wijze in het CBBS kunnen worden meegenomen. Dit geldt volgens de deskundige ook voor de situatie van eiseres. De denklijn en handelswijze die wordt gehanteerd door de verzekeringsarts B&B is volgens de deskundige niet overeenkomstig de denklijn zoals die breed in de beroepsgroep wordt gehanteerd. De rechtbank vindt dat daarmee onvoldoende is onderbouwd waarom in het geval van eiseres, anders dan de verzekeringsarts B&B heeft beoordeeld en gemotiveerd, de genoemde beperkingen moeten worden aangenomen.
15. Wat betreft de beperking ten aanzien van ‘diepte zien’ merkt de verzekeringsarts B&B op dat er geen medische informatie is waaruit blijkt dat sprake is van een oogaandoening die een dergelijke beperking rechtvaardigt. Ook voor de beperking ‘omgaan met conflicten’ en toelichting bij het item ‘overige beperkingen van het dynamisch handelen’ ontbreekt volgens de verzekeringsarts B&B een medische onderbouwing. Verder stelt de verzekeringsarts B&B dat zij de beperkingen ten aanzien van ‘repetitieve hand- en vingerbewegingen’, ‘frequent buigen tijdens het werk’, ‘gebogen en/of getordeerd actief zijn’ en ‘boven schouderhoogte actief zijn’ niet kan volgen omdat de deskundige geen lichamelijk onderzoek heeft verricht. Gezien haar eigen onderzoeksbevindingen van 1 december 2021 ziet de verzekeringsarts B&B geen aanleiding om de genoemde beperkingen aan te nemen. De rechtbank kan dit volgen. De stelling van de deskundige dat lichamelijk onderzoek in beperkte mate een toegevoegde waarde heeft in het geval van eiseres maakt dit niet anders. De rechtbank kan niet volgen waarom het lichamelijk onderzoek in beperkte mate een toegevoegde waarde zou hebben.
16. De verzekeringsarts B&B volgt ook niet de door de deskundige aangenomen beperkingen ten aanzien van ‘niet elke avond werken’, ‘niet ’s nachts werken’ en de urenbeperking van 20 uur per week. Zij stelt dat een goede medische onderbouwing ontbreekt. Bovendien blijkt uit het dagverhaal niet dat sprake is van verhoogde recuperatiebehoefte uit medische noodzaak. De verzekeringsarts B&B stelt dat het gaat om passend werk, waarbij voldoende rekening gehouden is met beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen. Daarbij is een urenbeperking van 34 uur per week aangenomen door de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts B&B voegt hieraan toe dat een FML die wordt opgesteld in het kader van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen één op één weergave is van hetgeen eiseres aangeeft aan klachten en beperkingen te ervaren. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is bij het vaststellen van de beperkingen niet de subjectieve, persoonlijke klachtenbeleving bepalend maar dat wat objectief medisch is vast te stellen. De verzekeringsarts B&B stelt dat de primaire verzekeringsarts de FML heeft opgesteld op basis van anamnese en informatie van de curatieve sector. Vervolgens heeft de verzekeringsarts B&B in de bezwaarfase de FML aangepast op basis van informatie van de curatieve sector, eigen onderzoeksbevindingen, een psychiatrische expertise en een neuropsychologische expertise.
17. Op 13 september 2023 heeft eiseres medische informatie ingediend van de huisarts. Uit deze informatie blijkt volgens eiseres dat de inschatting van de verzekeringsarts B&B in het rapport van 8 augustus 2023 onjuist is waar zij stelt dat ten tijde van de datum in geding nog geen sprake was van een depressieve stoornis. In het rapport van 18 oktober 2023 reageert de verzekeringsarts B&B op deze informatie. Zij stelt dat de informatie geen nieuwe medische gegevens bevat welke nog niet bekend waren en waarmee rekening gehouden moet worden betreffende het aangeven van beperkingen ten aanzien van arbeid. In de brief van 5 september 2023 is vermeld dat eiseres in 2019 is gestart met antidepressivum maar het is volgens de verzekeringsarts B&B onduidelijk om welk antidepressivum het gaat en of dit op datum in geding gebruikt werd. In het rapport van 17 december 2020 van de primaire verzekeringsarts is vermeld dat eiseres zo nodig paracetamol gebruikt. In het deskundigenrapport van Psyon van 15 maart 2022 is onder ‘medicatie’ vermeld dat eiseres diazepam sinds 2019 gebruikt. Dit behoort volgens de verzekeringsarts B&B tot de benzodiazepines en is geen antidepressivum. Daarnaast is ook vermeld dat eiseres sinds juli 2021 sertraline gebruikt. Dit is wel een antidepressivum, maar dit is van na datum in geding stelt de verzekeringsarts B&B. Op basis hiervan komt de verzekeringsarts B&B tot de conclusie dat er geen informatie is waaruit blijkt dat sprake is van een ernstige psychische toestand op datum in geding. De rechtbank kan deze conclusie volgen en vindt dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom er op datum in geding geen sprake was van een ernstige psychische toestand.
18. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 15 januari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht. De verzekeringsarts B&B heeft duidelijk gemotiveerd waarom zij de voorgestelde beperkingen niet aanneemt. Dat de verzekeringsarts B&B in het rapport van 18 oktober 2023 stelt dat zij geen bezwaar heeft tegen het inschakelen van een onafhankelijke deskundige maakt dit niet anders. De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende twijfel heeft gezaaid.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 15 januari 2021 met de middelste van de drie geduide functies 29,87% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 70,13% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

21. Het UWV heeft terecht besloten aan eiseres per 15 januari 2021 een WIA-uitkering toe te kennen. Omdat het UWV in beroep het arbeidsongeschiktheidspercentage en de restverdiencapaciteit heeft gewijzigd is het beroep van eiseres gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 67,58% en de restverdiencapaciteit is vastgesteld op € 1.495,35. Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voorziet de rechtbank zelf in de zaak door te bepalen dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 15 januari 2021 wordt vastgesteld op 70,13% met een restverdiencapaciteit van € 1.377,94 per maand.
22. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt het UWV ook in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 837,- bij wegingsfactor 1).
23. Verder heeft eiseres verzocht om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de kosten voor het deskundigenrapport. Zij heeft een factuur ingediend van 1 januari 2023 van € 1.633,50 (7,5 uur x € 180 per uur (excl. BTW)) en een factuur van 22 maart 2023 van € 326,70 (1,5 uur x € 180 per uur (excl. BTW)). Het UWV heeft de gelegenheid gekregen om op deze facturen te reageren. De rechtbank heeft geen reactie ontvangen. De kosten dienen te worden aangemerkt als kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb. De rechtbank stelt de maatstaf voor vergoeding van de kosten van de deskundige vast op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken (Wtsz). Op grond van artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) geldt voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wtsz, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een maximumtarief, dat voor opdrachten verstrekt in 2022 € 136,19 en voor opdrachten verstrekt in 2023 € 142,75 bedraagt. In artikel 15 van het Bts is bepaald dat de bedragen genoemd in het Bts worden verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.
24. De tarieven van de deskundige in de facturen zijn hoger dan de maximumtarieven, dit zal worden verrekend. Voor de factuur van 1 januari 2023 betekent dit dat een bedrag van € 1.235,92 (7,5 uur x € 136,19 x 1,21 (BTW)) wordt toegekend. Voor de factuur van 22 maart 2023 betekent dit dat een bedrag van € 259,09 (1,5 x € 142,75 x 1,21 (BTW)) wordt toegekend. Hiermee komen de proceskosten uit op een bedrag van € 3.169,01 (€ 1.674,- + € 1.235,92 + € 259,09).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 67,58% en de restverdiencapaciteit op € 1.495,35;
- bepaalt dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 15 januari 2021 wordt vastgesteld op 70,13% met een restverdiencapaciteit van € 1.377,94 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.169,01;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 21 december 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.WGA = werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten.