ECLI:NL:RBROT:2023:12505

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
10-278963-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onvoorzichtig rijgedrag en verlaten ongevalplaats

Op 21 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 maart 2021 in Vlaardingen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die zonder geldig rijbewijs reed, heeft een overstekende voetganger aangereden, waardoor deze letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat leidde tot de aanrijding. De verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten en was niet in het bezit van een rijbewijs. De officier van justitie eiste een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een geldboete van € 1.500 voor de feiten 1 en 2, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden. Voor feit 3 werd een geldboete van € 500 opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld, en matigde de ontzegging van de rijbevoegdheid vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van bestuurders.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-278963-21
Datum uitspraak: 21 december 2023
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
  • ten aanzien van de misdrijven onder feit 1 en 2 een veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 1.500,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden;
  • ten aanzien van de overtreding onder feit 3 een veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 500,00.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) door zonder geldig rijbewijs een auto te besturen, een verkeersbord met een inrijverbod te negeren en tegen de rijrichting in te rijden, en vervolgens een overstekende voetganger aan te rijden. Dit gedrag is extra laakbaar, omdat de verdachte heeft verklaard dat hij die nacht niet had geslapen. Bij het slachtoffer is ten gevolge van het ongeval een tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaan.
Beoordeling
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair ten laste is gelegd. Om tot het oordeel te komen dat daarvan sprake is, is vereist dat het rijgedrag van de verdachte zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. De rechtbank dient daarbij te letten op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertredingen en de omstandigheden waaronder die overtredingen zijn begaan. Dit brengt ook met zich mee dat het begaan van één enkele verkeersovertreding niet per definitie voldoende is voor een bewezenverklaring van schuld.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 13 maart 2021 rond 13:00 uur als bestuurder van een personenauto (een Volkswagen Golf met Pools kenteken [kenteken01] ) op de Oosthavenkade in Vlaardingen een overstekende voetganger heeft aangereden. Het slachtoffer [slachtoffer01] heeft als gevolg van de aanrijding pijn en lichamelijk letsel opgelopen (2 breuken in de linkervoet, pijn aan de rug, ribben, nek en pols). De geschatte genezingsduur bedroeg volgens de FARR-verklaring ten minste 6 weken. De Oosthavenkade is een éénrichtingsweg, wat door een verkeersbord (C2) aan het begin van de weg is aangegeven. De getuige [getuige01] heeft gezien dat de verdachte met de personenauto tegen de rijrichting inreed en het overstekende slachtoffer heeft geraakt. Verder staat vast dat de verdachte niet in het bezit is van een rijbewijs en dat ook nooit is geweest.
De verdachte heeft bij de politie erkend dat hij nooit een rijbewijs heeft gehaald, maar is volgens zijn verklaring toch gaan rijden omdat hij eten wilde halen. Hoewel hij het verkeersbord aan het begin van de Oosterhavenkade naar eigen zeggen heeft gezien, heeft hij hierop verder geen acht geslagen en zag hij geen belemmering om de straat in te rijden. De verdachte heeft verklaard dat hij de voorgaande nacht niet had geslapen, dat hij tijdens het rijden een zachte tik hoorde waardoor de spiegel van de auto inklapte, maar dat hij op dat moment geen reden zag om te stoppen. Hij zegt niet te hebben gezien dat hij een persoon heeft aangereden.
De rechtbank is op basis van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en daardoor de overstekende voetganger kennelijk niet heeft opgemerkt. Het slachtoffer heeft als gevolg van de aanrijding zodanig lichamelijk letsel opgelopen, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Hoewel de aanrijding voor het slachtoffer grote impact heeft gehad, is in strafrechtelijke zin geen sprake van zwaar lichamelijk letsel, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het door de verdachte vertoonde verkeersgedrag tot het ongeval heeft geleid, dat het slachtoffer daardoor letsel heeft ondervonden en dat dit ongeval aan zijn schuld te wijten is.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde, het onder feit 2 ten laste gelegde en het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1
primair
hij op 13 maart 2021 te Vlaardingen als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een personenauto, zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met
dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Oosthavenkade,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-heeft gereden zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld
in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor
de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde en
-tegen de rijrichting in heeft gereden en
-een voetganger, genaamd [slachtoffer01] , die doende was via de rijbaan van die
Oosthavenkade over te steken en die de rijbaan inmiddels voor een (groot) gedeelte
was overgestoken, niet heeft opgemerkt en
-die [slachtoffer01] niet heeft laten voorgaan en
-in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met die [slachtoffer01] ,
waardoor die [slachtoffer01] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan;
feit 2
hij op 13 maart 2021, als bestuurder van een personenauto betrokken bij en door wiens gedraging een verkeersongeval was
veroorzaakt op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Oosthavenkade,
de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer01] ) letsel en/of
schade was toegebracht;
feit 3
hij op 13 maart 2021 te Vlaardingen als bestuurder van een
personenauto heeft gereden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Oosthavenkade, zonder dat aan hem door de daartoe
bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994
een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat
motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;

2.overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

3.overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen en bijkomende straf zijn gebaseerd
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan het slachtoffer [slachtoffer01] letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft de personenauto bestuurd terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs en hij blijkens zijn verklaring ook onvoldoende op de hoogte was van de ter plaatse geldende verkeersregels. Hoewel hij merkte dat hij tijdens het rijden iets raakte, is hij niet gestopt maar doorgereden. De verdachte heeft door zijn handelen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden en heeft onvoldoende verantwoordelijkheid getoond ten opzichte van andere weggebruikers. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank heeft ten aanzien van de strafoplegging aansluiting gezocht bij straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn opgelegd. Daarbij wordt meegenomen dat de verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank een geldboete een passende sanctie. Omdat feit 3 een overtreding betreft, zal voor dit feit een afzonderlijke straf worden opgelegd naast de geldboete voor de onder 1 en 2 bewezen misdrijven. Hoewel de verdachte geen rijbewijs bezit, ziet de rechtbank aanleiding om hem als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Dit betekent dat de verdachte nadat hij een rijbewijs heeft gehaald, gedurende een periode van drie maanden niet mag rijden.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het verhoor van de verdachte bij de politie kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 20 april 2021 door de politie verhoord. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Tussen deze datum en het eindvonnis ligt een periode van twee jaar en acht maanden, waarmee inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Aangezien geen sprake is van bijzondere omstandigheden dient deze termijnoverschrijding te worden gecompenseerd in de op te leggen straf. De rechtbank zal om die reden de op te leggen rijontzegging met een maand matigen ten opzichte van de (verder overgenomen) vordering van de officier van justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 107, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 tot een
geldboete van € 1.500, 00 (duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis;
ontzegtde verdachte ten aanzien van feit 1 primair
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
3 (drie) maanden;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 3 tot een
geldboete van € 500, 00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en J.I.P. Hofstee, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 maart 2021 te Vlaardingen als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met
dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig
en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van
de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Oosthavenkade,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-heeft gereden zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld
in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor
de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde en/of
-tegen de rijrichting in heeft gereden en/of
-een voetganger, genaamd [slachtoffer01] , die doende was via de rijbaan van die
Oosthavenkade over te steken en die de rijbaan inmiddels voor een (groot) gedeelte
was overgestoken, niet heeft opgemerkt en/of
-die [slachtoffer01] niet heeft laten voorgaan en/of
-in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met die [slachtoffer01] ,
waardoor die [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel (te weten breuken in twee
middenvoetsbeentjes) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 maart 2021 te Vlaardingen als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Oosthavenkade, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die
weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-heeft gereden zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld
in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor
de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde en/of
-tegen de rijrichting in heeft gereden en/of
-een voetganger, genaamd [slachtoffer01] , die doende was via de rijbaan van die
Oosthavenkade over te steken en die de rijbaan inmiddels voor een (groot) gedeelte
was overgestoken, niet heeft opgemerkt en/of
-die [slachtoffer01] niet heeft laten voorgaan en/of
-in botsing of aanrijding of aanraking is gekomen met die [slachtoffer01] ;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij op of omstreeks 13 maart 2021, als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto) betrokken bij en/of door wiens gedraging een verkeersongeval was
veroorzaakt op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Oosthavenkade,
de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer01] ) letsel en/of
schade was toegebracht;
( art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b
Wegenverkeerswet 1994 )
3
hij op of omstreeks 13 maart 2021 te Vlaardingen als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Oosthavenkade, zonder dat aan hem door de daartoe
bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994
een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat
motorrijtuig behoorde;
( art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )