ECLI:NL:RBROT:2023:12506

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
10-064965-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersincident met wielrenner leidt tot vrijspraak voor gevaarlijk rijgedrag maar schuldigverklaring voor overtreding Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een wielrenfiets betrokken was bij een verkeersongeval op 4 juli 2021 te Hoek van Holland. De verdachte heeft tijdens een inhaalmanoeuvre een andere fietser geraakt, wat leidde tot letsel bij meerdere personen, inclusief de verdachte zelf. De officier van justitie eiste een taakstraf voor het primair ten laste gelegde gevaarlijk rijgedrag, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet welbewust in ernstige mate de verkeersregels had overtreden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde misdrijf, maar achtte wel bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank besloot tot een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. De benadeelde partij, die schade had geleden door het ongeval, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de schade al was afgewikkeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-064965-22
Datum uitspraak: 21 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. J.J. van 't Hoff, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate geschonden waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De verdachte heeft, op de racefiets en met een aanzienlijk snelheidsverschil, andere fietsers ingehaald zonder dat hij voldoende overzicht had om te kunnen beoordelen of dit veilig kon. Daardoor was sprake van een gevaarlijke inhaalmanoeuvre, wat kan worden aangemerkt als gevaarlijk rijden zoals bedoeld in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten in beide varianten, omdat niet met de wettelijke vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld waar en onder welke omstandigheden het ongeval heeft plaatsgevonden en evenmin valt na te gaan welk verwijt de verdachte in dat kader kan worden gemaakt. Het dossier bevat geen verkeersanalyse of sporenonderzoek en ook op basis van getuigenverklaringen kan geen eenduidig beeld van de situatie worden verkregen. De getuigen [getuige01] en [getuige02] verklaren dat zij werden ingehaald door twee (naast elkaar fietsende) mannen. Deze lezing duidt erop dat de verdachte niet degene is geweest die de botsing heeft veroorzaakt. De politie heeft ten aanzien van de toedracht van het ongeval onvoldoende onderzoek gedaan.
Voor zover de verdachte een inschattingsfout heeft gemaakt, is bij hem ten aanzien van het primair ten laste gelegde geen sprake van opzet op het overtreden van de verkeersregels en al helemaal niet op het in ernstige mate schenden daarvan. Aangenomen kan worden dat de verdachte geen gevaar zag voor zwaar lichamelijk letsel of voor het leven van anderen, omdat hij in een dergelijke situatie zelf het grootste risico zou lopen. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde geldt dat de gevaarzettende situatie niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Ten tijde van het incident kon de verdachte niet anders handelen. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waar de verdachte ook zelf de dupe van is geworden.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is van gevaarlijk rijgedrag, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), dan wel – indien dit niet het geval is – of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW. De rechtbank zal ten aanzien van het primair tenlastegelegde achtereenvolgens bespreken of de verdachte de verkeersregels heeft geschonden, of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, of hij dat opzettelijk heeft gedaan en – indien deze vragen bevestigend worden beantwoord – of daardoor gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast. Op 4 juli 2021 fietste de verdachte te Hoek van Holland in een groep van vier wielrenners. Ze reden achter elkaar en de verdachte fietste als derde in deze groep. De groep van de verdachte naderde twee andere groepen wielrenners, die in dezelfde rijrichting reden. Omdat er een aanzienlijk verschil in snelheid was, werd vanuit de groep van de verdachte een inhaalmanoeuvre ingezet om de andere twee groepen voorbij te rijden. Tijdens deze inhaalmanoeuvre reed hen uit tegenovergestelde richting een wielrenner tegemoet. Twee groepsgenoten die vóór de verdachte reden, konden op tijd terug invoegen op de eigen weghelft, maar de verdachte kwam frontaal in botsing met zijn tegenligger, die hierdoor ten val kwam en lichamelijk letsel opliep. Ook de verdachte zelf raakte gewond. Vervolgens kwamen ook andere wielrenners uit de verschillende groepen ten val, waarbij meerderen van hen eveneens lichamelijk letsel opliepen.
Het verwijt dat de verdachte kan worden gemaakt, is dat hij onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijke aanwezigheid van fietsers uit de tegenovergestelde rijrichting. Hij heeft, terwijl onvoldoende zicht had om zelf te kunnen zien of de linker weghelft vrij was, deelgenomen aan een inhaalmanoeuvre en heeft daarbij onvoldoende rekening gehouden met de drukte op het fietspad. De rechtbank acht, anders dan de verdediging, op basis van de bevindingen bij het opsporingsonderzoek bewezen dat de verdachte door dit verkeersgedrag gevaar en hinder op de weg heeft veroorzaakt. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt in het verkeersongeval. Dat, zoals aangevoerd, de aanrijding zou zijn veroorzaakt doordat de groep die door de verdachte werd ingehaald plotseling zelf een inhaalmanoeuvre startte en de verdachte vervolgens moest uitwijken, acht de rechtbank op basis van de verschillende verklaringen niet aannemelijk.
Hoewel de verdachte aldus een verkeersfout heeft gemaakt en meerdere personen – onder wie hijzelf – hierdoor letsel hebben opgelopen, is de rechtbank van oordeel dat hij niet welbewust in ernstige mate de gedragsregels in het verkeer heeft overtreden. Om die reden wordt de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde misdrijf. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
subsidiair
hij op 4 juli 2021 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam als
bestuurder van een fiets, daarmee rijdende op de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, de Maeslantkeringweg, zich zodanig heeft gedragen dat
gevaar op die weg werd veroorzaakt en het
verkeer op die weg werd gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
terwijl
-op het aldaar gelegen fietspad, dat was bestemd voor verkeer in beide rijrichtingen,
meerdere fietsers (wielrenners) in groepen en naast elkaar reden, gaande in
dezelfde rijrichting als hij, verdachte, en
-zich op en in de buurt van dat fietspad veel fietsers en voetgangers bevonden,
-met een snelheid die hoger was dan die van de vóór hem rijdende
fietsers die fietsers is gaan inhalen terwijl de ruimte links van die fietsers
onvoldoende breed was en het zicht op het verkeer vóór hem beperkt was en
-vervolgens tijdens die inhaalmanoeuvre tegen een tegemoetkomende fietser is
aangebotst,
waardoor meerdere van die vóór hem, verdachte, in die groep
rijdende fietsers ten val zijn gekomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdachte kon niet anders dan uitwijken voor de andere groep, toen deze plotseling een beweging naar links inzette. Hij heeft de nodige voorzichtigheid betracht en alles gedaan wat van een correct handelend verkeersdeelnemer mag worden verwacht. De verdachte is bij afwezigheid van alle schuld niet strafbaar en dient derhalve ontslagen te worden van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
Zoals uit de beoordeling blijkt volgt de rechtbank de lezing, die inhoudt dat de aanrijding is veroorzaakt door een beweging van een andere groep, niet. De strafbare gedraging ligt in het feit dat de verdachte deel heeft genomen aan een inhaalmanoeuvre, waarvoor onvoldoende ruimte bleek te zijn en waarbij hij zich op voorhand niet had vergewist of de manoeuvre wel haalbaar was. De verdachte had anders kunnen en moeten handelen door een juiste en weloverwogen inschatting te maken van de haalbaarheid van de inhaalmanoeuvre.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel

7.1.
Algemene overweging
De rechtbank heeft gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Het bewezen strafbare feit
De verdachte is met een groep van vier personen gaan wielrennen en is door een inschattingsfout bij een inhaalmanoeuvre in botsing gekomen met een hem tegemoetkomende fietser, die daardoor met verschillende andere fietsers ten val is gekomen. Als gevolg van dit ongeval hebben de betrokken fietsers letsel opgelopen. De verdachte heeft door zijn gedrag op een druk en smal fietspad gevaar veroorzaakt. Dit kan hem strafrechtelijk worden verweten. Tegelijkertijd verliest de rechtbank niet uit het oog dat de verdachte deze gevolgen niet heeft gewild en bovendien ook zelf zwaar is getroffen door de aanrijding.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit is een straf hiervoor in beginsel op zijn plaats. Daar staat tegenover dat het feit inmiddels ruim twee jaar oud is en dat de verdachte ook zelf zwaar getroffen is door de gevolgen van de aanrijding en daarbij langere tijd heeft moeten revalideren. De verdachte is voor, noch na het ongeval in aanraking geweest met politie en justitie. Naar het oordeel van de rechtbank dient het opleggen van een straf in deze situatie geen redelijk doel meer, ook niet in de vorm van een voorwaardelijke straf. Anders de officier van justitie zal de rechtbank daarom toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.

8.Vordering benadeelde partij & schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.728,27 aan materiële schade, bestaand uit kosten voor schadeherstel van de racefiets, gederfde inkomsten en vergoeding van het eigen risico voor ziektekosten.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering benadeelde partij buiten behandeling dient te blijven, nu de schade reeds is afgewikkeld.
8.2.
Standpunt verdediging
Gelet op het pleidooi tot vrijspraak, dan wel ontslag van alle rechtsvervolging dient te vordering te worden afgewezen. Subsidiair dient eveneens afwijzing te volgen, nu uit het dossier blijkt dat de schade inmiddels door de verzekeraar is afgehandeld. Voor het verschil tussen het gevorderde bedrag en de uitbetaalde schade dient wordt verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu de vordering niet voldoende is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij01] slachtoffer is geworden van het bewezen verklaarde strafbare feit en daardoor schade heeft opgelopen. Uit de stukken blijkt dat de benadeelde akkoord is gegaan met betalingsvoorstel en dat (een groot deel van) de schade inmiddels is afgewikkeld. Voor zover de schade is vergoed heeft hij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van de vordering. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen in hoeverre sprake is van restschade en acht dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd. Omdat niet is gebleken dat de benadeelde partij de vordering heeft ingetrokken, zal de rechtbank hem niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en J.I.P. Hofstee, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 4 juli 2021 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam als
bestuurder van een voertuig (fiets), daarmee rijdende op de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, de Maeslantkeringweg, zich opzettelijk zodanig heeft
gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden;
welke verkeersgedragingen hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, toen
daar,
terwijl
-op het aldaar gelegen fietspad, dat was bestemd voor verkeer in beide rijrichtingen,
meerdere fietsers (wielrenners) in groepen en/of naast elkaar reden, gaande in
dezelfde rijrichting als hij, verdachte, en/of
-zich op en in de buurt van dat fietspad veel fietsers en voetgangers bevonden,
-met een gelet op bovengenoemde omstandigheden te hoge snelheid heeft gereden
en/of
-met een snelheid die (aanzienlijk) hoger was dan die van de vóór hem rijdende
fietsers die fietsers is gaan inhalen terwijl de ruimte links van die fietsers
onvoldoende breed was en/of het zicht op het verkeer vóór hem beperkt was en/of
-(vervolgens) tijdens die inhaalmanoeuvre tegen een tegemoetkomende fietser,
genaamd [slachtoffer01] , is aangebotst of aangereden,
waardoor die [slachtoffer01] en twee fietsers, te weten [naam01] en [naam02] , uit
die vóór hem, verdachte, rijdende groep(en), ten val zijn gekomen;
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2021 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam als
bestuurder van een voertuig (fiets), daarmee rijdende op de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, de Maeslantkeringweg, zich zodanig heeft gedragen dat
gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het
verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
terwijl
-op het aldaar gelegen fietspad, dat was bestemd voor verkeer in beide rijrichtingen,
meerdere fietsers (wielrenners) in groepen en/of naast elkaar reden, gaande in
dezelfde rijrichting als hij, verdachte, en/of
-zich op en in de buurt van dat fietspad veel fietsers en voetgangers bevonden,
-met een gelet op bovengenoemde omstandigheden te hoge snelheid heeft gereden
en/of
-met een snelheid die (aanzienlijk) hoger was dan die van de vóór hem rijdende
fietsers die fietsers is gaan inhalen terwijl de ruimte links van die fietsers
onvoldoende breed was en/of het zicht op het verkeer vóór hem beperkt was en/of
-(vervolgens) tijdens die inhaalmanoeuvre tegen een tegemoetkomende fietser is
aangebotst of aangereden,
waardoor meerdere, althans twee, van die vóór hem, verdachte, in die groep(en)
rijdende fietsers ten val zijn gekomen;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )