ECLI:NL:RBROT:2023:12525

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/1671
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WOZ-waarde van onroerende zaken en de verplichtingen van de heffingsambtenaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Krimpen aan den IJssel beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, is eigenaar van een woning en twee garageboxen in Krimpen aan den IJssel. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waardes van deze onroerende zaken vastgesteld op respectievelijk € 315.000,- voor de woning, € 27.000,- voor garagebox 1 en € 26.000,- voor garagebox 2, met als waardepeildatum 1 januari 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardes, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft op 9 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser niet is verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op regelmatige wijze is verzonden. Eiser betoogt dat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase geen waardeberekening en grondstaffel heeft verstrekt, wat volgens hem in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank oordeelt echter dat de heffingsambtenaar geen verplichting tot het toezenden van stukken heeft geschonden, aangezien het taxatieverslag met de benodigde informatie wel is verstrekt.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waardes van de onroerende zaken niet te hoog zijn vastgesteld. De waardes zijn bepaald door middel van systematische vergelijking met vergelijkingsobjecten, waarbij de belangrijkste waardebepalende kenmerken zijn meegenomen. Eiser's argumenten over de ligging van de woning en de waardeverlaging van de garageboxen worden door de rechtbank niet gehonoreerd. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1671

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Bakker),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Krimpen aan den IJssel

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 februari 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waardes van de volgende onroerende zaken op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld:
- [adres 1] in Krimpen aan den IJssel (de woning) op € 315.000,-
(beschikking A);
  • [adres 2] in Krimpen aan den IJssel (garagebox 1) op € 27.000,- (beschikking B).
  • [adres 3] in Krimpen aan den IJssel (garagebox 2) op € 26.000,- (beschikking C);
(hierna: de onroerende zaken). Met deze waardevaststelling is aan eiser ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Krimpen aan den IJssel voor het jaar 2022 opgelegd (de aanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de WOZ-waardes gehandhaafd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de heffingsambtenaar. De gemachtigde van eiser is, zonder bericht, niet verschenen.
1.5.
De griffier heeft het Track & Trace-systeem van PostNL geraadpleegd. Bij de aangetekende verzending aan de gemachtigde van eiser van de uitnodigingsbrief voor de zitting van 9 november 2023, gedateerd 4 oktober 2023, staat dat deze op 9 oktober 2023 is bezorgd, voorzien van een handtekening voor ontvangst. Gelet hierop heeft de rechtbank vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op regelmatige wijze aan het adres van de gemachtigde van eiser is aangeboden en heeft zij de zaak op zitting behandeld.
Feiten
2. Eiser is eigenaar van de woning, een rijenwoning (kop) uit het jaar 1971. De woning, gelegen in Krimpen aan den IJssel, bestaat uit een hoofdbouw van 122 m², een dakkapel van 2 m², een vrijstaande berging/schuur van 5 m² en een aanbouw van 10 m². Het perceel van de woning is 228 m². Eiser is eveneens eigenaar van garagebox 1 en 2, beide gelegen in Krimpen aan den IJssel. Garagebox 1 heeft een gebruiksoppervlakte van 16 m² en een perceel van 17 m². Garagebox 2 heeft een zowel gebruiksoppervlakte als een perceel van 16 m².

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de waardes van de onroerende zaken per 1 januari 2021 niet te hoog heeft vastgesteld. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de heffingsambtenaar een verplichting tot het toezenden van stukken geschonden?
5. Eiser stelt dat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase geen waardeberekening en grondstaffel heeft toegezonden. Hiermee heeft de heffingsambtenaar in strijd gehandeld met artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar geen verplichting tot het toezenden van stukken geschonden. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank licht dat hieronder toe.
6.1.
De rechtbank vat het betoog van eiser op als een beroep op schending van artikel 40, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Op grond van die bepaling moet aan degene over wie een beschikking als bedoeld in de Wet WOZ is genomen en die een voldoende specifiek verzoek doet tot het verstrekken van bepaalde gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de onroerende zaak, een afschrift van die gegevens worden verstrekt. [1] De heffingsambtenaar heeft in bezwaar het taxatieverslag van de woning aan de gemachtigde van eiser verstuurd. In dat taxatieverslag is de waardeberekening en grondstaffel opgenomen. Van een schending van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ, is daarom geen sprake.
6.2.
Artikel 6:17 van de Awb bepaalt dat als iemand zich laat vertegenwoordigen, het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval ter beschikking stelt aan de gemachtigde. Deze bepaling schrijft niet voor welke stukken aan de gemachtigde ter beschikking moeten worden gesteld. [2] Het betoog van eiser ten aanzien van deze bepaling kan reeds om die reden niet slagen.
Heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld?
7. Eiser betoogt dat de waarde van de woning ten hoogste € 281.000,- bedraagt. De waardes van garagebox 1 en 2 bedragen respectievelijk ten hoogste € 20.000,- en € 22,000,-. Eiser stelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de ligging van de woning. De woning is gelegen aan een drukke T-splitsing en de ligging dient daarom als ‘slecht’ te worden gewaardeerd. Ten slotte heeft de heffingsambtenaar onvoldoende rekening gehouden met verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten.
8. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding". [3]
9. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waardes van de onroerende zaken niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar hierin geslaagd. Uit de taxatie in beroep blijkt dat de waardes van de onroerende zaken zijn bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met vergelijkingsobjecten waarvan marktgegevens beschikbaar zijn, waarbij de verschillen tussen de onroerende zaken en de vergelijkingsobjecten voldoende zijn toegelicht. De vergelijkingsobjecten zijn bruikbaar bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging, type, bouwjaar en voorzieningen goed vergelijkbaar zijn met de onroerende zaken. De woning en de vergelijkingsobjecten zijn alle van het type rijenwoning, gelegen in dezelfde buurt, grotendeels in dezelfde straat, en uit het bouwjaar 1971. De woning en de vergelijkingsobjecten hebben alle dezelfde gebruiksoppervlakte.
10. Wat eiser heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De ligging van vergelijkingsobjecten 2 en 3 is vergelijkbaar met die van de woning, omdat deze alle in dezelfde straat zijn gelegen. Eventuele negatieve aspecten van de ligging zijn daarom in de vastgestelde WOZ-waarde verdisconteerd. Verder heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden met verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten. Dit is inzichtelijk gemaakt in de beroepenmatrix, waarin de waardeopbouw van de woning en vergelijkingsobjecten is toegelicht. Uit de bijlage bij de waardematrix blijkt dat de heffingsambtenaar correcties heeft toegepast voor de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten. Eiser heeft de beoogde waardeverlaging van garagebox 1 en 2 niet onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de waardes van de onroerende zaken en de aanslag niet te hoog vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.A. Brekelmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Den Haag vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.HR 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052.
2.HR 20 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7148.
3.Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44.