ECLI:NL:RBROT:2023:12651

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
C/10/668721 / KG ZA 23-1008
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatievorderingen over transportcapaciteit en wachtlijst tegen Stedin

In deze zaak heeft Gunvor Energy Rotterdam B.V. (hierna: Gunvor) een kort geding aangespannen tegen Stedin Netbeheer B.V. (hierna: Stedin) met betrekking tot informatieverzoeken over transportcapaciteit en de wachtlijst voor extra transportvermogen. Gunvor, exploitant van een olieraffinaderij in de haven van Rotterdam, heeft Stedin verzocht om inzicht in de beschikbare transportcapaciteit, omdat zij haar gecontracteerde transportvermogen van 16 MVA wil verhogen naar 37 MVA. Stedin heeft echter aangegeven dat zij vanwege fysieke congestie op het hoogspanningsnet van TenneT geen extra capaciteit kan bieden. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 december 2023, en op 28 december 2023 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat Gunvor onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen sprake is van fysieke congestie en dat Stedin haar geheimhoudingsplicht heeft nageleefd. De vorderingen van Gunvor werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukte dat de congestieproblematiek relevant is voor de beslissing op de vorderingen, en dat Gunvor geen recht heeft op de gevraagde informatie in het licht van de fysieke congestie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/668721 / KG ZA 23-1008
Vonnis in kort geding van 28 december 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GUNVOR ENERGY ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaten mrs. M.R. het Lam en M. Vreeke te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.J.M. van Oorschot te Amsterdam.
Partijen worden Gunvor en Stedin genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier in deze zaak bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 29 november 2023 met producties 1 tot en met 8
  • de conclusie van antwoord met producties 1 en 2
  • de pleitnota van Gunvor
  • de pleitnota van Stedin.
1.2.
Op 13 december 2023 vond de mondelinge behandeling plaats.

2.De feiten

2.1.
Gunvor is exploitant van een olieraffinaderij en tankopslag in de haven van Rotterdam (Europoort).
2.2.
Stedin is netbeheerder in de zin van artikel 10 lid 9 van de Elektriciteitswet (E-wet). Zij is een van de regionale netbeheerders en beheert onder meer het distributienet voor elektriciteit in de Rotterdamse haven.
2.3.
TenneT TSO B.V. (TenneT) is de landelijk netbeheerder van het hoogspanningsnet.
2.4. (
Rechtsvoorgangers van) Gunvor en Stedin hebben op in 2004 een aansluit- en transportovereenkomst gesloten (ATO) met als ingangsdatum 1 januari 2000. Het gecontracteerd transportvermogen voor afname van elektriciteit bedraagt 16 MW, de maximale technische aansluitcapaciteit van de aansluiting van Gunvor is 37 MW [1] . De elektriciteitsaansluiting van Gunvor bevindt zich achter het koppelpunt Onderstation Europoort (OS Europoort).
2.5.
Bij brief van 20 april 2023 vraagt Gunvor aan Stedin om, vanwege het voornemen om een ammoniakterminal te bouwen en walstroom aan te leggen, binnen twee weken na dagtekening van die brief te bevestigen dat zij het komende jaar transportvermogen van 37 MVA aan Gunvor beschikbaar zal stellen. Bij brief van 15 mei 2023 heeft Stedin meegedeeld dat zij vanwege fysieke congestie niet aan het verzoek van Gunvor kan voldoen. Bij brief van 22 juni 2023 heeft Gunvor aangegeven dat zij een aanbod voor extra capaciteit van 7 MVA wenst te ontvangen.
2.6.
Gunvor heeft bij brief van 13 oktober 2023 bij Stedin informatie opgevraagd over de beschikbare transportcapaciteit in het net van Stedin. In die brief (waarin Gunvor GER wordt genoemd) staat het volgende (zonder vermelding van de voetnoten):
“(…)
Zoals bij Stedin (…) bekend heeft GER in verband met de ontwikkelingen (herstructurering) op haar bedrijfsterrein (…) méér transportvermogen nodig. Hierover zijn GER en Stedin al sinds het jaar 2021 in overleg.
GER heeft bij Stedin reeds per brief van 22 juni 2023 aangegeven met ingang van 1 januari 2024 een transportvermogen van 37 MVA te willen hebben gecontracteerd.
Tot op heden weigert Stedin het huidige gecontracteerde transportvermogen van GER van 16 MVA met ingang van 1 januari 2024 te verhogen naar 37 MVA. Volgens Stedin zou zij niet voldoende transportvermogen beschikbaar hebben in haar net voor GER.
GER wenst inzicht te krijgen in de beschikbare transportcapaciteit in het net van Stedin teneinde te bezien of zij het gevraagde transportvermogen kan contracteren. Hiertoe heeft GER de volgende gegevens nodig.
Hoeveel transportcapaciteit technisch beschikbaar is op het Onderstation Europoort (hierna "Onderstation").
Wat de limietgrens is van het Onderstation.
Hoeveel partijen (geanonimiseerd) zijn aangesloten op het Onderstation.
Gecontracteerd transportvermogen per partij (geanonimiseerd) als aangesloten op het Onderstation.
Meetdata van de fysieke belasting m.b.t. transportcapaciteit op het Onderstation over de afgelopen drie jaar tot heden.
Aantal partijen (geanonimiseerd), op volgorde van het door Stedin gehanteerde first­come-first-served beginsel, die op de wachtlijst staan.
Op welke datum genoemde partij (geanonimiseerd) op de wachtlijst is gekomen.
Per partij op de wachtlijst de opgegeven/ aangevraagde benodigde hoeveelheid aan transportcapaciteit.
Per wanneer (datum/ kwartaal/ jaartal) welke partij (geanonimiseerd) op de wachtlijst de opgegeven benodigde hoeveelheid aan transportcapaciteit nodig heeft.
Op grond van artikel 16 lid 1 aanhef en onder 1 E'98 heeft GER recht op de hierboven genoemde gegevens. Uit voornoemd artikel volgt namelijk dat de netbeheerder (Stedin) een afnemer, zoals GER, alle gegevens verstrekt die zij (GER) nodig heeft voor een efficiënte toegang tot het net inclusief het gebruik ervan.
Tevens heeft GER op grond van artikel 24 lid 2 E'98 recht op de hiervoor genoemde gegevens. Immers, uit voornoemd artikel volgt dat de netbeheerder (Stedin) een weigering om transport uit te voeren gemotiveerd moet onderbouwen.
De uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 september 2023 (
ECLI:NL:RBGEL:2023:5258) bevestigt dat de netbeheerder (Stedin) op transparante wijze inzicht moet verschaffen in dergelijke door een afnemer (zoals GER) benodigde gegevens.
Uit bovenstaande volgt dat GER recht heeft op de hierboven genoemde gegevens.
Vanwege de te nemen investeringsbeslissingen (eind dit jaar 2023) heeft GER op korte termijn duidelijkheid nodig over het al dan niet beschikbaar zijn van voldoende transportcapaciteit in het net (Onderstation) van Stedin als benodigd door GER.
In het licht van bovenstaande wordt Stedin verzocht en voor zover nodig gesommeerd
uiterlijk binnen één week ná dagtekening van deze briefde hierboven genoemde gegevens te verstrekken aan GER.
Bij het uitblijven van een tijdige dan wel genoegzame reactie zal GER zonder nadere aanzegging een kort geding procedure aanhangig maken gericht op het afdwingen van de verstrekking van de (hierboven genoemde) benodigde gegevens.
Eveneens zal GER de rechter verzoeken een dwangsom op te leggen aan Stedin voor het geval Stedin niet vrijwillig wenst mee te werken aan het verstrekken van de benodigde gegevens. (…)
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat GER, zolang zij geen zekerheid heeft over voldoende transportvermogen voor haar fabriek, vooralsnog geen medewerking kan verlenen aan de door Stedin en TenneT gevraagde beschikbaarstelling van grond voor de bouw van een nieuw station, omdat GER in deze situatie onvoldoende zekerheid heeft over het bestaansrecht van haar fabriek op de locatie Europoort (indien zij geen of onvoldoende transportcapaciteit ter beschikking krijgt)
(…)”
2.7.
Stedin heeft bij brief van 20 oktober 2023 gereageerd en daarbij aan Gunvor (in de brief aangeduid als GER) enkele gegevens verstrekt. In de brief staat het volgende:
“(…)
In uw brief verzoekt u Stedin (…) om uw client (…) GER (…) inzicht te verschaffen in de beschikbare transportcapaciteit in het net van Stedin en vraagt diverse gegevens op.
GER beschikt op dit moment over een gecontracteerd transportvermogen voor afname (GTV-E) van 16 MVA. In verband met de ontwikkelingen op haar bedrijventerrein heeft GER meer GTV-E nodig en wenst dit per 1 januari 2024 te verhogen naar 37 MVA.
Onderstaand zullen wij voor zover mogelijk antwoord geven op de door u gestelde vragen.
Wij verwijzen u naar het op 18 oktober jl. gepubliceerde congestiemanagementonderzoek van TenneT (
Transportschaarste Rotterdams havengebied | Stedin) en (
Congestieonderzoek Haven Rotterdam en Goeree-Overflakkee (tennet.eu). Als regionale netbeheerder zijn we gebonden aan de capaciteitsgrenzen van TenneT.
Wij verwijzen u naar het op 18 oktober jl. gepubliceerde congestiemanagementonderzoek van TenneT (
Transportschaarste Rotterdams havengebied | Stedin) en (
Congestieonderzoek Haven Rotterdam en Goeree-Overflakkee (tennet.eu). Als regionale netbeheerder zijn we gebonden aan de capaciteitsgrenzen van TenneT.
Deze informatie is niet relevant voor congestie en zullen wij niet delen.
Deze informatie kunnen wij niet delen in verband met de geheimhoudingsplicht, artikel 79 E-wet.
(…)
Het totale gecontracteerde transportvermogen is op zichzelf slechts één van de factoren die worden meegenomen bij de beoordeling of sprake is van fysieke congestie. In de prognoses is tevens rekening gehouden met de gelijktijdigheid van de transportvraag, de profielen en specifieke kenmerken van aangeslotenen, historische meetdata, prognoses van aangeslotenen zelf en van de groei van het kleinverbruiksegment.
6. Per 1 oktober 2023 staan er bij Stedin 106 partijen op de wachtlijst. Voor de volledige wachtlijst verwijzen wij u naar de uitkomst van het congestiemanagementonderzoek van TenneT van 18 oktober jl. hieruit blijkt dat de totale gevraagde extra transportcapaciteit van partijen op de wachtlijst 426 MW bedraagt.
7. Deze informatie is niet relevant. Partijen met een aanvraag voor extra transportcapaciteit zijn vanaf 17 november 2022 op de wachtlijst gezet en worden op basis van het first come, first served principe behandeld.
8. In verband met de geheimhoudingsplicht kunnen wij deze informatie niet delen. Per 1 oktober 2023 hadden de 106 partijen op de wachtlijst van Stedin een totaal gevraagd transportvermogen van 165 MW.
9. Over deze informatie beschikken wij niet. Deze gegevens hoeven niet aangeleverd te worden voor een plek op de wachtlijst.
Fysieke Congestie
Graag benadrukken wij dat de congestie een TenneT congestie betreft. Op 17 november 2022 heeft TenneT een vooraankondiging congestie gedaan voor afname in het Rotterdamse havengebied. Na deze vooraankondiging kán Stedin het GTV-E niet meer verhogen, omdat het elektriciteitsnet van TenneT vol zit. Stedin heeft redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking voor het door GER gewenste extra transport. Dat komt omdat sprake is van fysieke congestie op het hoogspanningsnet van TenneT. Het regionale net van Stedin waarop GER direct is aangesloten, is verbonden met en wordt gevoed door dat hoogspanningsnet van TenneT. Het knelpunt op het net van TenneT maakt dat ook Stedin geen extra transport meer kan toelaten op haar net. Dit is een beoordeling die enkel door TenneT en Stedin gemaakt wordt en niet door GER.
Stedin en TenneT hebben op basis van prognoses vastgesteld dat sprake is van fysieke congestie. Het totale gecontracteerde transportvermogen is op zichzelf slechts één van de factoren die worden meegenomen bij de beoordeling of sprake is van fysieke congestie.
In de prognoses is tevens rekening gehouden met de gelijktijdigheid van de transportvraag, de profielen en specifieke kenmerken van aangeslotenen, historische meetdata, prognoses van aangeslotenen zelf en van de groei van het kleinverbruiksegment. Op basis van deze gegevens zijn beredeneerde voorspellingen gemaakt van de daadwerkelijke belasting van het net.
Daaruit volgt dat de gevraagde transportcapaciteit een stuk groter is dan de voor Stedin beschikbare capaciteit op het hoogspanningsnet van TenneT en dat de capaciteitsgrenzen zijn bereikt. Uit de jurisprudentie volgt dat het past bij verantwoord netbeheer om niet af te wachten tot er daadwerkelijk capaciteitsproblemen ontstaan, die kunnen leiden tot uitval of schade, maar om daarover beredeneerde voorspellingen te doen en daarmee rekening te houden in beleid en bedrijfsvoering. Dergelijke voorspellingen vormen de basis van de beoordeling of de netbeheerder redelijkerwijs capaciteit ter beschikking heeft voor een gewenst transport. Daarnaast gaan zij vooraf aan investeringen in netverzwaringen en het toepassen van congestiemanagement. Er is dus sprake van fysieke congestie.
Indien sprake is van congestie, dient een netbeheerder in afwachting van structurele oplossingen (netverzwaringen) te onderzoeken of congestiemanagement als bedoeld in de Netcode elektriciteit een oplossing kan bieden. TenneT heeft dit onderzoek uitgevoerd, en het rapport is 18 oktober jl., gepubliceerd. U kunt dit rapport raadplegen vla de website van Stedin (
Transportschaarste Rotterdams havengebied | Stedin) en TenneT (
Congestieonderzoek Haven Rotterdam en Goeree-Overflakkee (tennet.eu)).
Uit het onderzoek blijkt dat er helaas geen GTV-E beschikbaar komt voor de wachtlijst en dat er pas weer GTV-E te vergeven is als de geplande netverzwaringen zijn uitgevoerd. Naar verwachting zal dit tussen 2027 en 2029 zijn.
Grondpositie
Stedin zal komende week terugkomen op uw stellingname inzake het beschikbaar stellen van grond voor een nieuw station.
Conclusie
Wij begrijpen dat GER investeringsbeslissingen moet nemen en hiervoor graag zekerheid met betrekking tot de aanwezige transportcapaciteit zou krijgen, echter kunnen wij deze niet geven. Stedin moet het door GER gewenste transportvermogen vooralsnog weigeren op grond van artikel 24, tweede lid E-wet. GER staat momenteel niet op de wachtlijst(en), omdat wij daar geen aanvraag voor hebben ontvangen. Indien GER een plaats op de wachtlijst wenst, dan kan zij dit kenbaar maken via (…). Stedin zal haar dan laten weten wat er nodig is om een plaats op de wachtlijst te verkrijgen.
(…)”
2.8.
TenneT heeft een congestieonderzoek verricht in het gehele Rotterdamse Havengebied. Daarover is op 18 oktober 2023 een rapport uitgebracht waarin de beschikbare transportcapaciteit voor afname van elektriciteit is geanalyseerd onder toepassing van congestiemanagement en waar Stedin in de brief aan Gunvor naar verwijst. TenneT schrijft in het rapport:
“3.5
Vaststelling en duur fysieke congestie
(…)
Dit houdt in dat er naar huidige verwachting voor een periode van vijf tot zeven jaren fysieke congestie optreedt.
(…)
7. CONCLUSIE
Op basis van de uitgevoerde analyses concludeert TenneT dat de gevraagde transportcapaciteit van partijen op de wachtlijst, zoals in september 2023 bekend bij Stedin en TenneT, in het geheel niet gefaciliteerd kan worden ondanks de toepassing van congestiemanagement. De benodigde transportcapaciteit van de huidige aangeslotenen, aansluitingen in aanleg/opdracht en autonome groei kleinverbruik kan wel gefaciliteerd worden dankzij de toepassing van congestiemanagement.
Dit betekent dat nieuwe aanvragen voor transportcapaciteit pas kunnen worden toegekend als de capaciteit van het hoogspanningsnetwerk in de regio is uitgebreid.
(…)
Omvang congestie
De gevraagde transportcapaciteit is groter dan de aanwezig transportcapaciteit. Daarmee is er vastgesteld dat er congestie is en dat deze naar verwachting ook meerjarig optreedt tot het moment dat geplande netwerkuitbreidingen gerealiseerd zijn.”

3.Het geschil

3.1.
Gunvor vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voonaad:
1. Stedin te bevelen binnen één week na betekening van het door de voorzieningemechter te wijzen vonnis aan Gunvor te verstrekken:
a. de omvang van transportcapaciteit dat technisch beschikbaar is op OS Europoort;
b. de limietgrens van OS Europoort;
c. de omvang van het gecontracteerde transportvermogen (afname) per partij (geanonimiseerd) als aangesloten op OS Europoort;
d. (een digitaal bestand met betrekking tot) de meetdata van de fysieke belasting met betrekking tot transportcapaciteit op OS Europoort over de afgelopen drie jaar tot heden;
e. aantal partijen (geanonimiseerd), op volgorde van het door Stedin gehanteerde first-come­first-served beginsel, die op de wachtlijst staan voor (extra) transportvermogen (afname);
f. op welke datum genoemde partij (geanonimiseerd) op de wachtlijst is gekomen;
g. de aangevraagde benodigde hoeveelheid aan transportvermogen (afname) per partij (geanonimiseerd) op de wachtlijst;
h. per wanneer (datum/kwartaal/jaartal) welke partij (geanonimiseerd) op de wachtlijst de opgegeven benodigde hoeveelheid aan transportcapaciteit (afname) nodig heeft;
2. te bepalen dat Stedin een onmiddellijke opeisbare dwangsom verschuldigd is van
€ 25.000,00 voor iedere dag of ieder dagdeel dat de overtreding van het bevel gevorderd onder 1 voortduurt;
3. Stedin te veroordelen in de proceskosten (tevens buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten (tevens buitengerechtelijke kosten) met ingang van één week na de dag waarop vonnis wordt gewezen tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Stedin voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Gunvor en vordert Gunvor bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.De beoordeling

4.1.
Op het punt van het voor toewijzing van vorderingen in dit kort geding vereiste spoedeisend belang stelt Gunvor in de dagvaarding dat zij voor het eind van het jaar 2023 grote investeringsbeslissingen voor een herstructurering dient te nemen die nodig zijn om haar continuïteit en bestaanszekerheid veilig te stellen. Hoewel Gunvor deze stelling in het geheel niet met stukken onderbouwd heeft, betwist Stedin dat niet, zodat een spoedeisend belang wordt aangenomen.
4.2.
Gunvor wil, gefaseerd in tijd, extra transportcapaciteit verkrijgen en meer specifiek het huidige gecontracteerde transportvermogen van 16 MVA structureel verhogen naar eerst 37 MVA en uiteindelijk in 2027, en op grond van een nieuw aanbod, naar 44 MVA. Stedin stelt dat zij vanwege fysieke congestie het transportvermogen van Gunvor niet tijdelijk of blijvend kan verhogen: zij heeft daarvoor (vooralsnog) geen capaciteit beschikbaar. De oorzaak van de fysieke congestie ligt volgens Stedin in het hoogspanningsnet van TenneT, waarop de contractanten van Stedin in de Rotterdamse haven, waaronder Gunvor, via een aantal koppelpunten zijn aangesloten om te worden voorzien van elektriciteit. Volgens Gunvor is er geen sprake van fysieke congestie, maar slechts van contractuele congestie. Daardoor kan er volgens haar op basis van de ATO wel degelijk ruimte bestaan om haar transportcapaciteit te verhogen.
4.3.
Om te onderzoeken of er (mogelijk) wel extra transportcapaciteit voor haar is en om een gefundeerde herstructureringsbeslissing te kunnen nemen, stelt Gunvor belang te hebben bij het verkrijgen van informatie van Stedin over de actuele en verwachte beschikbaarheid van transportcapaciteit in het openbare net (OS Europoort). Gunvor grondt haar vordering op de ATO en beroept zich verder op artikel 16 lid 1, aanhef en onder 1, E-wet en artikel 24 lid 1 en lid 2 E-wet. Die artikelen moeten volgens haar heel ruim worden opgevat en een uitzondering vormen op de geheimhoudingsplicht van Stedin die in artikel 79 lid 1 E-wet staat. Stedin handelt volgens Gunvor onrechtmatig door onterecht de gevraagde stukken niet te verstrekken. De informatie die Stedin bij brief van 20 oktober 2023 verstrekte is ontoereikend, aldus Gunvor.
4.4.
De voorzieningenrechter beslist hierna op de vorderingen zoals ze in de dagvaarding zijn geformuleerd. Tijdens de zitting is van de vordering onder e mondeling toegelicht wat daarmee bedoeld is, maar de tekst van de vordering is niet aangepast op de wijze die artikel 130 lid 1 Rv voorschrijft.
4.5.
De vorderingen a tot en met d van Gunvor hebben allemaal te maken met door Stedin gestelde congestie en al het al dan niet beschikbaar zijn van transportcapaciteit. Hoewel Gunvor in haar pleitnota stelt dat dit kort geding uitdrukkelijk niet ziet op de vraag of er transportcapaciteit beschikbaar is, kunnen haar vorderingen, alleen al gelet op de tekst van een aantal daarvan, moeilijk anders worden begrepen. Bovendien beschrijft Gunvor in diezelfde pleitnota haar, naar eigen zeggen, verstrekkende recht op informatie met de toevoeging dat Stedin een belang heeft bij het achterhouden van informatie
m.b.t. beschikbare transportcapaciteit op het net. Gunvor heeft bovendien toegegeven dat de informatie die zij vordert de opmaat kan zijn voor een vordering die zij mogelijk wil instellen als mocht blijken dat sprake is van louter contractuele congestie op basis van overeengekomen en wel gereserveerde maar deels (mogelijk) niet gebruikte capaciteit en niet van fysieke congestie op basis van daadwerkelijk gebruikte capaciteit waarbij alle transportrechten daadwerkelijk worden gebruikt.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de congestieproblematiek die Stedin in dit kort geding opbrengt wel degelijk relevant is voor de beslissing op de vorderingen. Immers, als fysieke congestie voldoende aannemelijk is, en daar voldoende informatie over bekend gemaakt is, heeft Gunvor, naar voorlopig oordeel, geen belang bij haar vorderingen. Zij heeft dan de beschikking over alle gegevens die zij nodig heeft voor een efficiënte (zij het beperkte) toegang tot het net inclusief het gebruik ervan in de huidige situatie dat zij vanwege fysieke congestie geen recht heeft op ruimere toegang tot en gebruik van het net (dan zij nu heeft).
4.7.
In het licht van het congestieonderzoek van TenneT, dat Gunvor onbesproken laat, mocht van Gunvor verwacht worden dat zij gemotiveerd toelichtte dat en waarom géén sprake is van fysieke congestie. Gunvor doet dat niet. Zij maakt onderscheid tussen contractuele en fysieke congestie, welk onderscheid naar voorlopig oordeel weinig zinvol is als de definitie van fysieke congestie in Vo 2015/2022 in aanmerking wordt genomen nu daarin naast actuele vermogensstromen ook geprognosticeerde belasting van het net wordt meegenomen, die Gunvor nou juist buiten beschouwing wil laten, althans waarvan Gunvor meent dat de daarmee samenhangende capaciteit, zolang (nog) geen sprake is van (zicht op) feitelijk gebruik van gecontracteerde capaciteit, beschikbaar moet worden gesteld aan partijen die daar op dit moment concreet belang bij hebben.
Voor de stellingen van Gunvor dat zij ermee bekend is dat Stedin met een derde partij Air Products heeft gecontracteerd, maar dat die partij het gecontracteerde vermogen de komende jaren nog niet kan gaan gebruiken en dat zij van andere partijen heeft vernomen dat zij ook transportvermogen hebben gecontracteerd dat zij de komende tijd nog niet gaan gebruiken, heeft te gelden dat deze stellingen te weinig concreet gemaakt en niet onderbouwd zijn. Gunvor noemt maar één naam en laat na ten aanzien van die partij (mogelijk) relevante gegevens als contractsdatum, hoeveelheid niet gebruikte capaciteit en het moment dat die capaciteit naar verwachting wel gebruikt gaat worden te noemen. Nog belangrijker is echter wat hiervoor al is overwogen over de voldoende aannemelijke fysieke congestie.
Gelet op de inhoud van het congestieonderzoek van TenneT en de overige gegevens die Stedin al aan Gunvor heeft verstrekt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat alle vorderingen van Gunvor moeten worden afgewezen. Voldoende aannemelijk is dat sprake is van fysieke congestie (op grond waarvan het uitvoeren van transport kan worden geweigerd). Voldoende aannemelijk is voorts dat Stedin artikel 24 lid 2 E-wet heeft nageleefd en ten slotte is naar voorlopig oordeel dat geen sprake is van (andere) gegevens die Gunvor voor een efficiënte toegang tot het net inclusief het gebruik ervan nodig heeft. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel, juist niet omdat, zoals ook hierna nog ten aanzien van de verschillende vorderingen wordt overwogen, het belang van Gunvor bij de gevorderde informatie in het licht van zowel de fysieke congestie als de wetsartikelen waar zij een beroep op doet, vooralsnog onvoldoende aannemelijk is. Daar staat tegenover het belang van Stedin dat al informatie verstrekt heeft en voor een deel van de gevorderde informatie is gebonden aan geheimhouding. Ten overvloede wordt hierna nog kort ingegaan op de verschillende vorderingen, ook die vorderingen die op de wachtlijst zien.
4.8.
De vorderingen a tot en met d komen overeen met de vragen 1, 2, 4 en 5 in de brief van Gunvor van 13 oktober 2023 aan Stedin.
Voor het antwoord op vragen 1 en 2 (vorderingen a en b) verwijst Stedin naar het hiervoor al besproken congestiemanagementonderzoek van TenneT. Gunvor heeft naar aanleiding van die antwoorden in de dagvaarding gesteld dat het onderzoek zich op het hele havengebied richt en niet specifiek op OS Europoort waarop Gunvor is aangesloten, maar betwist niet dat de Rotterdamse haven als een geheel moet worden gezien en dat naar de totale belasting van alle netcomponenten van Stedin en TenneT die met elkaar in verbinding staan moet worden gekeken, in welk kader de technische capaciteit noch de belasting van OS Europoort zelfstandige betekenis hebben.
Gegevens over de omvang van de met vordering c gevorderde informatie over gecontracteerd transportvermogen per partij, kunnen naar voorlopig oordeel in strijd komen met de geheimhouding waartoe Stedin op grond van artikel 79 E-wet gehouden is. Stedin heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat vanwege het beperkte aantal partijen waar het om gaat, zij ook geanonimiseerd vrij gemakkelijk te herkennen zijn. Van meetdata (vordering d) is in de brief van Stedin een figuur opgenomen.
4.9.
Voor vordering e geldt dat op de daaraan ten grondslag liggende vraag in de brief van 13 oktober 2023 antwoord is gegeven. Er is (slechts) om het aantal partijen gevraagd en dat aantal noemt Stedin in haar brief van 20 oktober 2023, en zelfs meer. De door die partijen gevraagde extra transportcapaciteit is immers ook genoemd. In het licht van die informatie is de stelling van Gunvor in de dagvaarding “
Op basis van het aantal partijen op de wachtlijst (106) partijen is voor GER niet af te leiden wat de omvang is van de wachtlijst (aantal partijen) in relatie tot het aangevraagde transportvermogen” (randnr. 81) onbegrijpelijk en hetzelfde geldt voor het, verder niet nader uitgewerkte en toegelichte, belang van Gunvor bij de met deze vordering gevorderde informatie.
4.10.
Vorderingen f tot en met h hebben betrekking op de wachtlijst voor (extra) transportcapaciteit.
Vordering f komt overeen met vraag 7 in de brief van Gunvor van 13 oktober 2023. Stedin heeft daarop geantwoord dat die informatie voor Gunvor niet relevant is en dat partijen die op de wachtlijst zijn geplaatst volgens een first come first serve principe worden behandeld. In de dagvaarding stelt Gunvor hierover slechts dat Stedin die vraag ten onrechte niet heeft beantwoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Gunvor een betoog gehouden over artikel 16 lid 1, aanhef en onder l, E-wet maar in steeds in het kader van de vraag of er transportcapaciteit is. Genoemd artikellid bepaalt dat een afnemer recht heeft op alle gegevens die zij voor een efficiënte toegang tot het net inclusief het gebruik ervan nodig heeft. Gegevens over de datum waarop een partij op de wachtlijst is gekomen zijn daarvoor, naar voorlopig oordeel, niet relevant, te meer niet nu Gunvor niet concreet maakt waar zij deze gegevens voor nodig heeft en hoe een en ander te koppelen valt aan efficiënte toegang tot het net inclusief het gebruik ervan.
Vordering g komt overeen met vraag 8 in de brief van Gunvor van 13 oktober 2023. Stedin heeft daarop geantwoord dat zij die informatie niet kan delen in verband met de geheimhoudingsplicht. Stedin noemt wel het aantal partijen en het totaal gevraagde transportvermogen. Gunvor heeft tijdens de mondelinge behandeling betoogd dat zij recht heeft op de gevraagde informatie en een beroep gedaan op artikel 16 lid 1 onder l E-wet, in aanvulling op haar betoog in de dagvaarding dat vertrouwelijke gegevens niet zijn uitgezonderd van artikel 16 lid 1, aanhef en onder l, E-wet. Gunvor betoogt ook (maar onderbouwt niet) dat Stedin belang heeft bij het achterhouden van informatie over beschikbare transportcapaciteit, maar daar gaat vordering g niet over. Bovendien is zonder nadere toelichting, die Gunvor niet geeft, niet duidelijk welk belang zij heeft bij meer en concretere informatie dan het aantal wachtenden voor haar en de door die wachtenden verzochte capaciteit, en hoe dit te relateren valt aan toegang tot en gebruik van het net. De vraag of Stedin in dit verband een beroep op artikel 79 E-wet toekomt, hoeft dan niet meer te worden beantwoord.
Vordering h komt overeen met vraag 9 in de brief van Gunvor van 13 oktober 2023. Stedin heeft op die vraag geantwoord dat zij niet over die gegevens beschikt en dat die gegevens niet hoeven te worden aangeleverd voor een plek op de wachtlijst. Gunvor stelt hierover in de dagvaarding slechts dat Stedin die vraag ten onrechte niet heeft beantwoord en ter zitting niet meer dan dat Stedin daarnaar kan en moet vragen. Als dat laatste al zo is – Gunvor noemt daarvoor geen grondslag – dan staat in ieder geval vast Gunvor niet betwist dat Stedin dat tot op heden niet gedaan heeft.
4.11.
Gunvor wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten van Stedin worden begroot op € 676,00 aan griffierecht en
€ 1.079,00 aan salaris advocaat. De kosten worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 dagen na het wijzen van dit vonnis.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Gunvor af;
5.2.
veroordeelt Gunvor in de kosten van deze procedure die voor Stedin worden begroot op € 1.755,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis, en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2023.1734/2009

Voetnoten

1.Gunvor gebruikt de term MVA, Stedin heeft het zowel over MVA als over MW en licht in haar conclusie antwoord het volgens haar relevante verschil tussen die twee begrippen als volgt toe: MW ziet op transportcapaciteit en MVA op technische aansluitcapaciteit.