ECLI:NL:RBROT:2023:12658

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
10.213738.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel binnendringen bij persoon die in staat van verminderd bewustzijn verkeerde

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen bij een persoon die in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De zaak kwam aan het licht na een incident op 23 januari 2022, waarbij de aangeefster verklaarde dat zij in slaap was gevallen op de bank en wakker werd toen de verdachte haar penetreerde. De verdachte ontkende dit en stelde dat de aangeefster haar ogen open had en dat zij genoot van de handelingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende steun vond in ander bewijs. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken de verklaring van één getuige niet voldoende is voor een bewezenverklaring. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet overtuigend wist dat de aangeefster in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerde op het moment van de handelingen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.213738.22
Datum uitspraak: 7 november 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01],
raadsman mr. H.M.A. van den Boogaard, advocaat te Uden.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. De aangeefster heeft op meerdere momenten gedetailleerd en consistent verklaard. Daarnaast worden haar verklaringen voldoende ondersteund door twee getuigenverklaringen en een Whatsapp-gesprek met de verdachte, kort na het voorval, waarin hij spijt betuigt. De verklaring van de verdachte acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
4.1.2.
Beoordeling
In zedenzaken gaat het vaak om (beweerde) seksuele handelingen waarbij alleen het vermeende slachtoffer en de vermeende dader aanwezig waren. Dan komt het aan op een zorgvuldige waardering en afweging van verklaringen die elkaar tegenspreken.
Artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering geeft een bewijsminimum-regel. Deze houdt in dat de verklaring van één getuige niet voldoende is voor het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De Hoge Raad heeft er bij herhaling op gewezen dat deze regel een waarborg geeft voor een deugdelijke bewijsbeslissing. Deze regel verbiedt dan ook om tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het strafdossier. De aangeefster en de verdachte zijn met elkaar in contact gekomen via de app ‘Kik’. Zij hadden voor het eerst in persoon afgesproken bij de aangeefster thuis op 21 januari 2022. De verdachte zou een weekend bij haar verblijven. Op 23 januari 2022, zondagochtend rond 06.30 uur kwam de aangeefster thuis na een nachtdienst. Vervolgens heeft de aangeefster samen met de verdachte een spelletje gespeeld op haar telefoon, terwijl zij op de bank lag. Ook hebben de aangeefster en de verdachte samen koffie gedronken.
Uiteenlopende verklaringen
Over wat er zich daarna precies heeft afgespeeld lopen de verklaringen van de verdachte en de aangeefster uiteen. De aangeefster heeft verklaard in slaap te zijn gevallen op de bank en wakker te zijn geworden toen de verdachte op haar lag en zij voelde dat hij zijn penis in haar vagina had gestopt. Toen ze wakker schrok en protesteerde zou de verdachte zijn gestopt.
Tegenover de verklaring van de aangeefster staat de verklaring van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij een sigaret ging roken. Toen hij terugkwam zag hij de aangeefster met haar benen wijd op de bank liggen. Hij is toen op haar gaan liggen en heeft haar gestreeld bij haar borsten, haar buik en bij haar vagina. De verdachte verklaart dat de aangeefster haar ogen open had toen hij op haar ging liggen. Toen hij haar vagina streelde voelde hij dat deze nat was en hoorde hij haar kreunen. De aangeefster zelf leverde geen actieve bijdrage, maar de verdachte zegt wel de indruk te hebben gekregen dat ze van deze handelingen genoot. Vervolgens penetreerde de verdachte de aangeefster met zijn penis tot ze tegen hem zei dat hij moest stoppen.
Steunbewijs
De verklaringen van de aangeefster vinden op onderdelen steun in andere bewijsmiddelen. Zo verklaart getuige [getuige01] over een telefoongesprek met de aangeefster waarin zij heeft aangegeven dat de verdachte haar gepenetreerd heeft toen zij in slaap was gevallen. Ook de door de verdachte verstuurde berichten aan de aangeefster kunnen worden aangemerkt als steunbewijs.
Beoordeling
Voor de beoordeling van de vraag of de verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht moet, naast de vraag of sprake is geweest van seksueel binnendringen, worden vastgesteld dat de aangeefster op het moment van het seksueel binnendringen verkeerde in een toestand van verminderd bewustzijn én dat de verdachte op dat moment wetenschap had van die toestand van de aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken en hetgeen op de zitting is besproken, kan worden vastgesteld dat op 23 januari 2022 de verdachte seksueel is binnengedrongen bij de aangeefster. Het is vervolgens de vraag of de aangeefster op dat moment in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerde. De aangeefster heeft consistent verklaard dat zij in slaap was gevallen na haar nachtdienst. Ook heeft de aangeefster verklaard dat zij pas wakker werd toen de verdachte haar penetreerde met zijn geslachtsdeel. De rechtbank ziet geen redenen om aan de verklaring van de aangeefster te twijfelen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte wetenschap had van die staat van verminderd bewustzijn van de aangeefster. Anders gezegd: wist de verdachte dat de aangeefster in slaap was gevallen?
Uit de verklaring van de aangeefster kan niet worden afgeleid dat de verdachte op dat moment die wetenschap had. Ook uit het verloop van de ochtend, waarbij de verdachte en de aangeefster samen een spelletje hebben gedaan en koffie hebben gedronken, kan deze wetenschap niet worden afgeleid. Deze handelingen duiden immers juist niet op het in slaap vallen van de aangeefster. Dat de aangeefster niet (direct) gereageerd heeft op aanrakingen van de verdachte en op enig moment haar ogen dicht zou hebben gehad, zoals de verdachte heeft verklaard, is hiervoor ook onvoldoende. Hoewel de door de verdachte verstuurde Whatsapp-berichten belastend overkomen, geven deze berichten de rechtbank niet de overtuiging dat de verdachte wist dat de aangeefster in slaap was gevallen toen hij haar ’s ochtends begon aan te raken en verder ging met seksuele handelingen. In het dossier bevinden zich ook geen andere aanknopingspunten op basis waarvan de rechtbank er van wordt overtuigd dat de verdachte wetenschap had van de toestand van de aangeefster.
Die vereiste wetenschap acht de rechtbank dus niet overtuigend bewezen. Daarom dient de rechtbank de verdachte vrij te spreken.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. K.Th. van Barneveld en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 7 november 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij op 23 januari 2022 te Brielle, met [slachtoffer01], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer01] in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, waardoor die [slachtoffer01] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01], namelijk, het, terwijl die [slachtoffer01] (vast/diep) lag te slapen,
- ( deels) ontkleden van die [slachtoffer01] en/of
- op die [slachtoffer01] gaan zitten en/of liggen en/of
- onverhoeds brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer01].