ECLI:NL:RBROT:2023:12662

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
652405
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot tussenkomst in civiele procedure met meerdere gedaagden en vorderingen tot vernietiging van rechtshandelingen

Op 20 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam in een civiele procedure een vonnis gewezen in een incident tot tussenkomst. De eiseressen, [eiseres 1] en [eiseres 2], hebben een vordering ingesteld tegen [verweerder 1], [verweerder 2], [verweerder 3], Luckey Establishment en [naam] Treuhand - und Verwaltungstalt, met betrekking tot vermeende onrechtmatige handelingen en het niet voldoen aan eerdere veroordelingen. De eiseressen stellen dat [verweerder 1] zich heeft willen verrijken ten koste van hen en dat hij zich stelselmatig ontdoet van zijn vermogensbestanddelen. In het incident vorderden IDIK c.s. om tussen te komen in de hoofdzaak, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van IDIK c.s. ook betrekking hebben op de vorderingen van [eiseres 1] en [eiseres 2]. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 31 januari 2024 weer op de rol komen voor het nemen van de conclusie van eis in tussenkomst door IDIK c.s.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/652405 / HA ZA 23-133
Vonnis van 20 december 2023 in het incident tot tussenkomst
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 1],
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
[eiseres 2],
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. J.C.J. van de Rakt te Rotterdam,
tegen

1.[verweerder 1] ,

wonende te Støvring, Denemarken,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
niet verschenen,
2.
[verweerder 2],
wonende te Støvring, Denemarken,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot ,
advocaat mr. L.C.M. Berger te Amsterdam,
3.
[verweerder 3],
wonende te Brasschaat, België,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
niet verschenen,
4. rechtspersoon naar buitenlands recht
LUCKEY ESTABLISHMENT,
gevestigd te Vaduz, Liechtenstein,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
niet verschenen,
5. rechtspersoon naar buitenlands recht
[naam] TREUHAND - UND VERWALTUNGSTALT,
gevestigd te Vaduz, Liechtenstein,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. H.K. Schrama te Amsterdam,
6. rechtspersoon naar buitenlands recht
[gedaagde],
gevestigd te Belfast, Noord-Ierland,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
niet verschenen.
en

1.[eiseres 3] ,

wonende te Londen, Verenigd Koninkrijk,
2.
[eiseres 4],
wonende te Snekkertsen, Denemarken,
3. rechtspersoon naar buitenlands recht
IDIK,
gevestigd te Vaduz, Liechtenstein,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. M.J. Siegers te Rotterdam.
Eiseressen in de hoofdzaak, verweerster in het incident worden hierna [eiseres 1] en [eiseres 2] genoemd.
Gedaagden in de hoofdzaak, verweerders in het incident worden hierna gezamenlijk [verwerende partij] of, elk afzonderlijk respectievelijk [verweerder 1] , [verweerder 2] , [verweerder 3] , Luckey, [naam] en [gedaagde] genoemd.
Eiseressen in het incident worden IDIK c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 november 2022, met producties;
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst (subsidiair voeging) van IDIK c.s.;
  • de door [naam] genomen conclusie van antwoord in het incident tot interventie;
  • de door [verweerder 2] genomen conclusie van antwoord in het incident tot interventie;
  • het B16-formulier van 20 juli 2023 van [eiseres 1] en [eiseres 2] in (onder meer) het incident tot interventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
Het centrale verwijt van [eiseres 1] en [eiseres 2] in de hoofdzaak is dat [verweerder 1] zichzelf heeft willen verrijken ten koste van [eiseres 1] en [eiseres 2] . [eiseres 1] en [eiseres 2] stellen in de hoofdzaak – samengevat – het volgende.
2.2.
In het arrest van 29 maart 2022 van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch is [verweerder 1] veroordeeld om aan [eiseres 1] (als lasthebber van [eiseres 2] ) te betalen € 5.280.667,82, te vermeerderen met rente, uit hoofde van een rekening-courantverhouding. Ook is [verweerder 1] bij dat arrest veroordeeld om aan [eiseres 1] (als lasthebber van [eiseres 2] ) te betalen USD 4.730.711,00, te vermeerderen met rente, uit hoofde van een lening voor een door [verweerder 1] gekocht privévliegtuig (hierna: de vliegtuiglening). Dit arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [verweerder 1] weigert te voldoen aan de veroordelingen zoals opgenomen in het arrest.
2.3.
Verder heeft [verweerder 1] volgens [eiseres 2] in het verleden een schuld van ruim € 3.000.000,00 jegens [eiseres 2] opgebouwd. Deze schuld vormt het saldo van een bestaande rekening-courantverhouding tussen [verweerder 1] en [eiseres 2] . [eiseres 2] heeft dit rekening-courantsaldo recentelijk bij [verweerder 1] opgeëist. [verweerder 1] heeft aangegeven niet vrijwillig tot terugbetaling van deze vordering te zullen overgaan. [eiseres 2] is daarom noodgedwongen een procedure gestart, ook bij deze rechtbank, teneinde ook daarvoor een executoriale titel te verkrijgen op [verweerder 1] .
2.4.
Parallel aan de procedures die [eiseres 1] en [eiseres 2] aanspannen, is [verweerder 1] betrokken in diverse procedures die verband houden met door hem gepleegde erfenisfraude in zijn rol als executeur en beheerder van de nalatenschap van zijn in april 1999 overleden vader. Ook hier geldt dat [verweerder 1] zich heeft willen verrijken en wel ten koste van zijn zussen [eiseres 3] en [eiseres 4] , aldus [eiseres 1] en [eiseres 2] .
2.5.
[verweerder 1] heeft tot op heden geen gehoor gegeven aan zijn betalingsverplichtingen. Ook een alternatieve vorm van afwikkeling, waarbij de vorderingen door middel van dividend in natura aan zijn vennootschap zouden worden uitgekeerd, zijn door hem zo veel mogelijk geblokkeerd.
2.6.
Uit verhaalsonderzoek is gebleken dat [verweerder 1] zich de afgelopen jaren stelselmatig is gaan ontdoen van zijn vermogensbestanddelen. Enerzijds door deze onverplicht te vervreemden en op onzakelijke voorwaarden onder controle van zijn echtgenote [verweerder 2] en zoon [verweerder 3] te brengen. Anderzijds door deze op eveneens onzakelijke voorwaarden en zonder enige noodzaak daartoe ten bate van hen te bezwaren met zekerheidsrechten. Het gaat volgens [eiseres 1] en [eiseres 2] in ieder geval om de volgende rechtshandelingen:
1. De (beweerdelijke) overdracht van de roerende zaken van [verweerder 1] die in zijn villa in België (' [naam villa] ') aanwezig waren aan [verweerder 3] (hierna: Roerende Zaken);
2. De vestiging van een hypotheek op het aandeel van [verweerder 1] in een appartement, inclusief drie parkeerplaatsen en een opslagruimte in Spanje (hierna: Spaanse OG) ten gunste van [verweerder 2] ;
3. De vervreemding van een voorheen in Malta geregistreerd en aan [verweerder 1] in eigendom toebehorend jacht (hierna: de [naam jacht] ) aan [verweerder 3] ;
4. De cessies van de ‘Bladivordering’ (een vordering uit de nalatenschap) door [verweerder 1] aan [verweerder 2] ;
5. De beweerdelijke overdracht aan [verweerder 2] van aan [verweerder 1] toebehorende vermogensrechten in Luckey.
2.7.
Bij brief van 11 juli 2022 hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] de rechtshandelingen die verband houden met de bovengenoemde gebeurtenissen met een beroep op artikel 3:45 BW (actio pauliana) buitengerechtelijk vernietigd. [verweerder 1] , Luckey, [verweerder 2] en [verweerder 3] hebben op de inhoud van deze brief niet gereageerd.
2.8.
Op 15 juli 2022 hebben [verwerende partij] aanvullende pogingen ondernomen om het verhaal van [eiseres 1] en [eiseres 2] op [verweerder 1] verder te frustreren, aldus [eiseres 1] en [eiseres 2] . Blijkens een tweetal opvolgende onderhandse aktes hebben [verwerende partij] getracht om de door Luckey gehouden aandelen in [eiseres 2] door Luckey om niet over te laten dragen aan [verweerder 2] . [verweerder 2] heeft vervolgens getracht deze aandelen op dezelfde dag door te leveren aan de recent opgerichte Noord-Ierse entiteit [gedaagde], waarvan [verweerder 2] enig aandeelhouder en [verweerder 3] enig bestuurder is. [naam], één van de leden van de board of directors, en daarmee vertegenwoordiger van Luckey in Liechtenstein, heeft de aktes voor de overdracht van de aandelen in [eiseres 2] (mede) ondertekend.
2.9.
[eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen op grond van het voorgaande in de hoofdzaak – samengevat – om bij vonnis, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
primairvoor recht te verklaren dat de aandelen in [eiseres 2] nimmer het vermogen van Luckey hebben verlaten;
subsidiair[verwerende partij] te bevelen om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de aandelen in [eiseres 2] terug te (doen) leveren aan Luckey, op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere dag of ieder dagdeel dat [verwerende partij] hiertoe in gebreke blijven;
2.
primairjegens elk van gedaagden, althans jegens een of meerdere van hen, voor recht te verklaren dat de rechtshandelingen verband houdende met de hiernavolgende transacties door [eiseres 1] en [eiseres 2] rechtsgeldig zijn vernietigd en dat de gedaagden (althans een of meerdere van hen) als gevolg van deze vernietiging(en) ter zake van de in deze procedure ingestelde rechtsvorderingen aan die rechtshandelingen(en) geen recht(en) kunnen ontlenen jegens [eiseres 1] en [eiseres 2] :
a. de overdrachtsovereenkomst van 8 juni 2019 (Roerende Zaken);
b. het bepaalde in (artikel 15 lid 1 van) de huurovereenkomst met betrekking tot [naam villa]
;
c. de hypotheekvestiging van 4 maart 2021 (Spaanse OG);
d. de overdracht van de [naam jacht] (datum onbekend);
e. de cessies verband houdende met de Bladivordering van 18 juni 2020 en 16 januari
2021;
f. de overdracht van de vermogensrechten in Luckey (datum onbekend);
subsidiairde voornoemde rechtshandelingen te vernietigen, zodat de gedaagden (althans een of meerdere van hen) als gevolg van deze vernietiging(en) ter zake van de in deze procedure ingestelde rechtsvorderingen aan die rechtshandeling(en) geen recht(en) kunnen ontlenen jegens [eiseres 1] en [eiseres 2] ;
3. voor recht te verklaren dat de gedaagden ieder afzonderlijk (artikel 6:162 BW) en als groep (artikel 6:166 BW) onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiseres 1] en [eiseres 2] ;
4. [verwerende partij] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van hierdoor geleden en nog te lijden schade aan de zijde van [eiseres 1] en [eiseres 2] , een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente;
5. [verwerende partij] (hoofdelijk) te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten;
6. [verwerende partij] (hoofdelijk) te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
2.10.
De in 2.9 onder 1 opgenomen vordering zal hierna “vordering I” genoemd worden, de onder 2 opgenomen vordering “vordering II” en de onder 3 en 4 opgenomen vorderingen gezamenlijk “vordering III”.

3.De beoordeling in het incident tot tussenkomst (subsidiair voeging)

3.1.
IDIK c.s. vorderen dat hen wordt toegestaan in de hoofdzaak tussen te komen. Zij stellen hiertoe – samengevat – dat de door [eiseres 1] en [eiseres 2] in de hoofdzaak tegen gedaagden ingestelde vorderingen, vorderingen zijn die ook IDIK c.s. op [verwerende partij] hebben en dat hun belang bij dit incident daarmee is gegeven.
3.2.
[verweerder 2] , [eiseres 1] en [eiseres 2] refereren zich aan het oordeel van de rechtbank. Ook [naam] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met dien verstande dat [naam] zich voor zover nodig alle rechten voorbehoudt om aanvullende incidenten op te werpen na een eventuele conclusie van eis namens IDIK c.s.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen. IDIK c.s. dienen zich daarbij echter rekenschap te geven van het eveneens heden gewezen vonnis van deze rechtbank in de door [verweerder 2] en [naam] opgeworpen bevoegdheidsincidenten.
3.4.
De zaak zal worden verwezen naar de rol op een termijn van zes weken voor het nemen van de conclusie van eis in tussenkomst door IDIK c.s. De rechtbank merkt op dat in de hoofdzaak tussentijds appel van het eveneens heden gewezen tussenvonnis ter zake van de bevoegdheid van de rechtbank is toegestaan, en dat de hoofdzaak, in afwachting van dat hoger beroep, zal worden geschorst en naar de parkeerrol verwezen, indien daadwerkelijk hoger beroep tegen dat tussenvonnis zal worden ingesteld. In dat geval zullen uiteraard ook de vorderingen van de tussenkomende partijen na de eis in tussenkomst voor dezelfde duur worden geschorst.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
staat IDIK c.s. toe in de hoofdzaak tussen te komen,
4.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 31 januari 2024 voor het nemen van de conclusie van eis in tussenkomst door IDIK c.s.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
[3242/3195]