ECLI:NL:RBROT:2023:12692

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/2431
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) door de Minister voor Rechtsbescherming

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). De aanvraag werd afgewezen door de Minister voor Rechtsbescherming op basis van justitiële gegevens die binnen de terugkijktermijn van vier jaar zijn aangetroffen. Eiseres was in Frankrijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan een jaar en vier maanden voorwaardelijk, vanwege drugshandel. De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de VOG terecht is, omdat aan zowel het objectieve als het subjectieve criterium is voldaan. Het objectieve criterium houdt in dat de justitiële gegevens een risico voor de samenleving vormen, vooral gezien de functie van eiseres als verpleegkundige. Het subjectieve criterium betreft de belangenafweging tussen de aanvrager en de samenleving. Eiseres voerde aan dat haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar schuldenlast door de toeslagenaffaire, haar situatie verzachten. De rechtbank concludeert echter dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de afwijzing van de VOG te rechtvaardigen.

De rechtbank stelt vast dat de Minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat het belang van de samenleving bij het beschermen tegen risico's zwaarder weegt dan het belang van eiseres bij het verkrijgen van de VOG. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de Minister in de proceskosten van eiseres, die op € 1.674,- worden vastgesteld. De rechtbank bepaalt ook dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- aan haar wordt vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2431

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam 1] , eiseres,

(gemachtigde: mr. F.C. Knoef),
en

De Minister voor Rechtsbescherming, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.P. Stehouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een Verklaring Omtrent Gedrag (hierna: VOG).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 30 september 2022 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 13 september 2022 heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een VOG voor de functie van MBO-verpleegkundige [naam bedrijf] te [plaatsnaam 2] ontvangen, met het specifieke screeningsprofiel ‘Gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’. Verweerder heeft eiseres vervolgens medegedeeld het voornemen te hebben om deze aanvraag af te wijzen. Hierop heeft eiseres een zienswijze ingediend.
2.2.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en daarbij de volgende justitiële gegevens uit het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) in aanmerking genomen, die binnen de terugkijktermijn van vier jaren (verlengd met de duur van de door eiseres ondergane vrijheidsstraf) zijn aangetroffen. Op 14 januari 2022 is eiseres in Frankrijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, waarvan 1 jaar en 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, een boete van € 3.000,- en een verbod om het nationale grondgebied te betreden voor de duur van 10 jaren. Deze uitspraak is op 4 februari 2022 onherroepelijk geworden. Eiseres is schuldig bevonden aan de verkrijging, het transport, het bezit en de invoer van drugs (‘acquisition non autorisee de stupefiants, transport non autorise de stupefiants, detention non autorisee de stupefiants en importation non autorisee de stupefiants – trafic’). Omdat eiseres binnen de terugkijktermijn voorkomt in de justitiële documentatie, heeft verweerder de gegevens van eiseres zonder tijdsbeperking uit het JDS ontvangen. Daaruit blijkt dat eiseres in 2006 en 2009 met justitie in aanraking is geweest vanwege een vermogensdelict en een opiumwetdelict.
3. Het bestreden besluit, waarin verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaart en het primaire besluit handhaaft, houdt – samengevat – het volgende in. Verweerder is van mening dat indien het drugsdelict herhaald wordt in de door eiseres beoogde functie, een risico aanwezig is voor het welzijn en de veiligheid van de aan de zorg van eiseres toevertrouwde personen. Daarmee is volgens verweerder aan het objectieve criterium voldaan. Ook is volgens verweerder voldaan aan het subjectieve criterium. Gelet op het korte tijdsverloop sinds de veroordeling van eiseres, de opgelegde proeftijd van vijf jaar en het feit dat zij pas recent in vrijheid is gesteld, weegt op dit moment het belang van de beperking van de risico’s voor de samenleving zwaarder dan het belang van eiseres bij het verkrijgen van de VOG. Daarbij neemt verweerder ook mee dat eiseres eerder voor een drugsdelict is veroordeeld.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een VOG. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. Het wettelijk systeem werkt als volgt: wanneer de aanvrager van een VOG in de justitiële documentatie voorkomt, wordt de aanvraag beoordeeld aan de hand van een objectief en een subjectief criterium. Met het objectieve criterium wordt beoordeeld of de aangetroffen justitiële gegevens, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak, dan wel bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd. Bij het subjectieve criterium wordt beoordeeld of het belang van de aanvrager zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het eerder genoemde risico voor de samenleving. Als dat zo is, wordt de VOG afgegeven, ook al wordt voldaan aan het objectieve criterium. Bij de toepassing van het subjectieve criterium worden als relevante omstandigheden betrokken de wijze waarop de strafzaak is afgedaan, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.
Het objectieve criterium
7.1.
Hoewel de beoordeling van het objectieve criterium niet in geschil is tussen partijen, heeft eiseres ten aanzien hiervan de volgende omstandigheden aangevoerd. Eiseres is veroordeeld voor (een poging tot) de uitvoer van harddrugs. Binnen dat feitencomplex is het niet aannemelijk dat patiënten van eiseres hiermee geconfronteerd worden. Ten aanzien van het risico van misbruik van (grondstoffen voor) medicijnen merkt eiseres op dat op haar werk een vier-ogen-principe geldt bij de omgang met medicatie. Wanneer eiseres toch alleen is, dient zij contact te leggen met een collega door middel van een app. Er bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat de feiten herhaald zullen worden, omdat eiseres de functie al geruime tijd uitvoert en nog nooit haar positie heeft gebruikt voor dergelijke doeleinden.
7.2.
De rechtbank kan de beoordeling van verweerder van het objectieve criterium volgen en is dan ook van oordeel dat aan dit criterium is voldaan. Niet ter discussie staat dat eiseres binnen de terugkijkperiode van vier jaar is veroordeeld voor de verkrijging, het transport, het bezit en de invoer van harddrugs. Het gaat verder niet om de vraag of ten aanzien van eiseres als persoon een risico bestaat, maar om de vraag of het justitiële gegeven op het strafblad, op zichzelf en afgezien van de persoon van de aanvrager, als herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving bestaat. De omstandigheid dat eiseres de functie al geruime tijd naar behoren uitvoert kan dus niet worden meegewogen bij de vraag of voldaan is aan het objectieve criterium. Verweerder heeft mogen aannemen dat zo’n risico bestaat. Het gaat om een VOG voor een functie in de zorg. Verweerder stelt terecht dat in de zorg één-op-één relaties kunnen ontstaan waarbij patiënten afhankelijk kunnen zijn van eiseres. Dit levert een risico voor misbruik op, waardoor patiënten in aanraking kunnen komen met drugs en daarmee samenhangende criminele activiteiten. Daarnaast heeft de minister ook terecht genoemd dat sprake is van toegang tot medicatie. Het door eiseres genoemde vier-ogen-principe, maakt niet dat geen sprake zou kunnen zijn van situaties waarbij eiseres individueel toegang heeft tot medicatie.
8. Als aan het objectieve criterium is voldaan, zoals hier het geval is,
kanop grond van het subjectieve criterium worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving.
Het subjectieve criterium
9.1.
Eiseres is van oordeel dat haar belang bij het ontvangen van een VOG zwaarder weegt dan het belang van bescherming van de samenleving. Eiseres voert hiertoe verschillende omstandigheden aan. Omdat eiseres slachtoffer is geworden van de toeslagenaffaire, heeft zij door toedoen van de overheid een grote schuldenlast opgebouwd. Vanwege deze schuldenproblematiek heeft zij geen weerstand kunnen bieden aan het haar gedane aanbod om het drugsdelict te plegen. Op de zitting verklaarde eiseres dat zij, nadat zij de compensatie van de Catshuisregeling (€ 30.000,-) had ontvangen, werd benaderd door mensen die haar geld hadden geleend en om terugbetaling vroegen, waardoor zij onder druk kwam te staan. Eiseres stelt dat deze achtergrond van het delict door de Franse strafrechter niet is meegenomen. Inmiddels heeft eiseres, mede door de aangestelde zaakbehandelaar, een beter perspectief als het gaat om het oplossen van haar financiële problemen. Hierdoor is de kans op herhaling niet meer aanwezig, ook omdat haar huidige schuldenlast door toedoen van de overheid is ontstaan en zij nooit zelf een schuldenlast heeft opgebouwd. Daarnaast heeft zij, gelet op haar schuldenproblematiek, een groot belang bij passend werk met een bijbehorend inkomen en heeft zij door haar schulden geen reserves meer. Hoewel sprake is van een beperkt tijdsverloop, heeft eiseres voor haar veroordeling al twaalf jaar naar volle tevredenheid bij haar huidige werkgever gewerkt. Haar werkgever is ook op de hoogte van haar veroordeling.
9.2.
De rechtbank stelt voorop dat zij ziet dat eiseres belang heeft bij het krijgen van de VOG. Ook kan het door eiseres naar voren gebrachte betere perspectief op het oplossen van haar financiële problemen een goede ontwikkeling worden genoemd. De vraag is echter of de belangen van eiseres opwegen tegen de belangen van de samenleving bij weigering van de VOG. De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid deze belangenafweging in het nadeel van eiseres heeft kunnen laten uitvallen. Verweerder heeft daarbij gewicht mogen toekennen aan het korte tijdsverloop tussen de veroordeling van eiseres (14 januari 2022) en de datum van de aanvraag van de VOG. Dit tijdsverloop is volgens verweerder te kort om te concluderen dat het risico voor de samenleving in voldoende mate is afgenomen om de toekenning van de VOG te rechtvaardigen. Eiseres was op het moment dat zij de VOG verzocht ook pas recent in vrijheid gesteld. Verweerder heeft bij de weging van de belangen ook het feit mogen betrekken dat eiseres buiten de terugkijktermijn (in 2009) al voor een drugsdelict is veroordeeld. Ten aanzien van de afdoening van de zaak heeft verweerder gekeken naar de veroordeling door de Franse rechter. Aan de opgelegde straf kunnen niet gelijk conclusies worden verbonden, omdat dit naar Nederlandse maatstaven niet direct iets zegt over de ernst van het vergrijp. Wel heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank mogen meewegen dat drugsdelicten ook in Nederland ernstige feiten zijn, zodat in ieder geval geen sprake is van lichte vergrijpen.
10.1.
Eiseres stelt verder dat verweerder oog had moeten hebben voor de omstandigheden waaronder het delict heeft plaatsgevonden (zoals door de rechtbank beschreven in rechtsoverweging 9.1.). Zij verwijst daarbij naar jurisprudentie. In ieder geval had sprake moeten zijn van twijfel bij verweerder, zodat deze omstandigheden meegenomen hadden moeten worden. De beroepsgronden geven aanleiding voor een belangenafweging zoals die is neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb (Algemene wet bestuursrecht).
10.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij op grond van zijn beleid niet meer hoefde te kijken naar de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn begaan. De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 29 maart 2023 [1] heeft bepaald dat – kort gezegd – het evenredigheidsbeginsel eraan in de weg staat dat verweerder de omstandigheden van het geval niet in zijn beoordeling hoeft te betrekken, als hij tot een goede oordeelsvorming kan komen en niet twijfelt over de vraag of een VOG kan worden afgewezen. Verweerder moet namelijk aan de hand van alle omstandigheden van het geval nagaan of zich bijzondere omstandigheden voordoen in de zin van artikel 4:84 van de Awb, waarbij ook de omstandigheden waaronder het strafbare feit zijn begaan moeten worden betrokken. Verweerder heeft dit, zoals verweerder in het verweerschrift en ter zitting ook heeft erkend, ten onrechte niet gedaan in het bestreden besluit.
10.3.
De rechtbank ziet aanleiding dit motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat verweerder de genoemde omstandigheden in het verweerschrift en op de zitting alsnog bij de beoordeling heeft betrokken en voldoende heeft gemotiveerd en aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt kunnen stellen dat de omstandigheid dat eiseres het drugsdelict heeft begaan omdat zij slachtoffer is geworden van de toeslagenaffaire en daardoor schulden heeft opgebouwd onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 4:84 van de Awb. De rechtbank kan de toelichting van verweerder volgen dat in verhouding tot het tijdsverloop, de ernst van het delict, het antecedent en het feit dat eiseres eerder of op een andere wijze hulp had kunnen zoeken voor haar schuldenproblematiek, de omstandigheid dat zij slachtoffer is van de toeslagenaffaire geen bijzondere omstandigheid is. Verweerder heeft zich dus ook met het meewegen van deze omstandigheden op het standpunt kunnen stellen dat de weigering van de VOG nog steeds evenredig is in verhouding tot de met het beleid van verweerder te dienen doelen.
10.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle relevante omstandigheden heeft betrokken bij zijn besluitvorming. Verweerder erkent dat eiseres belang heeft bij de toekenning van een VOG gelet op de omstandigheid dat zij enkel de opleiding tot verpleegkundige heeft gevolgd, al twaalf jaar als verpleegkundige werkzaam is en haar baan onder meer vanwege de financiële gevolgen van de toeslagenaffaire belangrijk is voor haar. Toch heeft verweerder mogen concluderen dat deze belangen in dit geval niet opwegen tegen het algemeen belang van bescherming van de samenleving.
11. Uit het voorgaande blijkt dat verweerder de aanvraag van eiseres voor een VOG heeft mogen afwijzen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen VOG krijgt.
13. De rechtbank ziet in de toepassing van artikel 6:22 van de Awb aanleiding om verweerder in de proceskosten van eiseres te veroordelen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Van andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken. Daarnaast zal worden bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,- aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Juridisch kader
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 28
Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring van Onze Minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Artikel 35
1. Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
[…]
Beleidsregels VOG-NP-RP 2022
Paragraaf 3
Voor de beoordeling van een aanvraag voor een VOG kan het COVOG verschillende soorten gegevens ontvangen van verschillende partijen, namelijk justitiële gegevens via Justid, justitiële gegevens via ECRIS en politiegegevens van de politie.
[…]
Wanneer op naam van de aanvrager wel justitiële gegevens staan, wordt de vraag of de VOG kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium, zie paragraaf 3.1. de beoordeling van een aanvraag voor een VOG.
[…]
Paragraaf 3.1.3.
De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Het objectieve criterium bestaat uit de volgende elementen die hieronder nader worden uitgewerkt:
1. justitiële gegevens (strafbaar feit);
2. indien herhaald;
3. risico voor de samenleving en
4. een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.
[…]
Paragraaf 3.1.4.1
Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat
de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.
Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn:
−de afdoening van de strafzaak;
−het tijdsverloop;
−de hoeveelheid antecedenten.
[…]
Omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
In het geval dat het COVOG na weging van de omstandigheden van het geval niet tot een
goede oordeelsvorming kan komen en twijfel heeft over de vraag of een VOG kan worden
afgegeven, worden de omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden in
de beoordeling betrokken.