In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen een verhuurder en een huurder over huurachterstand en de afrekening van stookkosten en servicekosten. De huurovereenkomst tussen de partijen liep van 1 februari 2016 tot en met 31 oktober 2022, waarbij de huurprijs voor de woning € 1.271,80 per maand bedroeg. De verhuurder, aangeduid als [eiser01], vorderde een bedrag van € 4.402,00 van de huurder, aangeduid als [gedaagde01], wegens huurachterstand en onbetaalde service- en stookkosten. De huurder betwistte de vordering en voerde aan dat zij meer had betaald aan voorschot servicekosten dan de verhuurder in zijn afrekening had opgenomen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 november 2023 werd duidelijk dat de huurder een deel van de servicekosten niet verschuldigd was, omdat deze onterecht waren doorbelast. De kantonrechter oordeelde dat de huurder in totaal € 2.856,00 aan voorschot service- en stookkosten had betaald, maar dat een deel van de door de verhuurder gevorderde kosten niet doorbelast mocht worden. Uiteindelijk werd de vordering van de verhuurder gedeeltelijk toegewezen, waarbij de huurder nog € 176,30 moest betalen na verrekening van de borg en de onterecht doorbelaste kosten.
De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 15 december 2023.