ECLI:NL:RBROT:2023:12724

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
PL1700-2023212229
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing beslag op honden en aanstelling als bewaarder

Op 4 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een verzoek tot opheffing van beslag op drie honden werd afgewezen. De klager, die zijn honden altijd goed heeft verzorgd, verzocht om teruggave van de honden, die op 4 juli 2023 in beslag waren genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De klager voerde aan dat de medische problemen van de honden niet te wijten waren aan zijn nalatigheid en dat hij inmiddels in een nieuwe woning woonde waar hij de honden goed kon verzorgen.

De officier van justitie daarentegen concludeerde tot ongegrondverklaring van het beklag, stellende dat de verzorging en huisvesting van de honden ten tijde van de inbeslagname onvoldoende waren. De rechtbank oordeelde dat het strafvorderlijk belang zich op dit moment verzet tegen opheffing van het beslag, gezien de medische toestand van de honden en de mogelijkheid dat deze in de strafzaak verbeurd verklaard zouden worden.

De rechtbank stelde de klager aan als bewaarder van de honden, wat betekent dat de honden aan hem worden teruggegeven, maar onder strikte voorwaarden. De klager mag de honden niet vervreemden, bezwaren of belasten, en moet zorgen voor adequate verzorging. De beslissing houdt rekening met het feit dat de klager niet eerder voor vergelijkbare feiten met justitie in aanraking is gekomen en dat hij in het verleden veel kosten heeft gemaakt voor de medische zorg van de honden. De rechtbank benadrukte dat de klager ook moet gehoor geven aan oproepen voor nader onderzoek van de honden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2
Proces-verbaalnummer:
Raadkamernummer: 23-017497
Beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager01], klager,

geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01],
voor deze zaak domicilie kiezende te [adres01], ten kantore van zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok.

Feiten

Op 4 juli 2023 is te Rotterdam in de woning van klager op grond van 94 Sv beslag gelegd op drie honden (hierna: de honden), te weten:
  • een Amerikaanse Staffford met gecoupeerde oren, bruin van kleur, goednummer [proces-verbaalnummer01];
  • een Amerikaanse Staffford, bruin van kleur, goednummer [proces-verbaalnummer02];
  • een Amerikaanse Staffford, wit van kleur, goednummer [proces-verbaalnummer03].

Standpunt klater

Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag en teruggave van de honden aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat de klager zijn honden altijd van goede zorg heeft voorzien en hiervoor de afgelopen jaren veel kosten heeft gemaakt aan voer en medische zorg. Door de dierenarts na inbeslagname bij de honden vastgestelde (medische) problemen zijn niet te wijten aan nalatigheid van de klager. Er was sprake van bijzondere omstandigheden, waardoor de nagels van de honden te lang waren en de klager een keus moest maken tussen de aanschaf van iets minder goed voer of een behandeling voor urinewegproblemen van één van de honden. Handhaving van het beslag is niet proportioneel. De klager en zijn vriendin hebben inmiddels een andere woning, waardoor zij de honden een goed onderdak kunnen geven. Klager geeft veel om de honden en heeft nooit de bedoeling gehad om hen de juiste zorg te onthouden.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag. Daartoe is aangevoerd dat door de politie is geconstateerd dat de verzorging en de huisvesting ten tijde van de inbeslagname onvoldoende waren. Het gaat inmiddels beter met de honden na adequate medische verzorging, maar ze zijn nog niet helemaal gezond. Het niet onaannemelijk is dat de honden in de strafzaak door de rechter verbeurd zullen worden verklaard. In antwoord op een vraag van de rechter heeft de officier van justitie aangegeven dat nog geen zittingsdatum is bepaald voor de behandeling van de strafzaak.

Beoordeling klacht

Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak te treden.
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Uit de zich in het raadkamerdossier bevindende medische verklaringen van de dierenarts van 7 juli 2023 blijkt dat is vastgesteld dat twee van de honden te mager waren en alle drie de honden voldoende (medische) verzorging is onthouden. De officier van justitie heeft hierbij ter zitting opgemerkt dat na inbeslagname gedurende langere tijd een medische behandeling noodzakelijk is gebleken. De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze feiten en omstandigheden de inbeslagname van de honden noodzakelijk was en dat het strafvorderlijk belang zich op dit moment verzet tegen opheffing van het beslag. Het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de honden zal uitspreken.
De rechtbank overweegt verder dat de klager niet eerder voor vergelijkbare feiten met justitie in aanraking is gekomen en dat uit de door hem ter zitting overgelegde stukken ook blijkt dat hij in het verleden veel kosten heeft gemaakt voor de benodigde medische zorg van de honden. De rechtbank zal de klager aanstellen als bewaarder, wat inhoudt dat de honden in afwachting van verdere beslissingen door de strafrechter ten aanzien van een mogelijke vordering tot verbeurdverklaring, aan de klager zullen worden teruggegeven en hij daarmee weer verantwoordelijk is voor een adequate (medische) verzorging van de honden. De klager mag de honden na teruggave niet vervreemden, bezwaren of belasten of aan een derde in bewaring geven. Ook mag hij de honden niet naar het buitenland brengen.
De klager heeft ter zitting ingestemd met het voornemen om hem onder deze condities als bewaarder van de honden aan te stellen en heeft daarbij ook toegezegd dat hij goed voor de honden zal zorgen. Indien daartoe in het kader van het beslag aanleiding wordt gezien zal hij ook gehoor geven aan oproepen om de honden voor nader onderzoek beschikbaar zal stellen aan een deskundige.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot opheffing van het beslag;
- gelast dat de in beslag genomen honden in afwachting van verdere beslissingen door de strafrechter aan de klager worden teruggegeven en stelt hem daarbij aan als bewaarder; de klager is in deze hoedanigheid verantwoordelijk is voor een adequate (medische) verzorging van de honden;
- bepaalt dat de klager de honden niet mag vervreemden, bezwaren of belasten of aan een derde in bewaring mag geven. Ook mag hij de honden niet naar het buitenland brengen. De klager zal gehoor geven aan alle oproepen in het kader van het beslag om de honden voor nader onderzoek ter beschikbaar te stellen aan een deskundige.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.L. van Mulbregt, rechter,
in tegenwoordigheid van L.C. Bouter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing.