ECLI:NL:RBROT:2023:12762
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering door het UWV
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een WIA-uitkering door het UWV. De aanvraag werd afgewezen op 2 september 2021, en het UWV handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit op 11 mei 2022. Eiser, die als steigerbouwer werkte, had zich op 12 juni 2019 ziek gemeld vanwege rugklachten en diende op 5 augustus 2021 een aanvraag in voor een WIA-uitkering. De verzekeringsarts van het UWV concludeerde dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag. Eiser betwistte deze conclusie en voerde aan dat zijn verslavingsproblemen niet serieus waren beoordeeld.
De rechtbank heeft op 27 januari 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en het UWV aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op goede gronden heeft vastgesteld. De rapporten van de verzekeringsartsen voldeden aan de eisen van zorgvuldigheid en waren inzichtelijk. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht is en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.