ECLI:NL:RBROT:2023:12875

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
C/10/668211 / FA RK 23-8023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 november 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek om een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die bekend is met een psychotische stoornis in combinatie met vasculaire dementie, verblijft momenteel in een Wvggz-instelling. De officier van justitie heeft een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging in afwachting van een overplaatsing naar een verpleeghuis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zicht is op een tijdige overplaatsing naar het verpleeghuis, en dat het verblijf in de Wvggz-instelling niet meer gericht is op het bieden van de zorg die betrokkene nodig heeft. De rechtbank overweegt dat de criteria voor het verlenen van een zorgmachtiging niet zijn vervuld, aangezien er momenteel geen op de voorgrond staande psychiatrische problematiek aanwezig is. Betrokkene verblijft op een open afdeling, gaat zelfstandig met verlof en gebruikt geen antipsychotica meer. De rechtbank wijst het verzoek om zorgmachtiging af, met de overweging dat de continuïteit van zorg in een vertrouwde omgeving voorop staat en dat er geen noodzaak is voor een zorgmachtiging in dit geval.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/668211 / FA RK 23-8023
Referentienummer: [nummer01]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 27 november 2023 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene01],
geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ),
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats01] ,
op dit moment verblijvende in [instelling01] te [plaats01] ,
advocaat mr. R.H.P. Feiner te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 6 november 2023. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam01] , psychiater, van 13 oktober 2023;
  • de zorgkaart van 4 oktober 2023;
  • het zorgplan van 2 oktober 2023;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wvggz;
  • het bericht dat er geen relevante politie-, strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 november 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam02] , zaalarts, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 juni 2023 is op grond van artikel 6:4 Wvggz een zorgmachtiging verleend tot en met 9 december 2023. De officier heeft op
6 november 2023 een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden.
2.2.
Betrokkene is bekend met een psychotische stoornis bij een vasculaire dementie. Sinds januari 2022 heeft betrokkene psychotische klachten. Daarnaast heeft betrokkene in het verleden een CVA doorgemaakt. De arts deelt ter zitting mede dat betrokkene godsdienstwanen heeft die wisselend al dan niet aanwezig zijn en ertoe kunnen leiden dat betrokkene zeven uur achter elkaar in bed kerkdiensten bekijkt. Betrokkene is behandeld met antipsychotica, maar omdat betrokkene ernstige bijwerkingen ervaarde en inactief werd, is hiermee in april 2023 gestopt. Betrokkene is inmiddels aangemeld bij een verpleeghuis in Hoogvliet omdat de verwachting is dat het psychotisch beeld van betrokkene niet meer zal verbeteren en hij gelet op de vasculaire dementie daar beter op zijn plek is. De arts deelt voorts mede dat een zorgmachtiging is aangevraagd in afwachting van een plek in en overplaatsing naar het verpleeghuis. Desgevraagd verklaart de arts dat niet bekend is wanneer betrokkene overgeplaatst kan worden, maar wel dat er de hoop is dat dit binnen één jaar zal zijn. Als de overplaatsing lang op zich laat wachten, zal er gezocht moeten worden naar een tussenoplossing bij een ander verpleeghuis.
2.3.
Namens betrokkene bepleit de advocaat afwijzing van het verzoek omdat de Wet zorg en dwang van toepassing is. De advocaat voert aan dat onvoldoende is onderbouwd dat een psychische stoornis op dit moment op de voorgrond staat. Betrokkene verblijft op de open afdeling en gaat tweemaal per week zelfstandig met verlof naar huis. Daarnaast gebruikt betrokkene sinds april geen antipsychotica meer.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Allereerst dient beoordeeld te worden of, nu sprake is van multiproblematiek, de Wvggz dan wel de Wzd van toepassing is. Bij deze beoordeling dient te worden vastgesteld welke problematiek op het moment van de beoordeling voorliggend is. Dit omdat die problematiek de actuele zorgbehoefte bepaalt, waarbij ook de continuïteit van de zorg in een vertrouwde omgeving in aanmerking moet worden genomen. In het licht van de verklaringen van de arts ter zitting, alsmede van de onafhankelijke psychiater in de medische verklaring, is de rechtbank van oordeel dat er momenteel geen op de voorgrond staande psychiatrische problematiek aanwezig is bij betrokkene. Immers, betrokkene verblijft op een open afdeling, gaat geheel zelfstandig twee keer in de week met verlof naar huis en houdt zich daarbij aan alle afspraken en gebruikt geen antipsychotica meer. Ook neemt betrokkene alle somatische medicatie die hem is voorgeschreven.
2.5.
Nu bij betrokkene sprake is van vasculaire dementie en hij daarom niet meer volledig thuis kan wonen, sluit een opname en een verblijf in een Wzd-instelling het meeste aan bij betrokkene. Betrokkene is inmiddels aangemeld bij een verpleeghuis in Hoogvliet. Tegen deze achtergrond moet worden aangenomen dat het belang van continuïteit van zorg in een vertrouwde omgeving kán meebrengen dat voor een betrokkene in een geval als het onderhavige – bij wie sprake is van een verschuiving van voorliggende Wvggz-problematiek naar voorliggende Wzd-problematiek – een machtiging wordt verleend onder het regime van zijn vertrouwde omgeving, dus de instelling waar hij verblijft, indien het verlenen van die machtiging bijdraagt aan een soepele overplaatsing van de betrokkene naar (een instelling met) het andere regime. Dit is echter slechts toelaatbaar indien de machtiging wordt verleend met het oog op een reeds voorziene overgang van betrokkene naar een instelling met het andere regime en voor een daarop toegesneden beperkte duur (een overbruggingsmachtiging).
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat van voornoemde toelaatbaarheid in dit geval geen sprake kan zijn. Allereerst is het verblijf in de Wvggz instelling niet meer bedoeld om betrokkene de zorg te geven die hij voorheen, onder de voorgaande zorgmachtiging, nodig had. Betrokkene heeft geen antipsychotica nodig voor een stabiel toestandsbeeld, verblijft op een open afdeling, komt alle verlofafspraken na en neemt zijn somatische medicatie. Betrokkene is weliswaar aangemeld en staat op de wachtlijst voor een verpleeghuis, maar ter zitting is gebleken dat er geen enkel zicht is op wanneer een overplaatsing verwacht kan worden, ook niet bij benadering, maar slechts “de hoop” dat de overplaatsing naar het verpleeghuis waarvoor betrokkene is aangemeld binnen één jaar gerealiseerd zal zijn.
De rechtbank weegt bij dit oordeel ook mee dat betrokkene het eens is met een overplaatsing naar het verpleeghuis. Dat betrokkene regelmatig aangeeft dat hij het allemaal lang vindt duren en daarom de wens heeft om naar huis te gaan, maakt niet dat om die reden alsnog een zorgmachtiging toelaatbaar is. Dat geldt ook voor de door de arts benoemde “tussenoplossing” als de overplaatsing lang op zich laat wachten, nu deze tussenoplossing niet met concrete feiten en omstandigheden is onderbouwd.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de criteria voor een zorgmachtiging. De rechtbank wijs het verzoek af.

3.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 27 november 2023 mondeling gegeven door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, rechter, in tegenwoordigheid van J.C. Hannewijk, griffier, en op 11 december 2023 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.