ECLI:NL:RBROT:2023:1289

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
9057906 \ CV EXPL 21-977eind
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake onvakkundig handelen bij lekkageherstel in badkamer

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres01], handelend onder de naam [handelsnaam01], en [gedaagde01]. De procedure betreft een geschil over onbetaalde facturen voor werkzaamheden die [eiseres01] heeft verricht in de badkamer van [gedaagde01]. De werkzaamheden omvatten het vervangen van de badkamer en het verhelpen van lekkages. [gedaagde01] heeft de verschuldigdheid van een deel van de facturen betwist, met als argument dat [eiseres01] niet vakkundig heeft gehandeld bij het verhelpen van de lekkages. De kantonrechter heeft een deskundige, ir. S.C.M. Segeren, benoemd om de vakbekwaamheid van [eiseres01] te beoordelen. De deskundige concludeerde dat [eiseres01] niet op vakbekwame wijze heeft gehandeld, wat leidde tot onnodige kosten voor [gedaagde01]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] een bedrag van € 2.886,31 aan [eiseres01] verschuldigd is, maar dat een eerder geslaagd beroep op verrekening van € 501,20 moet worden afgetrokken. Uiteindelijk is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van € 2.385,11 aan [eiseres01]. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar de wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar omdat [gedaagde01] een consument is. De proceskosten zijn voor rekening van [eiseres01] omdat deze nodeloos zijn veroorzaakt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor de veroordeling tot betaling door [gedaagde01].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9057906 \ CV EXPL 21-977
uitspraak: 2 februari 2023
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
[eiseres01] ,handelend onder de naam [handelsnaam01] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres01] respectievelijk [gedaagde01] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het vonnis van 12 mei 2022 waarin ir. H. Brummel is ontslagen als deskundige en ir. S.C.M. Segeren tot deskundige is benoemd en de aan dit vonnis ten grondslag liggende vonnissen en processtukken;
  • het deskundigenbericht van ir. S.C.M. Segeren van 12 oktober 2022;
  • het e-mailbericht van [gedaagde01] van 1 november 2022;
  • de brief van [eiseres01] van 7 december 2022.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[eiseres01] heeft in 2019 in de woning van [gedaagde01] werkzaamheden verricht inzake, kort gezegd, het vervangen van de badkamer en het verhelpen van lekkages. Volgens [eiseres01] heeft [gedaagde01] drie facturen (factuurnummers [factuurnummer01] , [factuurnummer02] en [factuurnummer03] ) ten bedrage van in totaal € 5.899,34 onbetaald gelaten. [gedaagde01] heeft de verschuldigdheid van factuur 19.052 (vanwege een dubbeltelling gecorrigeerd) ten bedrage van € 489,28 inclusief btw niet betwist. Daarnaast is in het vonnis van 6 mei 2021 overwogen dat het beroep van [gedaagde01] beroep op verrekening met een eerdere factuur met het nummer [factuurnummer04] slaagt voor een bedrag van € 501,20.
[gedaagde01] heeft voorts aangevoerd dat [eiseres01] niet vakkundig heeft gehandeld bij het verhelpen van de lekkage (of lekkages) waarop hij voor zijn werkzaamheden door [gedaagde01] was geattendeerd en op het verhelpen waarvan de opdracht mede betrekking had, zodat hij de facturen [factuurnummer02] en [factuurnummer03] niet (geheel) verschuldigd is. [eiseres01] heeft dit gemotiveerd weersproken. De kantonrechter heeft vervolgens in het vonnis van 29 juli 2021 ir. H. Brummel tot deskundige benoemd. Omdat ir. H. Brummel de opdracht heeft teruggegeven, is in het vonnis van 12 mei 2022 ir. S.C.M. Segeren (hierna: Segeren) tot deskundige benoemd ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Heeft [eiseres01] , gegeven dat [gedaagde01] erop had gewezen dat sprake was van lekkage(s) en haar had verzocht die te herstellen, naar uw oordeel vakbekwaam gehandeld bij het verhelpen van de lekkage(s) voor, bij en na het plaatsen van de badkamer? Zo nee: op welk(e) punten niet?
2. Indien [eiseres01] naar uw oordeel niet op alle punten vakbekwaam heeft gehandeld, wilt u dan uitleggen welke werkzaamheden en welke kosten zoals gefactureerd in de facturen [factuurnummer02] en [factuurnummer03] in dat geval voorkomen hadden kunnen worden als [eiseres01] wel op alle punten vakbekwaam zou hebben gehandeld?
2.2.
Segeren is wat de eerste vraag betreft in zijn deskundigenbericht tot de volgende conclusie gekomen:
“Ondergetekende ziet echter niet in waarom [eiseres01] met de wetenschap dat er op meerdere locaties in het plafond van de entree onder de badkamer is aangenomen dat alle lekkages waren weggenomen voorafgaande aan het installeren van de nieuwe badkamer. De vochtplekken in het plafond van de entree bevonden zich volgens [eiseres01] ter plaatse van:
a. De scheidingswand met de keuken (zijnde direct onder de scheidingswand tussen badkamer en slaapkamer),
b. Aan de zijde van de meterkastwand (zijnde onder de leidingschacht ter plaatse van het toilet), en
c. Het plafondarmatuur (zijnde gesitueerd ongeveer in het midden van de badkamervloer.
De locatie van voornoemd punt a doet vermoeden dat er sprake is geweest van lekkages aan de zijde van de bestaande douche en het bestaande badmeubel. Locatie c zou
mogelijkerwijseen gevolg kunnen zijn geweest van eenzelfde oorzaak als bij punt a in geval dat het water zich via elektrapijpen in de vloer kan verplaatsen naar het armatuur.
Maar locatie c was op ruime afstand gelegen van de posities als genoemd onder punt a. Dat door het wegnemen van de lekkageoorzaken bij de scheidingswand tussen badkamer en slaapkamer (punt a) tevens de lekkageoorzaak bij de meterkast (punt c) zou zijn weggenomen is naar inziens van ondergetekende niet aannemelijk. Om met de wetenschap van de aanwezige lekkages zonder nadere controle van watervoerend leidingwerk te concluderen dat alle lekkageoorzaken waren weggenomen ten tijde van de aanvang van het installeren van de nieuwe badkamer is naar de zienswijze van ondergetekende te kwalificeren als ondeugdelijk werk.
[eiseres01] stelt dat de offerteprijs onder druk stond en er mede daarom geen lekdetectie is uitgevoerd. In 2019 liet ondergetekende door deskundige lekdetectiebedrijven lekdetecties uitvoeren in en aan badkamers tegen een tarief van € 425,00 exclusief btw, met de wetenschap dat er lekdetectiebedrijven op de markt waren/zijn welke voor lagere tarieven lekdetecties in/aan badkamers verrichtten. Bij dergelijke lekdetecties worden onder meer waterkerende kitvoegen gecontroleerd, waterleidingen op druk gezet om een afname van waterdruk te kunnen meten en worden rioleringsleidingen belast met water, waarbij met inzet van vochtmeters, inzet van kleurstoffen en inzet van een infraroodcamera
lekkages non-destructief kunnen worden opgespoord.
Naar de zienswijze van ondergetekende had [eiseres01] als vakdeskundige in deze in geval dat deze van mening was dat een lekdetectie te veel zou kosten [gedaagde01] tenminste ten tijde van het offertetraject de optie kunnen bieden om een nader onderzoek te (laten) verrichten naar de waterdichtheid van de watervoerende leidingen. Dit temeer gelet op de meerdere door [eiseres01] benoemde lekkageposities in het plafond van de entree.
Ook ten tijde van het op later moment vaststellen van een lekkage (na installatie van de badkamer) had [eiseres01] een dergelijke lekdetectie kunnen (laten) uitvoeren ter lokalisering van de nog aanwezige lekkages.
Subconclusie
Gelet op voorgaande concludeert ondergetekende dat [eiseres01] voorafgaande aan de uitvoering van diens werkzaamheden nader onderzoek had kunnen (laten) uitvoeren teneinde het op dat moment zo goed mogelijk achterhalen van de verborgen lekkageoorzaken.
In geval dat [eiseres01] zou hebben gekozen om eerst de bestaande badkamer te slopen om alle zichtbare lekkageoorzaken reeds weg te kunnen nemen had [eiseres01] naar mening van ondergetekende gelet op de aanwezigheid van vochtsporen op meerdere locaties in het entreeplafond nader onderzoek kunnen (laten) uitvoeren alvorens door te gaan met diens installatiewerkzaamheden.
In dat geval zou het laten uitvoeren van een lekdetectie beperkt zijn tot het laten beproeven van de waterleidingen, cv-leidingen en rioleringsleiding.
In het laatste geval is er door [eiseres01] klaarblijkelijk beperkt zelf onderzoek verricht naar het naar behoren wegstromen van afvalwater in de riolering in de betonnen vloer van de badkamer. Een nadere controle van het niet waterdicht zijn van de riolering en waterleidingen in de vloer is zover bekend niet uitgevoerd door dan wel in opdracht van [eiseres01] voorafgaande aan het installeren van de badkamer. Op het moment van het geheel geïnstalleerd zijn van de badkamer is enkel een rioolcamera-onderzoek uitgevoerd. Bij een dergelijk onderzoek bekijkt men met inzet van een camera aan een slang wat de staat is van de binnenzijde. Een garantie aangaande het daadwerkelijk lokaliseren van alle lekkages in een riolering is echter met een rioolcamera-onderzoek niet te geven. Met de inzet van een rioolcamera kan men namelijk bijvoorbeeld een volledige verlijming van een aansluiting (in dit geval bijvoorbeeld de pvc leidingen in het ter plaatse aanwezige Y-stuk) niet vaststellen.
Ook voor het moment dat de badkamer reeds geïnstalleerd was zou ondergetekende bij het visueel in de badkamer niet kunnen vaststellen van lekkageoorzaken een lekdetectie adviseren. Naar de zienswijze van ondergetekende heeft [eiseres01] als vakdeskundige de mogelijkheden voor non-destructief onderzoek niet afdoende ingezet dan wel in laten zetten.”
Volgens Segeren heeft [eiseres01] dus voor, bij en na het plaatsen van de badkamer niet op vakbekwame wijze gehandeld bij het verhelpen van de lekkages.
2.3.
De tweede vraag heeft Segeren als volgt beantwoord. Volgens Segeren is een deel van de door [eiseres01] gemaakte kosten gerelateerd aan controle van het eigen werk, namelijk de controle van de onderzijde van het ligbad. Daarnaast is volgens Segeren niet meer vast te stellen of het riool in de vloer daadwerkelijk lekte, maar had praktisch gezien het Y-stuk vervangen kunnen worden in combinatie met het ter plaatse enigszins aanpassen van het pvc leidingenwerk in de vloer. De wand in de slaapkamer had dan niet open gehoeven. Volgens Segeren zou, in het geval zou blijken van een lekkende bestaande riolering in de vloer, het verdedigbaar zijn om van factuur [factuurnummer02] een bedrag van € 640,51 inclusief btw bij [gedaagde01] in rekening te brengen en van factuur [factuurnummer03] een bedrag van € 866,89 inclusief btw, dus een totaalbedrag van € 1.507,40 inclusief btw. Segeren gaat er daarbij vanuit (p. 12 van 36 van zijn rapport) dat in factuur [factuurnummer02] een dubbel berekend bedrag zit van € 783,53 inclusief btw.
Volgens Segeren is het daarnaast verdedigbaar dat de (warm)waterleiding is hersteld, omdat deze volgens partijen niet waterdicht was. Het is daarom ook verdedigbaar dat [eiseres01] die kosten bij [gedaagde01] in rekening brengt. Segeren vindt de mate waarin de posten zijn berekend echter niet correct in geval men direct de goedkoopste wijze had gehanteerd middels het toepassen van een bypass onder de vloertegels door. Volgens Segeren is gelet op de lekkende (warm)waterleiding in de vloer van factuur [factuurnummer03] een totaalbedrag van € 889,63 inclusief btw verdedigbaar.
Gelet op het voorgaande is Segeren van mening dat [eiseres01] een bedrag van in totaal € 2.397,03 mocht factureren aan [gedaagde01] voor de verrichte werkzaamheden. De andere posten die [eiseres01] aan [gedaagde01] heeft gefactureerd zijn volgens Segeren geen verdedigbare posten, omdat die kosten niet gemaakt hadden hoeven worden als [eiseres01] vakbekwaam gehandeld had.
2.4.
[gedaagde01] heeft de kantonrechter bij e-mailbericht van 1 november 2022 bericht dat hij niets heeft in te brengen op het eindrapport van de deskundige anders dan de reactie die hij al heeft gegeven en in het deskundigenrapport aanwezig is. Uit die reactie blijkt dat [gedaagde01] tevreden is wat betreft het rapport Segeren en hierop inhoudelijk niets heeft aan te merken.
2.5.
[eiseres01] heeft de kantonrechter bij brief van 7 december 2022 op zichzelf terecht bericht dat Segeren ten onrechte de door partijen geconstateerde dubbeltelling aftrekt van de factuur [factuurnummer02] , omdat deze bij de eisvermindering al is afgetrokken van factuur 19.052. Segeren heeft ten aanzien van de betrokken drie posten echter ook gezegd (p. 23 van 36 van zijn rapport) dat hij van mening is dat deze posten niet benodigd zijn geweest om een lekkage aan de riolering in de vloer ter plaatse van het Y-stuk weg te kunnen nemen. De kantonrechter heeft geen reden om Segeren hierin niet te volgen, dus om deze (tweede) reden komen de posten niet voor vergoeding in aanmerking.
2.6.
[eiseres01] heeft daarnaast gewezen op het commentaar dat zij op het deskundigenbericht heeft gegeven. Segeren heeft echter in het deskundigenbericht gemotiveerd waarom hij daarin geen reden ziet om zijn deskundigenbericht aan te passen. Hij is bijvoorbeeld ingegaan op de stelling van [eiseres01] dat de lekkages alleen door minutieus en destructief onderzoek gelokaliseerd konden worden, wat volgens Segeren niet juist is, omdat hij veelvuldig gespecialiseerde lekdetectiebedrijven inschakelt welke een lekdetectie van watervoerende leidingen non-destructief kunnen opsporen. Volgens [eiseres01] bevat het rapport onduidelijke conclusies en daarmee onduidelijke antwoorden op vragen.
De kantonrechter kan [eiseres01] daarin niet volgen. Segeren heeft in zijn rapport duidelijk uitgelegd hoe hij tot zijn conclusies is gekomen en heeft de vragen van de kantonrechter beantwoord. Dat [eiseres01] in een gedetailleerd betoog van 18 pagina’s uiteenzet dat en waarom hij het niet eens is met de conclusies en antwoorden van Segeren, betekent, mede gelet op de reactie van de deskundige, niet dat niet van het deskundigenbericht kan worden uitgegaan. Er is immers een onafhankelijke deskundige benoemd, omdat partijen het oneens zijn en er zelf niet uit zijn gekomen. Daarnaast is het niet zo dat Segeren van mening is dat alle posten die [eiseres01] bij [gedaagde01] in rekening heeft gebracht ten onrechte zijn, maar [eiseres01] had volgens Segeren minder werkzaamheden hoeven verrichten en dus minder kosten hoeven maken als [eiseres01] een nader onderzoek had uitgevoerd voorafgaand aan het installeren van de badkamer en na het installeren van de badkamer de mogelijkheid van een non-destructief onderzoek had gebruikt.
De opmerkingen die [eiseres01] heeft gemaakt op het deskundigenbericht leiden er derhalve niet toe dat niet van het deskundigenbericht kan worden uitgegaan. Dat [eiseres01] van mening is de kosten van het onderzoek Segeren te hoog zijn, maakt evenmin dat niet van het deskundigenrapport kan worden uitgegaan. [eiseres01] heeft onvoldoende geconcretiseerd dat de kosten, die iets lager zijn dan het van te voren door de deskundige begrote bedrag, gelet op de gedane werkzaamheden en het uurtarief van de deskundige, onredelijk hoog zijn en de kantonrechter ziet ook geen grond voor dat oordeel.
2.7.
Gelet op het deskundigenbericht moet als vaststaand worden aangenomen dat [eiseres01] niet vakkundig heeft gehandeld bij het verhelpen van de lekkage(s) in de badkamer van [gedaagde01] . Vervolgens kan beoordeeld worden welk deel van de vordering van [eiseres01] toewijsbaar is. Zoals hiervoor en in het vonnis van 6 mei 2021 reeds is overwogen heeft [gedaagde01] de verschuldigdheid van factuur 19.052 niet betwist, zodat het bedrag van € 489,28 inclusief btw dat op deze factuur staat toewijsbaar is. Volgens Segeren is wat de facturen [factuurnummer02] en [factuurnummer03] betreft een bedrag van een totaalbedrag van € 2.397,03 inclusief btw verdedigbaar. De kantonrechter ziet geen redenen om hiervan af te wijken, zodat het bedrag van € 2.397,03 zal worden overgenomen. Dit betekent dat [gedaagde01] ten aanzien van de openstaande facturen een bedrag van (€ 489,28 + € 2.397,03 =) € 2.886,31 inclusief btw aan [eiseres01] verschuldigd is. In het vonnis van 6 mei 2021 is echter ook overwogen dat [gedaagde01] een geslaagd beroep op verrekening heeft gedaan, zodat een bedrag van € 501,20 van het voornoemde bedrag moet worden afgetrokken. [gedaagde01] zal gelet daarop veroordeeld worden om een bedrag van (€ 2.886,31 - € 501,20 =) € 2.385,11 aan [eiseres01] te betalen. Hierbij is, anders dan [eiseres01] nog heeft betoogd, niet van belang of en in welke mate een verzekeraar aan [gedaagde01] heeft uitgekeerd, aangezien dit niet van invloed is op hetgeen [gedaagde01] uit hoofde van zijn overeenkomst met [eiseres01] aan [eiseres01] verschuldigd is.
2.8.
[eiseres01] heeft tevens gevorderd dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om een bedrag van € 669,96 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen. Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal (15% van € 2.385,11 =) € 357,77 worden toegewezen, omdat weliswaar aan alle voorwaarden om een vergoeding voor deze kosten te krijgen is voldaan (artikel 6:96 BW), maar de buitengerechtelijke incassokosten alleen berekend worden over het bedrag aan hoofdsom dat is toegewezen.
2.9.
De door [eiseres01] gevorderde wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar, omdat [gedaagde01] een consument is, de vordering niet is gebaseerd op een handelsovereenkomst en [eiseres01] niet heeft onderbouwd waarom desondanks de wettelijke handelsrente van toepassing is. [gedaagde01] zal daarom veroordeeld worden om de subsidiair gevorderde wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW te betalen, te berekenen vanaf de opeisbaarheid van de facturen, voor zover deze toewijsbaar zijn, tot aan de dag van algehele voldoening.
2.10.
Op grond van artikel 237 Rv wordt de partij die in het ongelijk wordt gesteld in de proceskosten veroordeeld. In dit geval zijn beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. De proceskosten zijn echter (vrijwel) nodeloos veroorzaakt door [eiseres01] , aangezien [gedaagde01] blijkens de gedingstukken voorafgaand aan de procedure aan [eiseres01] heeft aangeboden € 2.000,- incl. btw te betalen – nagenoeg het in hoofdsom thans toe te wijzen bedrag – met welk bedrag [eiseres01] niet wenste te worden “afgescheept”. [eiseres01] zal daarom veroordeeld worden in de proceskosten en dus de proceskosten van [gedaagde01] moeten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 50,- aan reis-, verblijf- en verletkosten en € 3.134,81 inclusief btw voor het deskundigenbericht. Dit is totaal € 3.184,81. Hierbij is ook van belang dat het deskundigenbericht nodig was om te beoordelen welke posten [eiseres01] ten onrechte op de door haar gevorderde facturen bij [gedaagde01] in rekening heeft gebracht.
2.11.
Dit vonnis wordt wat betreft de veroordeling van [gedaagde01] om een geldbedrag aan [eiseres01] te betalen uitvoerbaar bij voorraad verklaard zoals gevorderd. Dit betekent dat wanneer het geschil nog aan een hogere rechter wordt voorgelegd, in afwachting van de uitspraak van die hogere rechter voorlopig toch aan dit vonnis moet worden voldaan door [gedaagde01] . De veroordeling van [eiseres01] om de proceskosten van [gedaagde01] te betalen wordt niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de kantonrechter dit op grond van artikel 233 Rv alleen kan doen als dat door [gedaagde01] is gevorderd, wat niet het geval is. Dit betekent dat als één van partijen hoger beroep instelt, [eiseres01] de proceskostenveroordeling nog niet hoeft te betalen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 2.742,88 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW over de toegewezen factuurbedragen, te berekenen vanaf de opeisbaarheid van elk van deze facturen tot aan de dag van algehele voldoening;
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 3.184,81;
3.4.
wijst al het anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688