ECLI:NL:RBROT:2023:1294

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
C/10/630663 / HA ZA 21-1108
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale koopovereenkomst en ontbinding op basis van het Weens Koopverdrag

In deze zaak heeft een Griekse ondernemer, [eiser01], een trailer gekocht van een Nederlands bedrijf, [gedaagde01]. De ondernemer stelde dat de trailer niet voldeed aan de afgesproken specificaties, namelijk dat deze over een antiblokkeersysteem (ABS) moest beschikken. Na het ophalen van de trailer op 29 februari 2020 ontdekte [eiser01] dat de trailer niet over ABS beschikte, wat hij beschouwde als een wezenlijke tekortkoming in de overeenkomst. Hij vorderde ontbinding van de koopovereenkomst op grond van artikel 49 van het Weens Koopverdrag en eiste een schadevergoeding van in totaal € 54.360,85, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De rechtbank Rotterdam heeft op 15 februari 2023 geoordeeld dat er geen sprake was van een wezenlijke tekortkoming. De rechtbank overwoog dat de verkoper niet op de hoogte hoefde te zijn van de specifieke wettelijke vereisten in Griekenland en dat het aan de koper was om deze informatie te verstrekken. Aangezien [eiser01] niet had aangetoond dat hij [gedaagde01] voorafgaand aan de koop op de hoogte had gebracht van de Griekse regelgeving omtrent ABS, kon de ontbinding van de overeenkomst niet worden toegewezen. De rechtbank wees de vorderingen van [eiser01] af en veroordeelde hem in de proceskosten, die op € 4.442,- werden begroot.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor kopers om verkopers te informeren over specifieke eisen die in hun land gelden, en dat een tekortkoming alleen als wezenlijk kan worden aangemerkt als deze leidt tot aanzienlijke schade voor de andere partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Dordrecht
zaaknummer / rolnummer: C/10/630663 / HA ZA 21-1108
Vonnis van 15 februari 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te Agios Georgios, Griekenland,
eiser,
advocaat mr. T. Papachatzidis te Gorinchem (voorheen: mr. B.P. den Butter),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde01],
gevestigd te Molenlanden,
gedaagde,
advocaat mr. E.R. Looijen te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser01] en [gedaagde01] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 november 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 september 2022. Hierbij waren aanwezig: [naam01] en zijn zus [naam02] bijgestaan door [naam03] (tolk in de Griekse taal) – alle drie via een beeld- en geluidsverbinding met het programma Teams – alsmede, in de zittingszaal, mr. B.P. den Butter, [naam04] (directeur van [gedaagde01] , hierna: [naam04] ) en mr. E.R. Looijen.

2..Het geschil

2.1.
[eiser01] heeft in Griekenland een met een Nederlandse eenmanszaak vergelijkbare onderneming voor goederenvervoer per vrachtwagen. Voor een opdracht met een Griekse opdrachtgever, waarin hij zich had verbonden om van 15 maart tot 31 december 2020 minimaal twintig keer per maand in Griekenland buizen van 21 meter te vervoeren, had [eiser01] een trailer nodig met een naar hij stelt door de Griekse wetgeving vereist antiblokkeersysteem (hierna: ABS). Op de website van [gedaagde01] stond een advertentie van de trailer van het merk Nooteboom, type OVB 48VV (hierna: de trailer). In deze advertentie stond vermeld dat de trailer over ABS beschikte. De zus van [eiser01] heeft eind 2019 telefonisch contact opgenomen met [naam05] van [gedaagde01] . Volgens de ter zitting aanwezige zus van [eiser01] heeft zij toen gevraagd of er ABS op de trailer zat, wat [naam05] aan haar bevestigde. [gedaagde01] betwist dit echter. Partijen zijn het er wel over eens dat zij tijdens dit telefoongesprek overeenstemming hebben bereikt over de prijs van € 16.200,-. Partijen zijn uiteindelijk overeengekomen dat [eiser01] de trailer op 29 februari 2020 zou ophalen. Bij of na het ophalen van de trailer ontdekte [eiser01] dat de trailer niet beschikte over ABS. Volgens [eiser01] is hiermee sprake van een wezenlijke tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, op welke grond hij de koopovereenkomst op 29 februari 2020, dan wel 19 mei 2020, heeft ontbonden.
2.2.
[eiser01] vordert tegen deze achtergrond, samengevat, dat [gedaagde01] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om een bedrag van € 54.360,85 aan hem te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en een vergoeding van € 1.785,- voor de buitengerechtelijke incassokosten. Het bedrag van € 54.360,85 bestaat uit de koopsom van € 16.200,-, een door [eiser01] aan zijn Griekse opdrachtgever verbeurde contractuele boete van € 3.000,-, winstderving op de opdracht van € 32.300,- en reis- en verblijfskosten van € 2.860,85. Tevens vordert [eiser01] dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om, kort gezegd, de trailer in Griekenland op te halen dan wel op haar kosten te doen ophalen, op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag, met een maximum van € 50.000,-, alles met veroordeling van [gedaagde01] in de kosten van de procedure.
2.3.
[gedaagde01] heeft de vorderingen gemotiveerd betwist; op hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd wordt, voor zover van belang, bij de beoordeling ingegaan.

3..De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

3.1.
De zaak heeft een internationaal karakter, omdat [eiser01] woonachtig is in Griekenland. De Nederlandse rechter is op grond van artikel 4 lid 1 van de EEX-verordening (Verordening (EU) 1215/2012) bevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat [gedaagde01] in Nederland is gevestigd.
3.2.
Het geschil betreft een koopovereenkomst met betrekking tot een roerende zaak (trailer) gesloten tussen contractspartijen die zijn gevestigd in staten, te weten Griekenland en Nederland, die zich hebben gebonden aan het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken (hierna: het Weens Koopverdrag). Dit heeft tot gevolg dat in beginsel het Weens Koopverdrag van toepassing is op het onderhavige geschil. Dit is slechts anders indien de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag uitdrukkelijk is uitgesloten door partijen of er sterke aanwijzingen zijn die duiden op een stilzwijgende uitsluiting van het Weens Koopverdrag door partijen. Dit is echter door partijen niet gesteld en hiervan is ook niet gebleken, zodat het Weens Koopverdrag het toepasselijke recht is. Onderwerpen die niet zijn geregeld in het Weens Koopverdag worden op grond van artikel 4 lid 1 sub a van de Rome I verordening (Verordening (EG) 593/2008) beheerst door Nederlands recht.
Ontbinding
3.3.
Ontbinding van de koopovereenkomst – het meest vergaande rechtsmiddel – is volgens artikel 49 lid 1 van het Weens Koopverdrag, voor zover hier van belang, slechts mogelijk als sprake is van een wezenlijke tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Hieromtrent bepaalt artikel 25 van het Weens Koopverdrag: “Een tekortkoming van een der partijen in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen is wezenlijk, indien zij leidt tot zodanige schade voor de andere partij dat haar in aanmerkelijke mate wordt onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mag verwachten, tenzij de partij die tekort schiet, dit gevolg niet heeft voorzien en een redelijk persoon van dezelfde hoedanigheid in dezelfde omstandigheden het evenmin zou hebben voorzien.” (In authentieke Engelse vertaling: “A breach of contract committed by one of the parties is fundamental if it results in such detriment to the other party as substantially to deprive him of what he is entitled to expect under the contract, unless the party in breach did not foresee and a reasonable person of the same kind in the same circumstances would not have foreseen such a result.”)
3.4.
Ook wanneer veronderstellenderwijze wordt aangenomen dat partijen zijn overeengekomen dat de trailer over ABS diende te beschikken en dat [eiser01] hierover bij het ophalen van de trailer op zaterdag 29 februari 2020 tijdig heeft geklaagd, komen de vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
3.5.
[gedaagde01] heeft (onder meer) betwist dat sprake is van een
wezenlijketekortkoming (a
fundamentalbreach of contract) en heeft betoogd dat herstel op korte termijn mogelijk zou zijn geweest – op maandag was de zaak weer open – als [eiser01] na het ophalen niet meteen met de trailer naar Griekenland zou zijn gereden. [gedaagde01] heeft tevens bij gebrek aan wetenschap betwist dat voor de trailer in Griekenland een ABS is vereist en dat dit niet in Griekenland voorafgaand aan de registratie van de trailer mag worden ingebouwd. Aldus voert zij in wezen aan dat zij het gevolg van het (thans veronderstelde) tekortschieten niet heeft voorzien en dat een redelijk persoon van dezelfde hoedanigheid in dezelfde omstandigheden het evenmin zou hebben voorzien.
3.6.
Dit betoog slaagt. In het algemeen behoeft de verkoper onder het Weens Koopverdrag niet op de hoogte te zijn van wettelijke vereisten die in het land waar de koper de gekochte zaak wil gaan gebruiken aan die zaak worden gesteld. Het is aan de koper om het bestaan van die vereisten onder de aandacht van de verkoper te brengen; de enkele vermelding in welk land de zaak gaat worden gebruikt is in dit verband onvoldoende.
Niet is echter gesteld of gebleken dat [eiser01] voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst [gedaagde01] ervan op de hoogte heeft gebracht dat het Griekse recht, kennelijk anders dan het Nederlandse, vereist dat de trailer over ABS beschikt. Het blijkt niet uit de stukken en evenmin uit de verklaring die de zus van [eiser01] ter zitting heeft afgelegd: gevraagd naar hoe en hoe uitvoerig het beschikken over ABS aan de orde is geweest in het telefoongesprek dat zij heeft gevoerd met verkoper [naam05] , heeft zij verklaard dat er niet lang over gesproken is en dat zij alleen in het begin van het gesprek ter bevestiging van de advertentie gevraagd heeft of de trailer over ABS beschikte en dat [naam05] daar bevestigend op heeft geantwoord, waarna er verder niet meer over ABS is of hoefde te worden gesproken en het verder over de prijs ging. Uit het e-mailbericht van 25 februari 2020 ten slotte, waarin op de vraag van [eiser01] of hij met de trailer naar Griekenland kan rijden namens [gedaagde01] is geantwoord: “trailer is OK to drive to Greece”, blijkt evenmin dat [gedaagde01] op de hoogte was van de Griekse regelgeving ten aanzien van het door de trailer beschikken over ABS.
Bij het voorgaande neemt de rechtbank ten slotte in aanmerking dat bij de beoordeling van de wezenlijkheid van de tekortkoming ook van belang is of die tekortkoming eenvoudig kon worden hersteld. [eiser01] heeft niet gesteld en de rechtbank heeft ook anderszins geen aanknopingspunten om te kunnen oordelen dat dit niet het geval was: niet valt in te zien waarom, indien [eiser01] niet met de trailer naar Griekenland zou zijn gereden, [gedaagde01] geen ABS had kunnen inbouwen.
3.7.
Nu geen sprake is van een wezenlijke tekortkoming, heeft [eiser01] de koopovereenkomst niet op grond van artikel 49 van het Weens Koopverdrag kunnen ontbinden. De op die ontbinding gebaseerde vorderingen van [eiser01] moeten daarom worden afgewezen. Op hetgeen partijen over de overige geschilpunten hebben aangevoerd, behoeft daarom niet te worden ingegaan.
3.8.
[eiser01] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden begroot op € 2.076,- aan griffierecht en € 2.366,- aan salaris advocaat (2 punten x € 1.183,-). Totaal € 4.442,-.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser01] af;
4.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde01] begroot op € 4.442,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.
3120