In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van de verdachte tegen een beschikking van de rechter-commissaris. De verdachte, geboren in 1995 en woonachtig in Breukelen, had op 11 december 2022 verzocht om aanvullende getuigenverhoren in het kader van een strafzaak met parketnummer 83/300427-21, waarin zij wordt vervolgd voor witwassen en valsheid in geschrift. De rechter-commissaris heeft dit verzoek op 14 april 2023 afgewezen, omdat de proceshouding van de verdachte het moeilijk maakte om de relevantie van de getuigen te beoordelen. De verdediging heeft hiertegen bezwaar aangetekend, dat op 2 november 2023 door de rechtbank is behandeld. De rechtbank heeft de standpunten van zowel de verdediging als de officier van justitie gehoord. De officier van justitie, mr. I. Hoek, concludeerde dat het verzoek ongegrond moest worden verklaard, omdat het horen van de getuigen niet zou bijdragen aan de beslissing in de strafzaak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er wel degelijk een verdedigingsbelang is bij het horen van bepaalde getuigen, en heeft het bezwaar gegrond verklaard voor een aantal van de gevraagde getuigen. De rechtbank heeft de rechter-commissaris in overweging gegeven om deze getuigen door opsporingsambtenaren van de Nederlandse Arbeidsinspectie te laten horen. Voor de overige getuigen heeft de rechtbank het bezwaar ongegrond verklaard.