ECLI:NL:RBROT:2023:13040

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
83/300427-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsingskader voor getuigenverzoeken bij witwaszaken

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van de verdachte tegen een beschikking van de rechter-commissaris. De verdachte, geboren in 1995 en woonachtig in Breukelen, had op 11 december 2022 verzocht om aanvullende getuigenverhoren in het kader van een strafzaak met parketnummer 83/300427-21, waarin zij wordt vervolgd voor witwassen en valsheid in geschrift. De rechter-commissaris heeft dit verzoek op 14 april 2023 afgewezen, omdat de proceshouding van de verdachte het moeilijk maakte om de relevantie van de getuigen te beoordelen. De verdediging heeft hiertegen bezwaar aangetekend, dat op 2 november 2023 door de rechtbank is behandeld. De rechtbank heeft de standpunten van zowel de verdediging als de officier van justitie gehoord. De officier van justitie, mr. I. Hoek, concludeerde dat het verzoek ongegrond moest worden verklaard, omdat het horen van de getuigen niet zou bijdragen aan de beslissing in de strafzaak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er wel degelijk een verdedigingsbelang is bij het horen van bepaalde getuigen, en heeft het bezwaar gegrond verklaard voor een aantal van de gevraagde getuigen. De rechtbank heeft de rechter-commissaris in overweging gegeven om deze getuigen door opsporingsambtenaren van de Nederlandse Arbeidsinspectie te laten horen. Voor de overige getuigen heeft de rechtbank het bezwaar ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 83/300427-21
Raadkamernummer: 23/011467
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op het bezwaarschrift van de verdachte
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
voor deze zaak domicilie kiezende te (3621 BH) Breukelen aan de Straatweg 43,
ten kantore van haar advocaat mr. V.A. van Biljouw.

1.De procedure in de raadkamer

De raadsman van de verdachte heeft op 11 december 2022 op grond van artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de rechter-commissaris verzocht om in de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer aanvullende onderzoekshandelingen te verrichten.
Het verzoek betrof het horen van:
A.
Werknemers van Curazorg / [naam thuiszorg-instelling]
(1.) [getuige 1] , (2.) [getuige 2] , (3.) [getuige 3] , (4.) [getuige 4] , (5.) [getuige 5] , (6.) [getuige 6] , (7.) [getuige 7] , (8.) [getuige 8] , (9.) [getuige 9] , (10.) [getuige 10] , (11.) [getuige 11] , (12.) [getuige 12] , (13.) [getuige 13] en (14.) [getuige 14] ;
B.
Werknemers met vermeend fictief dienstverband met Curazorg / [naam thuiszorg-instelling]
(15.) [getuige 15] , (16.) [getuige 16] , (17.) [getuige 17] , (18.) [getuige 18] en (19.) [getuige 19] ;
C.
Patiënten die door tussenkomst van mw. [verdachte] / Curazorg / [naam thuiszorg-instelling] zorg hebben ontvangen
(20.) [getuige 20] , (21.) [getuige 21] en (22.) [getuige 22] als getuigen.
De officier van justitie heeft op 7 maart 2023 zijn zienswijze meegedeeld.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 14 april 2023 het verzoek afgewezen.
Op 26 april 2023 heeft de raadsman namens de verdachte bij de rechtbank tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
Het bezwaar is op 2 november 2023 door de raadkamer behandeld. De raadsman en de officier van justitie, mr. I. Hoek, zijn gehoord.

2.Concept-tenlastelegging

De verdachte wordt door de officier van justitie vervolgd voor witwassen (onder 1 en 2) en valsheid in geschrift (onder 3, 4 en 5). De concept-tenlastelegging is als bijlage aan deze beschikking gehecht en de inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd.

3.De beschikking van de rechter-commissaris

Blijkens haar beschikking van 14 april 2023 heeft de rechter-commissaris alle verzoeken afgewezen, kort gezegd, omdat door de proceshouding van de verdachte de rechter-commissaris niet in staat is het verzoek van de verdediging op relevantie te beoordelen.

4.Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat het verzoek om het horen van de getuigen ten onrechte is afgewezen. Het horen van de getuigen is van belang voor de te beantwoorden vragen als bedoeld in de artikelen 348 en 350 Sv. De enkele omstandigheid dat de verdachte zich (deels) heeft beroepen op haar zwijgrecht mag niet redengevend zijn om de verzoeken van de verdediging af te wijzen.

5.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot het ongegrond verklaren van het verzoek, omdat het horen van deze getuigen niet zal bijdragen aan enig in de strafzaak te nemen beslissing. Doordat de verdachte zich grotendeels beroept op haar zwijgrecht is niet te toetsen of aan de maatstaf van het verdedigingsbelang is voldaan om de verzochte getuigen te horen.

6.Het oordeel van de rechtbank

Anders dan de rechter-commissaris ziet de rechtbank een verdedigingsbelang bij het horen van alle in de concept-tenlastelegging (onder 3, 4 en 5) genoemde getuigen. Uit die concept-tenlastelegging volgt voldoende dat de genoemde personen relevant zouden kunnen verklaren over de verwijten die de verdachte worden gemaakt. De verdediging heeft dat ook voldoende benoemd in haar verzoek. De proceshouding van de verdachte maakt dat niet anders.
Het bezwaar zal daarom voor wat betreft de gevraagde getuigen (nummering van de verdediging tussen haakjes) [getuige 5] (5), [getuige 23] (9), [getuige 12] 12), [getuige 15] (15), [getuige 16] (16), [getuige 18] (18), [getuige 19] (19), [getuige 20] (20), [getuige 21] (21) en [getuige 22] (22), gegrond worden verklaard.
De rechtbank geeft de rechter-commissaris in overweging dat de getuigen ook door opsporingsambtenaren van de Nederlandse Arbeidsinspectie -gedelegeerd- kunnen worden gehoord.
De raadsman heeft zich daartegen op de zitting niet verzet, en de officier van justitie heeft aangegeven dat de advocaat in de gelegenheid zal worden gesteld als eerste inhoudelijke vragen te stellen.
De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris het verzoek tot het horen van de overige gevraagde getuigen terecht heeft afgewezen. Het verdedigingsbelang bij het horen van deze getuigen is onvoldoende onderbouwd. Daarom zal het bezwaar voor het overige ongegrond worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het bezwaar gegrond voor zover het betreft de weigering om nagenoemde personen als getuigen te horen:
[getuige 5] , [getuige 23] , [getuige 12] , [getuige 15] , [getuige 16] , [getuige 18] , [getuige 19] , [getuige 20] , [getuige 21] en [getuige 22] ;
verklaart het bezwaar voor het overige ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter, en
mr. P.C. Tuinenburg en mr. H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2023.