In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na een ziekmelding op 3 april 2020, als gevolg van een COVID-infectie. Het UWV kende haar aanvankelijk een WGA-uitkering toe op basis van een arbeidsongeschiktheid van 47,19%, maar herzag dit percentage naar 43,34% na een bezwaarprocedure. Eiseres was het niet eens met deze herziening en stelde dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de zaak op 30 mei 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht had vastgesteld op 43,34% en dat de door het UWV geduide functies geschikt waren voor eiseres. De rechtbank concludeerde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanleiding was om de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige in twijfel te trekken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen griffierecht of proceskosten vergoed.