ECLI:NL:RBROT:2023:13069

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
ROT 22/3033
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de officiële inbewaringneming van gerookte thee uit China wegens aanwezigheid van antrachinon

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen de officiële inbewaringneming van een zending gerookte thee uit China. De inbewaringneming was gebaseerd op de aanwezigheid van antrachinon, een stof die als carcinogeen wordt beschouwd. Eiseres betoogde dat antrachinon niet of nauwelijks in het aftreksel van de thee overgaat en dat de thee voldoet aan de Europese voedselveiligheidsnormen. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de veiligheid van het aftreksel en dat de motivering voor de inbewaringneming ondeugdelijk is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij deugdelijk moet worden gemotiveerd dat de thee onveilig is. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/3033

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigden: mr. J.C.M. Duijm en mr. P.G.M. Brouwer),
en

[naam verweerder] , verweerder,

(gemachtigden: mr. I.C.M. Nijland en mr. S. van Douwen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de officiële inbewaringneming van een zending thee uit China.
Met het bestreden besluit van 17 mei 2022 heeft verweerder de bezwaren van eiseres gegrond verklaard wat betreft de motivering, maar de officiële inbewaringneming niettemin in stand gelaten onder wijziging van de grondslag daarvan.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft een reactie op het verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting van de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023. Ter zitting zijn verschenen: namens eiseres [persoon A] (bij eiseres werkzaam als theetester), bijgestaan door de gemachtigden van eiseres mr. J.C.M. Duijm en mr. P.G.M. Brouwer en namens verweerder mr. S. van Douwen en [persoon B] . Mevrouw Roest is verschenen als tolk. [persoon C] (Head of the internal laboratory and head of quality management van eiseres) en [persoon D] (werkzaam bij GBA Gesellschaft für Bioanalytik mbH, hierna: GBA) hebben deelgenomen via Teams.
Beide partijen hebben nadere stukken ingediend.
De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. Het onderzoek ter zitting van de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 28 september 2023. Ter zitting zijn verschenen: de gemachtigden van eiseres mr. J.C.M. Duijm en mr. P.G.M. Brouwer en namens verweerder mr. I.C.M. Nijland, mr. S. van Douwen en [persoon B] . Via een televerbinding hebben aan de zitting deelgenomen: [persoon E] en [persoon C] (werkzaam bij eiseres), [persoon D] (werkzaam bij GBA), [persoon F] (Secretary general van Tea & Herbal Infusions Europe) en K. Sachse als tolk.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Op 17 november 2021 is namens eiseres een zending thee afkomstig uit China aangemeld bij de grenscontrolepost in Rotterdam. Deze zending is geselecteerd voor een materiële controle, waarna op 9 december 2021 een monster van de thee is genomen.
1.2.
Wageningen Food Safety Research van Wageningen University & Research (WFSR) heeft op 11 december 2021 een analyserapport uitgebracht. Hieruit volgt dat in het monster cyhalothrin-lambda en bifenyl is aangetroffen.
1.3.
Met het besluit van 13 december 2021 heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een deel van de zending thee op grond van artikel 66 van Verordening (EG) nr. 2017/625 in officiële bewaring genomen. Het betreft 80 dozen “
Other black tea (fermented) and other partly fermented tea”. De reden voor de officiële inbewaringneming was dat de zending volgens de NVWA niet voldeed aan het bepaalde in artikel 18, eerste lid, en bijlage II van Verordening (EG) nr. 396/2005, waarin een Maximum Residu Limiet (MRL) voor bestrijdingsmiddelen is opgenomen.
1.4.
Eiseres heeft op 14 december 2021 bezwaar gemaakt tegen de officiële inbewaringneming. Zij heeft betoogd dat het gaat om een partij gerookte thee, Lapsang Souchong, en dat de aangetroffen stoffen door het rookproces in de thee terecht zijn gekomen. Verder heeft zij analyserapporten van GBA van 28 juni 2021, 8 december 2021 en 16 december 2021 overgelegd. Het rapport van 8 december 2021 heeft betrekking op het ruwe product (vóór het roken), de overige twee rapporten op de gerookte thee.
1.5.
WFSR heeft vervolgens een tweede analyse van het monster verricht. In het analyserapport van 21 december 2021 staat dat dit het eerdere analyserapport vervangt, met als reden “resultaat cyhalothrin-lambda en biphenyl zijn aangepast”. Als gevolg van deze analyse is komen vast te staan dat er geen cyhalothrin-lambda in het theemonster aanwezig was, maar wel 0,67 mg/kg bifenyl, waarmee de MRL van 0,05 mg werd overschreden.
1.6.
Eiseres is op 7 maart 2022 op haar bezwaar gehoord. Na afloop van de hoorzitting is zij in de gelegenheid gesteld aanvullende documenten, waaronder een contra-analyse, in te dienen.
1.7.
Bij e-mails van 29 maart 2022 en 1 april 2022 heeft eiseres aanvullende documenten overgelegd, waaronder een contra-analyse van GBA van 25 maart 2022. In deze contra-analyse is onder meer opgenomen dat in de gerookte thee 1,4 mg/kg bifenyl en 0,56 mg/kg antrachinon is aangetroffen.
1.8.
Bij brief van 20 april 2022 heeft verweerder eiseres onder meer het volgende bericht:
“(…) Uit de door u op 29 maart 2022 overgelegde contra-analyse van 25 maart 2022 volgt dat er (…) in de gerookte thee ook 0,55 mg/kg Anthrachinon is aangetroffen. Uit het analyse rapport van de ruwe/ongerookte thee van 8 december 2021 blijkt dat de Anthrachinon (…) is meegekomen met de rook/door de rook is ingebracht in de thee.
Van Anthrachinon is (…) bekend dat het een Carc. 1B-H350 classificatie heeft. Dit betekent dat het gaat om een stof waarvan in Europa bekend is dat zij carcinogeen, dat wil zeggen: kankerverwekkend is. Gelet op deze eigenschap kan iedere hoeveelheid van de stof kanker veroorzaken bij mensen. In het verlengde daarvan zijn in Europa geen TRV's (toxicological reference value's), zoals bijvoorbeeld een ADI(Acceptabel Daily Intake= veilige acceptabele dagelijkse inname) voor Anthrachinon vastgesteld. Bovendien staat Anthrachinon in Nederland op de lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (het RIVM). Dit is een lijst met gevaarlijke stoffen die de Nederlandse overheid met voorrang aanpakt.
(…) Indien geconcludeerd wordt dat de gerookte thee op grond van artikel 14 van deze Verordening onveilig is, kan de zending niet in de handel worden genomen en bestaat ook op dit moment (…) aanleiding om de officiële inbewaringneming in stand te laten.
(…) U bent echter nog niet in de gelegenheid gesteld een standpunt in te nemen over de vraag of de zending thee al dan niet onveilig is op grond van artikel 14 van de Verordening (EU) 178/2002 vanwege de aanwezigheid van Antrachinon daarin. Ik wil u daarom in de gelegenheid stellen uw standpunt op dit punt kenbaar te maken. Hierbij stel ik u dan ook in de gelegenheid uiterlijk 3 mei 2022 uw standpunt kenbaar te maken. (…)”
1.9.
Eiseres heeft bij e-mail van 3 mei 2022 gebruik gemaakt van die gelegenheid en zich op het standpunt gesteld dat - samengevat - Lapsang Souchong een theespecialiteit is die in kleine hoeveelheden als aftreksel geconsumeerd wordt en antrachinon slecht oplosbaar is in water en nauwelijks overgaat op het aftreksel, waardoor het gehalte in het aftreksel dus gering is. De thee vormt daarom volgens eiseres geen bedreiging voor de gezondheid en kan als veilig worden beoordeeld.
Het bestreden besluit
2. In het bestreden besluit heeft verweerder zich – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat eiseres met het analyserapport van 8 december 2021 aannemelijk heeft gemaakt dat de aangetroffen bifenyl als gevolg van het roken in de thee terecht is gekomen en dat de ongerookte thee voldoet aan Verordening (EG) 396/2005. Het bezwaar is in zoverre gegrond. Verweerder heeft echter aanleiding gezien om de inbewaringneming in stand te laten. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat bewerkingshandelingen zoals roken geen onveilig levensmiddel mogen opleveren. Uit de door eiseres overgelegde contra-expertise van 25 maart 2022 volgt dat er in het deelmonster 0,56 mg/kg antrachinon is aangetroffen, terwijl uit de in bezwaar aangeleverde analyses blijkt dat deze stof voorafgaand aan het roken aanwezig was in de hoeveelheid van 0,007 mg/kg (waarmee werd voldaan aan de MRL van 0,02 mg/kg). De hoeveelheid antrachinon is dan ook door het rookproces toegenomen. Antrachinon is volgens verweerder een stof waarvan in Europa bekend is dat zij kankerverwekkend is. Iedere hoeveelheid van de stof kan kanker veroorzaken bij mensen. Daarom is er geen veilige acceptabele dagelijkse inname voor antrachinon vastgesteld. Bovendien staat antrachinon op de lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Iedere inname, hoe klein ook, levert een risico op. Dit maakt dat de in bewaring genomen thee niet gezien kan worden als een veilig voedingsmiddel. Verweerder is dan ook van mening dat de thee op grond van artikel 14 van Verordening (EG) 178/2002 niet in de handel kan worden gebracht. De thee voldeed daarmee bij binnenkomst in de EU niet aan artikel 1, tweede lid, van Verordening (EG) 2017/625. Gelet daarop bestaat er volgens verweerder op grond van artikel 66 van Verordening (EG) 2017/625 voldoende grond om de officiële inbewaringneming van de partij thee, die gebaseerd was op de aanwezigheid van een te hoog gehalte bifenyl, in stand te laten.
Het standpunt van eiseres
3. Eiseres voert aan dat verweerder de inbewaringneming van de Lapsang Souchong thee ten onrechte heeft gehandhaafd omdat geen sprake is van een onveilig levensmiddel. Daartoe betoogt zij dat de thee voldoet aan alle specifieke communautaire regels en daardoor geacht wordt veilig te zijn. Verordening (EG) 396/2005 is slechts van toepassing op de droge thee voorafgaand aan het rookproces. Antrachinon is een stof die door het rookproces van de thee ontstaat. In Verordening (EG) 1881/2006 zijn maximumgehalten (Maximum Levels, hierna: ML’s) vastgelegd die zien op bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen, zoals in gerookte producten. Gerookte thee is hierin niet opgenomen. De Europese wetgever heeft de hoeveelheid antrachinon in gerookte thee dus niet gereguleerd, terwijl – zoals ook wordt toegelicht in de Codex Alimentarius – bekend is dat bij het roken van levensmiddelen altijd een bepaalde hoeveelheid antrachinon vrijkomt en antrachinon dus een typische substantie in gerookte levensmiddelen is. Als de aanwezigheid van antrachinon in gerookte thee onveilig zou zijn, zou hiervoor wel een ML zijn opgenomen. In de nieuwe Verordening (EG) 1881/2006 zijn wel ML’s voor gerookte thee opgenomen, maar die zien niet op antrachinon. Antrachinon in gerookte thee is dus toegestaan.
Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat het door verweerder uitgevoerde onderzoek ondeugdelijk is. Er moet rekening mee worden gehouden dat de Lapsang Souchong thee als zodanig (de droge thee) niet wordt geconsumeerd in de zin van opgegeten. Enkel het aftreksel van de thee wordt geconsumeerd. Alle pijlen van verweerder zijn gericht op de aanwezigheid van antrachinon in de gerookte, droge thee, maar niet op de aanwezigheid van antrachinon in het aftreksel. Het is van belang om te bepalen of de stoffen die in het gedroogde product voorkomen, daadwerkelijk overgaan in het aftreksel onder normale omstandigheden van het gebruik van de gerookte thee door de consument. Uit de in beroep overgelegde analyse van GBA van 14 december 2022 blijkt dat dit niet het geval is, aangezien in de gezette thee bij gebruik onder normale omstandigheden geen antrachinon is aangetroffen. Zelfs uit de overgelegde analyse van GBA van 22 december 2022 waarbij een aftreksel aan de hand van extreem gebruik is bemonsterd, blijkt dat er geen sporen van antrachinon konden worden waargenomen. Ook uit het Compendium of Guidelines for Tea blijkt dat antrachinon slechts in zeer geringe mate in het aftreksel overgaat.
Eiseres betoogt verder dat de stelling van verweerder onjuist is dat iedere inname van antrachinon voorkomen moet worden, omdat antrachinon – vanwege zijn carcinogeniteit – per definitie een risico oplevert voor de volksgezondheid. Voor bepaalde carcinogene stoffen in levensmiddelen zijn immers ML’s vastgesteld en verweerder heeft erkend dat voor antrachinon in ongerookte thee een MRL geldt van 0,02 mg/kg, waarmee vaststaat dat een bepaalde hoeveelheid antrachinon voor de Europese wetgever aanvaardbaar is.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de officiële inbewaringneming van de partij thee. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat uit de namens eiseres uitgevoerde contra-analyse van 25 maart 2022 is gebleken dat de partij gerookte thee 0,56 mg/kg antrachinon bevat. Dit blijkt ook uit de door eiseres overgelegde rapporten van 28 juni 2021 en 16 december 2021. De omstandigheid dat de analyse van het monster in opdracht van eiseres heeft plaatsgevonden en verweerder geen expliciet onderzoek heeft verricht naar de aanwezigheid van antrachinon, maakt op zichzelf niet dat verweerder de (uitkomst van de) contra-analyse niet aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Beide partijen baseren zich immers op de uitkomst van deze analyse en betwisten de deugdelijkheid van het onderzoek niet, zodat ook de rechtbank geen aanleiding heeft te twijfelen aan de uitkomst van dit onderzoek. De vraag die hier aan de orde is, is of verweerder op basis van de vastgestelde waarde antrachinon in het monster uit de lading thee tot de conclusie heeft kunnen komen dat sprake is van een onveilig product als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) 178/2002 en daarmee van een niet-conforme zending die op grond van artikel 66 van Verordening (EG) 2017/625 in officiële bewaring moet worden genomen en waarvan de binnenkomst in de Unie moet worden geweigerd.
6.2
Tussen partijen staat vast dat ten aanzien van antrachinon in gerookte thee geen MRL is vastgesteld. Het ontbreken van een specifieke Europese normstelling laat echter onverlet dat uit artikel 14 van Verordening (EG) 178/2002 volgt dat levensmiddelen, indien zij worden beschouwd als schadelijk voor de gezondheid of ongeschikt voor menselijke consumptie, niet in de EU in de handel mogen worden gebracht. Voor zover bij verordening of nationale wetgeving geen regels zijn gesteld omtrent de toe te laten hoeveelheid antrachinon is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet de bevoegdheid kan worden ontzegd om zelf een inschatting te maken van de risico’s voor de volksgezondheid. Het ligt daarbij in de rede dat verweerder bij gebreke van een communautair of wettelijk kader aansluiting zoekt bij medische inzichten en mogelijke consensus binnen de lidstaten.
6.3
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de bewuste lading thee voldoet aan specifieke communautaire bepalingen betreffende voedselveiligheid en dat de lading daarom niet op grond van artikel 14, zevende lid, van Verordening (EG) 178/2002 veilig moet worden geacht. Hoewel er door de Europese wetgever geen MRL voor antrachinon als residu in gemengde levensmiddelen (zoals gerookte thee) is vastgesteld, en evenmin een ML voor antrachinon als verontreiniging in gerookte producten, heeft verweerder kunnen verwijzen naar de toelichting op artikel 14 van Verordening (EG) 178/2002 in het Guidance document van 27 januari 2010 van het Permanent Comité van de Voedselketen en de Diergezondheid. [1] Hieruit volgt dat niet ieder gevaar wordt gereguleerd, zodat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat lijsten waarop MRL’s en ML’s staan vermeld, niet uitputtend bedoeld zijn. Eiseres stelt weliswaar dat het een bewuste keuze is geweest van de Europese wetgever om geen norm ten aanzien van antrachinon in gerookte thee vast te stellen, maar zij heeft niet onderbouwd dat met het achterwege laten van een dergelijke norm ook daadwerkelijk is beoogd geen maximumgehalte antrachinon te hanteren. Dit klemt te meer nu antrachinon, zoals hierna nog nader zal worden besproken, een stof is die verondersteld wordt kankerverwekkend te zijn. Dat er geen specifieke communautaire bepaling is die een MRL of ML vaststelt voor antrachinon in gerookte thee, betekent ook dat er geen specifieke drempel is waaronder een gehalte aan antrachinon in gerookte thee acceptabel wordt geacht. Daarmee kan dan ook niet worden gesteld dat is voldaan aan een specifieke communautaire bepaling, zodat het beroep van eiseres op het zevende lid van artikel 14 van Verordening (EG) 178/2002 niet kan slagen.
6.4
Verweerder heeft ter onderbouwing van het gevaar van antrachinon kunnen verwijzen naar Verordening (EG) 1272/2008. Hieruit volgt dat antrachinon een Carc. 1B is, wat betekent dat de stof verondersteld wordt kankerverwekkend te zijn. Blijkens paragraaf 3.6 van Bijlage I bij deze verordening vindt de indeling als kankerverwekkende stof plaats op basis van gegevens uit betrouwbare en aanvaardbare studies. In beroep heeft eiseres dit ook niet gemotiveerd bestreden. Dat in deze verordening ook regels zijn gesteld ten aanzien van etiketteringsverplichtingen, laat onverlet dat studies hebben aangetoond dat de chemische verbinding antrachinon kankerverwekkende eigenschappen heeft waarvoor op het etiket gewaarschuwd dient te worden. In het verweerschrift van 21 februari 2023 heeft verweerder vervolgens onweersproken toegelicht dat iedere stof zijn eigen unieke chemische verbinding heeft die altijd dezelfde eigenschappen houdt, zodat het risico bij de blootstelling aan antrachinon altijd hetzelfde is ongeacht de wijze waarop de antrachinon is ontstaan. Verweerder heeft hiermee voldoende aangetoond dat de stof antrachinon op zichzelf schadelijk is voor de gezondheid.
6.5
Bij de beoordeling of een levensmiddel onveilig is, moeten op grond van artikel 14, derde lid, van Verordening (EG) 178/2002 de normale omstandigheden van het gebruik van het levensmiddel door de consument in aanmerking worden genomen. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat het normale gebruik van Lapsang Souchong thee ziet op het uiteindelijke aftreksel dat hiermee verkregen wordt. Omdat eiseres de thee niet levert in zakjes en de consument de thee zelf in een theezakje of thee-ei, knijper of metalen theezeef dient te doen en deze in heet water dient te laten trekken, moet naar het oordeel van de rechtbank ook het risico dat kleine stukjes thee in het aftreksel terecht komen in aanmerking worden genomen. Dat in één specifiek recept, waar verweerder op heeft gewezen, de theebladeren worden gebruikt in een marinade maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de thee ook algemeen bekend is als smaakmaker en dat deze bereidingswijze valt onder de normale omstandigheden van het gebruik.
6.6
Verweerder baseert zich voor zijn oordeel dat de thee onveilig is op de aanwezigheid van antrachinon in de gerookte (droge) theebladeren. Hoewel verweerder er terecht van uitgaat dat antrachinon carcinogene eigenschappen heeft en uit de analyseresultaten is gebleken dat het gehalte antrachinon in de thee na het rookproces is toegenomen van 0,007 mg/kg naar 0,56 mg/kg, op grond waarvan mag worden vermoed dat de gerookte (droge) theebladeren onveilig zijn, laat dit onverlet dat bij de beoordeling of een levensmiddel onveilig is, de normale omstandigheden van het gebruik van het levensmiddel in aanmerking genomen moeten worden. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen onderzoek heeft gedaan naar het aftreksel zelf. Eiseres heeft zich daarentegen gemotiveerd op het standpunt gesteld dat antrachinon niet of nauwelijks doorsijpelt in het aftreksel. Naast diverse literatuur heeft zij daarvoor op twee door haar overgelegde analyseresultaten van een aftreksel gewezen die door verweerder op zichzelf niet zijn weersproken. De analyse van 14 december 2022 ziet op het (op de verpakking) voorgeschreven gebruik en de analyse van 22 december 2022 ziet op extreem gebruik, waarbij een grotere hoeveelheid thee is gebruikt en een langere trektijd is aangehouden. Daarbij heeft eiseres betoogd dat bij een dergelijk extreem gebruik het aftreksel zodanig bitter wordt, dat een consument dit niet zal drinken. In beide gevallen is geen (waarneembare hoeveelheid) antrachinon in het aftreksel waargenomen. Naar het oordeel van de rechtbank bevestigen deze resultaten in beginsel het door eiseres ingenomen standpunt dat antrachinon niet, dan wel slechts in zeer geringe mate in water oplosbaar is en heeft zij daarmee voldoende twijfel gezaaid over de juistheid van het uitgangspunt van verweerder dat de thee alleen al onveilig is door de aanwezigheid van antrachinon in de gerookte (droge) theebladeren. Verweerder heeft er op gewezen dat er geen grip is op de condities bij de consument, zoals temperatuur van het water, de trektijd, de eigenschappen van het water (zuurgraad/hardheid/zoutgehalte) en de daarbij behorende verschillen in migratie. Verweerder heeft echter geen analyse laten uitvoeren in een proefopstelling waarbij dergelijke condities in acht worden genomen en tevens acht wordt geslagen op de kans op het vrijkomen van kleine stukjes thee door het gebruik van een theezakje, thee-ei, knijper of theezeef en het gehalte antrachinon dat daardoor wordt geconsumeerd. Hoewel de door eiseres aangehaalde onderzoeken niet zonder meer de conclusie rechtvaardigen dat helemaal geen migratie van antrachinon van de thee naar het aftreksel plaatsvindt – wat ook door verweerder onder verwijzing naar het onderzoek in Food Chemistry (Food Chemistry 244 (2018), p. 254-259) genaamd “Anthraquinone deposit in tea plantation might be one of the reasons for contamination in tea” wordt betoogd – ligt het gelet op de door eiseres verrichte onderzoeken en de omstandigheid dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat antrachinon van nature in thee aanwezig is en in ongerookte thee maximaal 0,02 mg/kg antrachinon aanvaardbaar wordt geacht, op de weg van verweerder om aan te tonen dat er in het aftreksel een onaanvaardbare hoeveelheid antrachinon aanwezig is. De enkele stelling van verweerder dat de omstandigheden waaronder de testen van eiseres zijn uitgevoerd, onbekend zijn en toevalstreffers kunnen zijn en daarom de resultaten van deze testen niet representatief zijn, is dan ook onvoldoende om de door eiseres opgeroepen twijfel weg te nemen.
6.7
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de onder 6.1 opgeworpen vraag ontkennend moet worden beantwoord. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de Lapsang Souchong thee onveilig is als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) 178/2002 en heeft dit daarom niet aan de inbewaringneming ten grondslag kunnen leggen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Verweerder zal, indien hij zijn standpunt handhaaft, alsnog aan de hand van aanvullend onderzoek deugdelijk moeten motiveren dat de in bewaring genomen thee een onveilig product is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor toepassing van een bestuurlijke lus, omdat zij de kans groot acht dat één van de partijen om principiële juridische redenen hoger beroep zal instellen. De toepassing van een bestuurlijke lus kan daarbij nodeloos vertragend werken. Als verweerder een nieuw besluit neemt, kan dat in een eventueel hoger beroep, gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, mede worden beoordeeld. Gelet hierop zal de rechtbank volstaan met een vernietiging van het bestreden besluit met de opdracht aan verweerder om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.647,06 (1 punt voor het verschijnen ter zitting van de enkelvoudige kamer op 12 januari 2023, 0,5 punt voor het als repliek aan te merken stuk van 1 februari 2023 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van de meervoudige kamer op 28 september 2023 met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1). Ook komen de voor de zitting van 12 januari 2023 gevraagde reis- en verblijfkosten van € 154,56 voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast komen de kosten voor de door eiseres ingeschakelde tolken tijdens de zittingen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank acht het op het formulier proceskosten voor de zitting van 12 januari 2023 opgenomen bedrag voor de tolk van € 650,00 redelijk, ook wanneer daarbij de maximumbedragen van artikel 2, eerste lid, onder c, van het Bpb in aanmerking worden genomen. Daaraan doet in dit geval niet af dat de overgelegde factuur niet is gespecificeerd. Gelet op de duur van de zitting en de ter zitting gegeven toelichting van de tolk op zijn werkzaamheden, waaronder de voorbereidingstijd, acht de rechtbank het gevraagde bedrag van € 750,- voor de zitting van 28 september 2023 in dit geval eveneens redelijk.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 3.647,06,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzitter, mr. S.M. Dielemans-Goossens en mr. R.H.L. Dallinga, leden, in aanwezigheid van mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening (EG) Nr. 2017/625
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder e, en tweede lid, aanhef en onder a
1. Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld voor:
e) de vaststelling van voorwaarden waaraan moet worden voldaan met betrekking tot dieren en goederen die uit een derde land in de Unie binnenkomen;
2. Deze verordening is van toepassing op officiële controles op naleving van de op Unieniveau of door de lidstaten ter uitvoering van Uniewetgeving vastgestelde regels op de volgende gebieden:
a. a) levensmiddelen en voedselveiligheid, integriteit en heilzaamheid in elk stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen, met inbegrip van voorschriften om eerlijke handelspraktijken te waarborgen, de belangen van de consument te beschermen en consumenten te informeren, alsook betreffende de vervaardiging en het gebruik van materialen en voorwerpen die bestemd zijn om met levensmiddelen in contact te komen.
Artikel 66, eerste lid
Indien zendingen dieren of goederen die niet aan de in artikel 1, lid 2, bedoelde regels voldoen de Unie binnenkomen, worden deze door de bevoegde autoriteiten in officiële bewaring genomen en wordt de binnenkomst in de Unie geweigerd. (…)
Verordening (EG) Nr. 178/2002
Artikel 14, eerste lid, tweede lid, derde lid, aanhef en onder a, vierde lid en zevende lid
1. Levensmiddelen worden niet in de handel gebracht indien zij onveilig zijn.
2. Levensmiddelen worden geacht onveilig te zijn indien zij worden beschouwd als:
a. a) schadelijk voor de gezondheid;
b) ongeschikt voor menselijke consumptie.
3. Bij de beoordeling of een levensmiddel onveilig is, worden de volgende punten in aanmerking genomen:
a. a) de normale omstandigheden van het gebruik van het levensmiddel door de consument, alsmede in alle stadia van productie, verwerking en distributie, en
(…)
4. Bij de beoordeling of een levensmiddel schadelijk voor de gezondheid is, worden de volgende punten in aanmerking genomen:
a. a) niet alleen het vermoedelijke onmiddellijke en/of kortetermijn- en/of langetermijneffect dat het levensmiddel heeft op de gezondheid van iemand die het consumeert, maar ook het effect op diens nakomelingen;
b) de vermoedelijke cumulatieve toxische effecten;
c) de bijzondere fysieke gevoeligheden van een specifieke categorie consumenten ingeval het levensmiddel voor die categorie consumenten bestemd is.
(…)
7. Levensmiddelen die aan specifieke communautaire bepalingen betreffende voedselveiligheid voldoen, worden veilig geacht voorzover het de aspecten betreft die onder die specifieke communautaire bepalingen vallen.

Voetnoten

1.https://food.ec.europa.eu/system/files/2016-10/gfl_req_guidance_rev_8_en.pdf/