ECLI:NL:RBROT:2023:13079

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
ROT 22/5216
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over privaatrechtelijke overeenkomst en bestuursrechtelijke aspecten

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker en mr. J. Bax, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht op 19 september 2022 kennelijk ongegrond was verklaard. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat de weigering van het college om schriftelijke toestemming te verlenen voor de overdracht van rechten en plichten aangaande een overeenkomst, een privaatrechtelijke grondslag had en derhalve geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was. Hierdoor was het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.

Tijdens de verzetprocedure heeft de rechtbank beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder de opposant op zitting te horen. De opposant betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de overeenkomst privaatrechtelijk van aard was en verwees naar artikel 6.4a van de Wet Ruimtelijke Ordening (WRo). De rechtbank oordeelde echter dat de argumenten van de opposant geen twijfel deden ontstaan over de eerdere uitspraak. De rechtbank bevestigde dat de overeenkomst inderdaad privaatrechtelijk was en dat de verwijzing naar de WRo geen aanleiding gaf voor een ander oordeel.

De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2023 op het verzet van

[naam 1], opposant,

(gemachtigden: mr. A. Bakker en mr. J. Bax).

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht (geopposeerde) van 19 september 2022 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 28 februari 2023 heeft de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).
De Afdeling heeft het hoger beroepschrift naar de rechtbank doorgezonden op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht om als verzet te behandelen.
De rechtbank heeft het verzet op 17 augustus 2023 op zitting behandeld. Namens opposant is, zonder voorafgaande kennisgeving, niemand verschenen. Geopposeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2].

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard.
Geopposeerde heeft bij brief van 22 februari 2022 aangegeven geen schriftelijke toestemming te verlenen voor overdracht van rechten en plichten aangaande de overeenkomst aan Stemar Projectontwikkeling II B.V. Deze weigering heeft een privaatrechtelijke grondslag en kwalificeert volgens de rechtbank niet als besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, er stond dan ook geen bezwaar tegen open. Het bezwaarschrift is daarom dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2. De beoordeling van de rechtbank in deze verzetprocedure is beperkt tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden voordat op het beroep werd beslist, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over die beslissing. Zo ja, dan is het verzet gegrond en komt de uitspraak waartegen het verzet is gericht te vervallen en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
3. Opposant betoogt in verzet dat de rechtbank in haar buiten-zittingsuitspraak ten onrechte heeft overwogen dat de overeenkomst tussen hem en geopposeerde privaatrechtelijk van aard is. Opposant verwijst in dat kader naar artikel 6.4a, eerste lid, van de Wet Ruimtelijke ordening (WRo). Hier volgt uit dat geen enkel ander bestuursorgaan dan het collega van burgemeester en wethouders een dergelijke overeenkomst kan sluiten. Daarom is sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
4. De verzetrechter overweegt hierover als volgt.
5. Hetgeen opposant in verzet aanvoert, leidt niet tot twijfel ten aanzien van de buiten-zittingsuitspraak. De verzetrechter stelt voorop dat de rechtbank het betoog van opposant dat enkel het college van burgemeester en wethouders een dergelijke overeenkomst kan sluiten reeds heeft betrokken bij haar uitspraak van 28 februari 2023. Naar het oordeel van de verzetrechter geeft de overweging van de rechtbank dat er sprake is van een privaatrechtelijke overeenkomst geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De verwijzing van opposant naar artikel 6.4a van de WRo biedt evenmin aanknopingspunten voor een ander oordeel. Het enkele gegeven dat de betreffende overeenkomst ook publiekrechtelijke aspecten bevat, maakt op zichzelf niet dat er reeds daarom een sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Het betoog slaagt niet.
6. Het verzet is dus ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Boesman, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.