ECLI:NL:RBROT:2023:13079
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over privaatrechtelijke overeenkomst en bestuursrechtelijke aspecten
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker en mr. J. Bax, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht op 19 september 2022 kennelijk ongegrond was verklaard. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat de weigering van het college om schriftelijke toestemming te verlenen voor de overdracht van rechten en plichten aangaande een overeenkomst, een privaatrechtelijke grondslag had en derhalve geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was. Hierdoor was het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.
Tijdens de verzetprocedure heeft de rechtbank beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder de opposant op zitting te horen. De opposant betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de overeenkomst privaatrechtelijk van aard was en verwees naar artikel 6.4a van de Wet Ruimtelijke Ordening (WRo). De rechtbank oordeelde echter dat de argumenten van de opposant geen twijfel deden ontstaan over de eerdere uitspraak. De rechtbank bevestigde dat de overeenkomst inderdaad privaatrechtelijk was en dat de verwijzing naar de WRo geen aanleiding gaf voor een ander oordeel.
De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.