ECLI:NL:RBROT:2023:1397

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
10193805
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een concurrentiebeding en de gevolgen van overtreding daarvan

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen SGS Nederland B.V. en [gedaagde01] over de uitleg en handhaving van een concurrentiebeding. [gedaagde01] was sinds 1 oktober 2022 in dienst bij [bedrijf02], een concurrent van SGS, en SGS vorderde dat [gedaagde01] het concurrentiebeding zou naleven, wat zou betekenen dat hij zijn arbeidsovereenkomst met [bedrijf02] diende te beëindigen. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] het concurrentiebeding niet overtrad, omdat hij in België in dienst was getreden en het beding specifiek betrekking had op het in Nederland in dienst treden van een concurrent. De rechter benadrukte dat de tekst van het concurrentiebeding en de Haviltex-maatstaf voor uitleg bepalend waren. SGS had onvoldoende bewijs geleverd dat [gedaagde01] de Nederlandse markt benaderde vanuit zijn functie bij [bedrijf02]. De vorderingen van SGS werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd. In reconventie vorderde [gedaagde01] vernietiging van het concurrentiebeding, maar ook deze vordering werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding niet onbillijk was.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10193805 CV EXPL 22-34846
datum uitspraak: 24 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
SGS Nederland B.V.,
vestigingsplaats: Spijkenisse,
eiseres in het incident en in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. A. van Toledo,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde in het incident en in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. M. Hartkoorn.
De partijen worden hierna ‘SGS’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding met vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv van 7 november 2022, met producties 1 tot en met 13;
  • de rolbeslissing van 25 november 2022;
  • de conclusie van antwoord in het incident en in conventie, met eis in reconventie, met producties 1 tot en met 3;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte wijziging en vermeerdering van eis in het incident, met producties 14 tot en met 19;
  • de brief van 12 januari 2023 van SGS, met productie 20;
  • de spreekaantekeningen van mr. Toledo;
  • de spreekaantekeningen van mr. Hartkoorn.
1.2.
Op 17 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling zijn partijen in overleg getreden over een minnelijke regeling. Beide partijen hebben op 31 januari 2023 de kantonrechter bericht dat zij geen overeenstemming hebben bereikt.

2..De feiten

2.1.
Het concern waartoe SGS behoort is actief op het gebied van de inspectie, controle, analyse en certificering van een grote verscheidenheid aan goederen en diensten, onder meer (petro)chemische producten.
2.2.
[gedaagde01] is op 1 februari 2005 in dienst getreden van SGS. Vanaf zijn indiensttreding heeft [gedaagde01] meerdere functies binnen de afdeling OGC (Oil, Gas & Chemicals) uitgeoefend, laatstelijk vanaf september 2018 de functie van Manager Customer Services.
2.3.
Tussen partijen geldt sinds september 2018 het volgende concurrentiebeding:
"De werknemer verplicht zich, zowel tijdens als gedurende 12 maanden na
beëindiging van de dienstbetrekking niet in Nederland in dienst te treden van, op
welke wijze dan ook werkzaam te zijn bij, danwel op enigerlei wijze belang te
hebben bij enig bedrijf, dat werkzaamheden uitvoert of zich ten doel heeft gesteld
werkzaamheden uit te voeren, gelijk of verwant aan die van de vennootschap of
aan de vennootschap gelieerde vennootschappen, tenzij de werknemer daartoe
voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever heeft, aan welke
toestemming werkgever voorwaarden kan verbinden.
(…)
Bij overtreding van dit concurrentiebeding verbeurt de werknemer ten behoeve
van de werkgever een onmiddellijk opeisbare boete van € 1.200,= voor elke dag
dat hij in overtreding is, onverminderd zijn gehoudenheid tot betaling van de
volledige schadevergoeding indien de schade voor de werkgever meer dan het
genoemde per dag mocht belopen."
2.4.
Medio augustus 2022 heeft [gedaagde01] bij zijn leidinggevende, [naam01] , aangegeven in dienst te willen treden bij [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ) in een commerciële functie op het gebied van chemie en gericht op EMEA (Europa, Midden-Oosten en Azië).
2.5.
Op 31 augustus 2022 heeft [gedaagde01] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 oktober 2022. SGS heeft [gedaagde01] per brief van 6 september 2022 erop gewezen dat het hem op grond van het concurrentiebeding niet is toegestaan om bij [bedrijf01] in dienst te treden.
2.6.
[gedaagde01] is op 1 oktober 2022 in dienst getreden van [bedrijf02] , een besloten vennootschap naar Belgisch recht en statutair gevestigd in Antwerpen, in de functie van Commercial Manager Chemicals EMEA.

3..Het geschil

in conventie
3.1.
SGS eist - na vermeerdering en wijziging van eis - samengevat:
in het incident
  • [gedaagde01] te gebieden het concurrentiebeding na te leven, hetgeen dient te resulteren in het met onmiddellijke ingang beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst met [bedrijf02] , dan wel het met onmiddellijke ingang staken en gestaakt houden van zijn werkzaamheden bij, voor en ten behoeve van [bedrijf02] en daaraan gelieerde ondernemingen voor de duur van het geding op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere overtreding, alsmede € 5.000,- voor iedere dag (of dagdeel) dat de overtreding voortduurt;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
in de hoofdzaak
  • te verklaren voor recht dat [gedaagde01] door en sinds zijn indiensttreding bij [bedrijf02] in overtreding is van zijn verplichtingen uit hoofde van het concurrentiebeding;
  • [gedaagde01] te gebieden het concurrentiebeding na te leven, hetgeen dient te resulteren in het met onmiddellijke ingang (doen) beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst met [bedrijf02] en een verbod op enige wijze werkzaam te zijn bij [bedrijf02] of anderszins) voor de resterende duur van het concurrentiebeding;
  • [gedaagde01] te veroordelen tot betaling aan SGS van de verbeurde boetes, tot 7 november 2022 begroot op € 45.600,- en oplopend met € 1.200,- per dag dat de overtreding voortduurt, met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
SGS baseert haar eis samengevat op het volgende. [gedaagde01] overtreedt het concurrentiebeding door zijn indiensttreding bij een directe concurrent van SGS, namelijk [bedrijf02] . Uit de tekst van het concurrentiebeding volgt redelijkerwijs dat SGS hiermee haar bedrijfsdebiet in Nederland acht te beschermen. Weliswaar is [gedaagde01] bij een Belgische vennootschap in dienst getreden, maar dat is slechts een kunstgreep. De functie die [gedaagde01] bij [bedrijf01] zou bekleden is precies hetzelfde als zijn functie bij [bedrijf02] . De handelwijze van [gedaagde01] is strijdig met zijn verplichting om naar de geest van het concurrentiebeding te handelen (artikel 6:2 BW). Daar komt bij dat [gedaagde01] regelmatig vanuit huis, en dus vanuit Nederland werkt, hetgeen het concurrentiebeding ook verbiedt. SGS wordt door de overstap van [gedaagde01] geschaad in haar bedrijfsdebiet, nota bene door inzet van de kennis, kunde, ervaring en contacten die [gedaagde01] bij SGS heeft verworven. SGS heeft dan ook een groot belang bij handhaving van het concurrentiebeding. Tot de dagvaarding heeft [gedaagde01] € 45.600,- aan boetes verbeurd.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert samengevat het volgende aan. Het is [gedaagde01] op grond van het concurrentiebeding niet verboden om bij een concurrent buiten Nederland in dienst te treden. Voor een andere uitleg van het concurrentiebeding is geen aanleiding. [gedaagde01] benadert de Nederlandse markt bovendien niet, voor zover het concurrentiebeding al zou strekken tot bescherming van de belangen van SGS op de Nederlandse markt. Daarnaast is de hoogte van de boete onbillijk in verhouding tot het te beschermen belang van SGS en heeft SGS lang gewacht met instellen van een vordering waardoor het gevorderde boetebedrag onredelijk is opgelopen.
in reconventie
3.4.
[gedaagde01] eist samengevat:
  • primair:het concurrentiebeding te vernietigen;
  • subsidiair:het concurrentiebeding gedeeltelijk te vernietigen, in die zin dat het in duur beperkt wordt tot vier maanden, dan wel een redelijke duur, en te bepalen dat SGS gehouden is om aan [gedaagde01] voor iedere maand, of gedeelte daarvan, dat het concurrentiebeding in stand gelaten wordt een vergoeding te voldoen van € 4.400,-;
  • primair en subsidiair:SGS te veroordelen in de proceskosten met rente.
3.5.
[gedaagde01] baseert zijn eis op het volgende. In verhouding tot het te beschermen belang van SGS wordt [gedaagde01] onbillijk benadeeld door het concurrentiebeding. [gedaagde01] beschikt niet over uitzonderlijke, geheime of concurrentiegevoelige informatie die hij kan inzetten om SGS schade toe te brengen. Het belang van [gedaagde01] is erin gelegen dat hij zijn werkzaamheden bij [bedrijf02] wenst voort te zetten, onder meer vanwege het verbeterde salarispakket. [gedaagde01] wil ook bevrijd worden van het concurrentiebeding, zodat hij in de nabije toekomst wel in Nederland kan werken. De periode van één jaar is bovendien onredelijk lang. Daarnaast eist [gedaagde01] , voor het geval geoordeeld wordt dat het concurrentiebeding nageleefd moet worden, op de voet van art. 7:653 lid 5 BW, toekenning van een redelijke vergoeding ter hoogte van zijn huidige netto maandsalaris van € 4.400, voor iedere maand dat hij zijn werkzaamheden voor [bedrijf02] niet mag voortzetten.
3.6.
SGS is het niet eens met de eis en voert samengevat het volgende aan. [gedaagde01] heeft in vergaande mate inzicht in alle aspecten van het werk dat door SGS wordt verricht op het gebied van OGC: operationele kennis van inspecties, wie de (contactpersonen van) klanten zijn, de inhoud van contracten en prijsafspraken, de concurrentievoordelen die SGS aanwendt om tenders te winnen en klanten (en marktaandeel) te behouden, de strategische koers die SGS vaart en voornemens is te varen, en alle vertrouwelijke informatie waartoe een lid van het hoger management toegang heeft. Van een onevenredige benadeling [gedaagde01] is geen sprake.
3.7.
Op de overige stellingen van partijen gaat de kantonrechter, voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure, hierna bij de beoordeling in.

4..De beoordeling

in het incident
4.1.
In dit vonnis geeft de kantonrechter een eindoordeel. Daarom heeft SGS geen belang meer bij een oordeel in de door haar verzochte voorlopige voorziening en wijst de kantonrechter deze af. SGS wordt daarbij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde01] worden begroot op nihil.
in conventie in de hoofdzaak
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het concurrentiebeding rechtsgeldig tot stand is gekomen. Wel is in geschil of [gedaagde01] door zijn indiensttreding bij [bedrijf02] het concurrentiebeding overtreedt. De kantonrechter is van oordeel dat dat niet het geval is. Dat licht zij als volgt toe.
4.3.
Het concurrentiebeding bepaalt dat het [gedaagde01] niet is toegestaan om gedurende twaalf maanden na het einde van het dienstverband in Nederland in dienst te treden van - kort gezegd - een concurrent van SGS. Partijen zijn het erover eens dat [bedrijf02] en Nederland kwalificeren als concurrenten van SGS. Volgens [gedaagde01] overtreedt hij desondanks niet het concurrentiebeding, omdat hij niet in Nederland in dienst is getreden van een concurrent maar in België. Het komt dus aan op de vraag hoe het concurrentiebeding moet worden uitgelegd en meer specifiek welke betekenis moet worden toegekend aan de zinsnede “
in Nederland in dienst te treden van”.
4.4.
Voor de uitleg van het concurrentiebeding geldt de Haviltex-maatstaf. Dat betekent dat het bij de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet alleen gaat om de taalkundige bewoordingen van de tekst van de overeenkomst. Het komt tevens aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op wat ze redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij de vraag wat partijen dan precies van elkaar mochten verwachten is de maatschappelijke positie, rechtskennis en totstandkoming van het beding van belang.
4.5.
Tussen partijen staat vast dat niet is onderhandeld over de tekst van het concurrentiebeding en dat de tekst eenzijdig door SGS is opgesteld en medegedeeld bij brief van 26 juni 2018. Evenmin is gebleken dat er destijds gesproken is over de inhoud en strekking van het concurrentiebeding. Er zijn in die fase dus geen aanknopingspunten die van invloed zouden kunnen zijn op de uitleg van het concurrentiebeding. Dat brengt met zich dat de bewoordingen van het beding, bezien tegen de overige omstandigheden van het geval, een belangrijke rol spelen.
4.6.
In het concurrentiebeding is uitdrukkelijk een geografische afbakening opgenomen door SGS (
in Nederland in dienst te treden van). Een puur grammaticale uitleg brengt naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat het [gedaagde01] niet is toegestaan om in dienst te treden van een concurrerende vennootschap die in Nederland is gevestigd. Dat is [bedrijf02] niet, want zij is gevestigd in Antwerpen. Dat het de expliciete bedoeling van SGS is geweest om met het concurrentiebeding te bewerkstelligen dat [gedaagde01] bij een concurrent, ongeacht waar die is gevestigd, niet de Nederlandse markt zou bedienen, blijkt niet uit de tekst van het concurrentiebeding. SGS heeft geen andere concrete omstandigheden gesteld waaruit, indien bewezen, geconcludeerd moet worden dat [gedaagde01] dat desondanks zo moet hebben begrepen. Desgevraagd kon SGS ter zitting ook niet verklaren dat het doel van het concurrentiebeding specifiek daarin is gelegen, maar heeft zij verklaard dat het SGS erom gaat dat [gedaagde01] niet de Nederlandse klanten van SGS ronselt. De kantonrechter merkt in dat verband op dat een relatiebeding bij uitstek is bedoeld om een bepaald klantenbestand te beschermen, maar een dergelijk beding zijn partijen, om wat voor reden dan ook, niet overeengekomen.
4.7.
Nog afgezien van het voorgaande, heeft SGS onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde01] bij [bedrijf02] klanten van SGS op de Nederlandse markt benadert. Voor het opdragen van bewijs op dit punt ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding. SGS heeft weliswaar gesteld dat zij van zes klanten heeft gehoord dat [gedaagde01] hen actief heeft benaderd (overigens zonder verklaringen van die klanten over te leggen), maar [gedaagde01] heeft dat gemotiveerd betwist en aangevoerd dat hij die klanten slechts heeft gesproken over werk op de Belgische markt en over het bezoeken van een beurs. Volgens [gedaagde01] is hij ook zeer terughoudend met het bedienen van de Nederlandse markt en is zijn functie meer overkoepelend van aard, in die zin dat ieder land binnen EMEA (ongeveer 25 landen) een eigen commercieel verantwoordelijke heeft. [gedaagde01] hangt daar naar eigen zeggen boven om de markten op elkaar te laten aansluiten. Dat is door SGS niet concreet weersproken.
4.8.
De omstandigheid dat [gedaagde01] af en toe vanuit zijn huis in Nederland werkzaamheden verricht voor [bedrijf02] , maakt ook niet dat hij daarmee het concurrentiebeding overtreedt. Zoals hiervoor is overwogen, brengt een redelijke uitleg van het concurrentiebeding met zich dat de vestigingsplaats van een vennootschap bepaalt of die vennootschap onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding valt en niet de feitelijke plaats waar [gedaagde01] zijn werkzaamheden uitvoert.
4.9.
De conclusie is dat [gedaagde01] door zijn indiensttreding bij [bedrijf02] de grenzen van het concurrentiebeding heeft opgezocht, maar dat hij daarmee het concurrentiebeding niet heeft overtreden. Dat SGS de handelwijze van [gedaagde01] ziet als een kunstgreep, acht de kantonrechter niet geheel onbegrijpelijk, maar maakt - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - niet dat het concurrentiebeding anders moet worden uitgelegd of dat [gedaagde01] in strijd handelt met artikel 6:2 BW. De vorderingen van SGS wijst de kantonrechter daarom af.
in reconventie in de hoofdzaak
4.10.
Op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW kan de kantonrechter het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen als [gedaagde01] , in verhouding tot het te beschermen belang van SGS, door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld. Die belangenafweging leidt in deze zaak niet tot het oordeel dat het concurrentiebeding moet worden vernietigd of in duur moet worden beperkt. Daartoe is het volgende van belang.
4.11.
Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever te beschermen. Het gaat daarbij om de bescherming van bedrijfsgeheimen en andere concurrentiegevoelige informatie. Van een aantasting van het bedrijfsdebiet kan sprake zijn indien een nieuwe werkgever voordeel geniet omdat de werknemer essentiële relevante commerciële en technische informatie of kennis van unieke werkprocessen en strategieën van de oude werkgever meeneemt en deze nieuwe informatie leidt tot een concurrentievoordeel dat een nieuwe werkgever anders niet zou hebben gehad.
4.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft SGS voldoende gesteld en onderbouwd dat [gedaagde01] over concurrentiegevoelige informatie zoals (contactpersonen van) klanten, inhoud van contracten, prijsafspraken, tendertrajecten en de strategische koers van SGS, beschikt en SGS vanwege de bescherming hiervan belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding. Dat [gedaagde01] betwist over enige vorm van concurrentiegevoelige informatie te beschikken, acht de kantonrechter gelet op de duur en het verloop van het dienstverband van [gedaagde01] bij SGS niet geloofwaardig.
4.13.
Tegenover de belangen van SGS staan de belangen van [gedaagde01] . In dat verband stelt de kantonrechter voorop dat, nu in conventie is geoordeeld dat [gedaagde01] in dienst mag blijven van [bedrijf02] , het door [gedaagde01] aangevoerde belang om zijn werkzaamheden aldaar voort te zetten, geen rol speelt bij de belangenafweging in het kader van de (gedeeltelijke) vernietiging van het concurrentiebeding. Wat resteert is het belang van [gedaagde01] om in de nabije toekomst wel weer in Nederland, zijn woonland, te kunnen werken. Daarbij heeft [gedaagde01] erop gewezen dat hij complicaties ervaart als grensarbeider (o.a. lange reistijd, afsluiten ziektekostenverzekering en zijn arbeidsrechtelijke, fiscale en sociaal zekerheidsrechtelijke situatie). Die complicaties heeft [gedaagde01] echter niet geconcretiseerd en bovendien waren deze te voorzien toen [gedaagde01] besloot in dienst te treden van [bedrijf02] . De kantonrechter is daarom van oordeel dat [gedaagde01] in de huidige situatie slechts een zeer gering belang heeft bij de (gedeeltelijke) vernietiging van het concurrentiebeding, dat haar werking in ieder geval verliest op 1 oktober 2023. De vordering tot (gedeeltelijke) vernietiging van het concurrentiebeding wijst de kantonrechter daarom af.
4.14.
[gedaagde01] vordert voorts een vergoeding naar billijkheid op grond van artikel 7:653 lid 5 BW. Hoewel uit het lichaam van de conclusie van antwoord met eis in reconventie kan worden afgeleid dat [gedaagde01] deze eis slechts heeft ingesteld voor het geval wordt geoordeeld dat [gedaagde01] niet langer in dienst mag zijn van [bedrijf02] , volgt die voorwaarde niet uit het petitum. De kantonrechter zal deze vordering dus beoordelen. Voor toekenning van een vergoeding op grond van artikel 7:653 lid 5 BW is vereist dat het concurrentiebeding [gedaagde01] in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van SGS werkzaam te zijn. Alleen al gelet op het huidige dienstverband van [gedaagde01] is er geen sprake van een belemmering om elders werkzaam te zijn. De vordering wijst de kantonrechter dan ook af.
in conventie en in reconventie
proceskosten
4.15.
In de omstandigheid dat SGS in conventie en [gedaagde01] in reconventie in het ongelijk is gesteld en voor beide vorderingen met betrekking tot het gemachtigdensalaris hetzelfde tarief (€ 794,-) en aantal punten (2) geldt, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.16.
Dit vonnis wordt niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Het vonnis kan namelijk niet worden uitgevoerd, omdat de vorderingen over en weer zijn afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd dan wel op nihil zijn vastgesteld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt SGS in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op nihil;
in de hoofdzaak
in conventie
5.3.
wijst het gevorderde af;
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af;
5.6.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
49039