ECLI:NL:RBROT:2023:1496

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
10123065
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en aanvaarding zichtbare gebreken in het kader van artikel 7:758 lid 3 BW

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2023, heeft eiser [eiser01] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde01], die zelf procedeert. De zaak betreft een overeenkomst van aanneming van werk voor de levering en montage van rolluiken. Eiser heeft de gedaagde aansprakelijk gesteld voor schade die zou zijn ontstaan door het boren van gaten in de kunststof kozijnen voor de bekabeling van de rolluiken, in plaats van in de muur zoals vooraf afgesproken. Eiser vordert een schadevergoeding van € 6.024,00, inclusief rente en proceskosten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. E.J.W. van den Berg. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn zonen, die als monteurs werkzaam zijn bij het bedrijf van gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een overeenkomst van aanneming van werk, zoals bedoeld in artikel 7:750 BW. De kern van het geschil is of de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst en of eiser zichtbare gebreken heeft aanvaard.

De kantonrechter oordeelt dat eiser de rolluiken op 11 september 2021 heeft aanvaard, en dat hij niet tijdig heeft geklaagd over de wijze van montage. De rechter concludeert dat gedaagde niet aansprakelijk is voor de gestelde gebreken, omdat eiser de werkzaamheden heeft goedgekeurd en het resterende bedrag heeft betaald. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, vastgesteld op € 50,00. Het vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10123065 / CV EXPL 22-29993
datum uitspraak: 17 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. E.J.W. van den Berg,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam
[bedrijf01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 september 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • akte houdende overlegging van (nadere) producties van [eiser01] van 6 januari 2023, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde01] ;
1.2.
Op 20 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij is [eiser01] in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens [bedrijf01] zijn verschenen, [naam01] en [naam02] , zonen van [gedaagde01] en als monteur werkzaam bij [bedrijf01] .

2..De feiten

2.1.
[eiser01] heeft op of omstreeks 14 juni 2021 een overeenkomst gesloten met [gedaagde01] voor de levering en de montage van een set van twee (elektronisch bedienbare) rolluiken tegen een door [eiser01] te betalen bedrag van € 1.525,-.
2.2.
Op 11 september 2021 heeft [gedaagde01] de rolluiken gemonteerd bij [eiser01] . De rolluiken zijn bevestigd aan de raamkozijnen, waarbij er in de kunststof kozijnen een gat is geboord voor de kabels van de elektronisch bedienbare rolluiken.
2.3.
De gemachtigde van [eiser01] heeft [gedaagde01] bij brief van 5 januari 2022 aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van de in de raamkozijnen geboorde gaten.
2.4.
Bij brief van 8 maart 2022 en 9 maart 2022 heeft de gemachtigde van [eiser01] aan [gedaagde01] verzocht en hem gesommeerd alsnog zijn verplichtingen na te komen en de aan de raamkozijnen veroorzaakte schade te vergoeden.
2.5.
Bij brief van 6 april 2022 heeft de gemachtigde van [eiser01] de vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
2.6.
Bij e-mail van 15 april 2022 ontkent [gedaagde01] dat er sprake is van een gebrek, zodat herstel of vergoeding niet aan de orde is.
2.7.
Bij brief van 1 juli 2022 heeft de gemachtigde van [eiser01] een gerechtelijke procedure aangekondigd.
2.8.
Bij e-mail van 30 juli en later nogmaals op 30 september 2022 heeft [gedaagde01] voorgesteld om de kabels alsnog door de muur aan te brengen en de boorgaten in de kozijnen te dichten. Volgens [gedaagde01] zonder bijkomende kosten voor [eiser01] .
2.9.
Bij e-mail van 2 augustus 2022 heeft [eiser01] als laatste (tegen)voorstel aangeboden om te schikken voor een bedrag van € 3.750,00. Dat voorstel is door [gedaagde01] niet aanvaard.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen € 6.024,00 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 5.380,00 en buitengerechtelijke kosten van € 644,00.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] is toerekenbaar tekortgeschoten door de (kabels van de) rolluiken te monteren door ze via de raamkozijnen van [eiser01] naar binnen te geleiden, terwijl vooraf afgesproken was dat de gaten voor de bedrading van de rolluiken onder de vensterbank in de muur zouden worden geboord. [eiser01] heeft direct (dezelfde dag nog) geklaagd bij de monteur van [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft in strijd met artikel 7:754 BW [eiser01] niet gewaarschuwd voor (de gevolgen van) deze onjuiste uitvoering van de opdracht. De leverancier van de raamkozijnen heeft na onderzoek geconstateerd dat er nu tocht de woning binnendringt en dat de garantie is vervallen. Voor goed herstel is het noodzakelijk de kozijnen inclusief beglazing te vervangen. De herstelkosten bedragen
€ 5.130,- voor het vervangen van de ramen en kozijnen en € 250,- voor het opnieuw aanbrengen van de bedrading van de rolluiken (door de muur), wat neerkomt op € 5.380,- in totaal.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [eiser01] heeft, na overleg met [gedaagde01] , de keuze gemaakt om de kabels van de rolluiken door (een klein gat in) de raamkozijnen aan te brengen. Na afronding van de werkzaamheden heeft [eiser01] het werk gecontroleerd en heeft hij het op twee punten na (die geen betrekking hadden op het aanbrengen van de kabels door de kozijnen) goedgekeurd. [eiser01] heeft bij de oplevering niet geklaagd. Daar komt bij dat het boren van een gat in de kozijnen wel degelijk een gebruikelijke en deugdelijke manier is om bekabeling weg te werken. Bovendien is er op dit moment geen sprake van schade; de gaten zijn goed afgedicht en daar kan geen lucht of tocht doorkomen en roesten kunnen kunststofkozijnen ook/juist niet.

4..De beoordeling

4.1.
De overeenkomst tussen [eiser01] en [gedaagde01] is te kwalificeren als een overeenkomst van aanneming van werk, zoals bedoeld in artikel 7:750 BW. Niet in geschil is dat [gedaagde01] op 11 september 2021 twee rolluiken heeft geleverd en gemonteerd ten behoeve van [eiser01] . Partijen zijn verdeeld over de vraag of de rolluiken in overeenstemming met de afspraak door [gedaagde01] zijn gemonteerd, of het werk door [gedaagde01] is opgeleverd en of de wijze van monteren schade tot gevolg heeft.
Aanvaarding zichtbare gebreken?
4.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:758 lid 3 BW is de aannemer ( [gedaagde01] ) ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever ( [eiser01] ) op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. De kantonrechter zal daarom allereerst ingaan op het verweer van [gedaagde01] dat de wijze van monteren direct zichtbaar was en [eiser01] het werk (desondanks) heeft geaccepteerd, zodat [gedaagde01] daarmee ontslagen is van de aansprakelijkheid voor de zichtbare (gestelde) gebreken.
4.3.
De kantonrechter is het met [gedaagde01] eens. Indien [eiser01] inderdaad een andere wijze van aanbrengen had afgesproken (wat geenszins vast staat), had het op zijn weg gelegen om daar, direct bij inspectie van het werk, een opmerking over te maken. Of in ieder geval daar iets over op te merken of een voorbehoud te maken op de factuur. In plaats daarvan heeft [eiser01] na oplevering van het werk meteen het resterende bedrag van de factuur overgemaakt.
4.3.1
[eiser01] stelt weliswaar dat hij ten tijde van de oplevering wel direct geklaagd heeft over het boren van de gaten in de kozijnen in plaats van in de muur, maar daar staat de gemotiveerde betwisting van de zijde van [gedaagde01] tegenover: [gedaagde01] heeft drie gedetailleerde verklaringen in het geding gebracht (waarvan twee van de monteurs van de kozijnen), die er alle drie kort gezegd op neerkomen dat de werkzaamheden door [eiser01] zijn geïnspecteerd en (op twee aandachtpunten na, niet zijnde de wijze van aanbrengen) akkoord zijn bevonden, waarna de factuur ter plekke is betaald.
4.3.2
Een nadere toelichting op de gang van zaken omtrent de oplevering van de zijde van [eiser01] ontbreekt. Uit de verklaringen van [gedaagde01] blijkt dat alleen [eiser01] aanwezig was bij de oplevering en [eiser01] heeft ook niet gesteld dat zijn partner daarbij (ook) aanwezig was. Ook het feit dat [eiser01] onder druk werd gezet om te betalen – wat door [gedaagde01] uitdrukkelijk is betwist – blijkt nergens uit. De enkele stelling van [eiser01] dat hij direct geklaagd heeft is, gelet op het voorgaande, onvoldoende onderbouwd en ook onvoldoende om hem toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.4
Nu het werk op 11 september 2021 door [eiser01] is aanvaard zal de vordering van [eiser01] tot betaling van vervangende schadevergoeding worden afgewezen. Los daarvan geldt overigens dat van daadwerkelijke schade tot op heden niet is gebleken.
proceskosten
4.5
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). Nu [gedaagde01] zich op de mondelinge behandeling heeft laten vertegenwoordigen door [naam01] en [naam02] , stelt de kantonrechter de proceskosten aan de kant van [gedaagde01] ambtshalve vast op een (forfaitair) bedrag van € 50,00 aan reis-, verblijf-, en verletkosten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten van dit geding, die aan de zijde van [gedaagde01] tot en met vandaag worden vastgesteld op € 50,00;
5.3.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
50724