In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2023, heeft eiser [eiser01] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde01], die zelf procedeert. De zaak betreft een overeenkomst van aanneming van werk voor de levering en montage van rolluiken. Eiser heeft de gedaagde aansprakelijk gesteld voor schade die zou zijn ontstaan door het boren van gaten in de kunststof kozijnen voor de bekabeling van de rolluiken, in plaats van in de muur zoals vooraf afgesproken. Eiser vordert een schadevergoeding van € 6.024,00, inclusief rente en proceskosten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. E.J.W. van den Berg. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn zonen, die als monteurs werkzaam zijn bij het bedrijf van gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een overeenkomst van aanneming van werk, zoals bedoeld in artikel 7:750 BW. De kern van het geschil is of de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst en of eiser zichtbare gebreken heeft aanvaard.
De kantonrechter oordeelt dat eiser de rolluiken op 11 september 2021 heeft aanvaard, en dat hij niet tijdig heeft geklaagd over de wijze van montage. De rechter concludeert dat gedaagde niet aansprakelijk is voor de gestelde gebreken, omdat eiser de werkzaamheden heeft goedgekeurd en het resterende bedrag heeft betaald. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, vastgesteld op € 50,00. Het vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.