Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- de heer [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldsaneringsregeling door verzoekster, die sinds 2005 voor 100% arbeidsongeschikt is verklaard. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waaronder VGZ Zorgverzekeraar, die weigerde in te stemmen met deze regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster twaalf concurrente schuldeisers heeft met een totale vordering van € 7.983,49. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 21,36% aan de schuldeisers tegen finale kwijting, gefinancierd door een saneringskrediet. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van VGZ, die een vordering van € 834,51 heeft, wat 10,5% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt.
De rechtbank oordeelt dat VGZ in redelijkheid niet tot weigering van de schuldregeling heeft kunnen komen, gezien het feit dat een ruime meerderheid van de schuldeisers (elf van de twaalf) met de regeling heeft ingestemd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat verzoekster zich in een stabiele financiële situatie bevindt, waarbij het risico op nieuwe schulden beperkt is. De rechtbank concludeert dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van VGZ.
Daarom heeft de rechtbank VGZ bevolen in te stemmen met de schuldregeling en veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, en is bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.