In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoeker, die in financiële problemen verkeert. Verzoeker heeft op 4 november 2022 een verzoek ingediend om een schuldeiser, Stichting Spine Nederland, te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. Deze regeling hield in dat verzoeker 4,33% aan preferente schuldeisers en 2,17% aan concurrente schuldeisers zou betalen, tegen finale kwijting. De schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 78.329,12 van verzoeker te vorderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat veertien van de vijftien schuldeisers instemden met de regeling, maar dat Spine niet akkoord ging. Spine heeft een vordering van € 17.942,60 op verzoeker en heeft zich op het standpunt gesteld dat de schuld niet te goeder trouw is ontstaan, omdat verzoeker de vergoeding van de zorgverzekeraar heeft vergokt in plaats van deze aan Spine te betalen.
De rechtbank heeft de belangen van Spine afgewogen tegen die van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren van Spine gegrond zijn, omdat verzoeker zijn financiële situatie niet eerlijk heeft gepresenteerd en de vordering van Spine een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast uitmaakt. De rechtbank concludeert dat de belangen van Spine zwaarder wegen dan die van verzoeker en wijst het verzoek om een gedwongen schuldregeling af. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.