ECLI:NL:RBROT:2023:1678

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
C/10/648669 / JE RK 22-2753 en C/10/648705 / JE RK 22 – 2756
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen met benoeming bijzondere curator

Op 20 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige01], [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd tot 28 januari 2024, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een pleegzorgvoorziening bij hun tante. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de huidige situatie, waarbij de vader niet in staat lijkt om in het belang van zijn kinderen te handelen. De vader heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar de kinderrechter oordeelt dat de houding van de vader schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen. De bijzondere curator, mr. W.R. Arema, is herbenoemd om de belangen van de minderjarigen te behartigen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/648705 / JE RK 22 – 2756 en C/10/648669 / JE RK 22-2753
datum uitspraak: 20 januari 2023

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] ,

[minderjarige02] ,

geboren op [geboortedatum02] 2009 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige02] ,

[minderjarige03] ,

geboren op [geboortedatum03] 2013 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige03] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
In beide verzoeken:
[vader01],
hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. C.W.F. Jansen, te Rotterdam,
In het verzoek betreffende [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] (C/10/648705 / JE RK 22 – 2756):
[naam01],
hierna te noemen de tante moederszijde (mz), wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.S. Polat, te Den Haag,

mr. W.R. AREMA,

hierna te noemen de bijzondere curator, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 29 november 2022, ingekomen bij de griffie op 30 november 2022 (betreffende [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige01] , C/10/648705 / JE RK 22 – 2756),
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 30 november 2022, ingekomen bij de griffie op 30 november 2022 (betreffende [voornaam minderjarige03] , C/10/648669 / JE RK 22-2753),
  • de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 18 januari 2023.
Op 20 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] , die voorafgaand aan de zitting apart zijn gehoord in bijzijn van de bijzondere curator,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat voornoemd,
  • de tante mz, bijgestaan door haar advocaat voornoemd,
  • de bijzondere curator,
  • tweet vertegenwoordigsters van de GI (telefonisch), mw. [naam02] en mw. [naam03] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] wordt uitgeoefend door de vader.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verblijven bij de tante moederszijde (mz).
[voornaam minderjarige03] woont bij de vader.
Bij beschikking van 20 januari 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] verlengd tot 28 januari 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 januari 2022 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de tante mz, verlengd tot 28 januari 2023.

De verzoeken

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de tante mz, te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI handhaaft ter zitting de verzoeken en licht deze als volgt toe. Sinds het overlijden van de moeder van de kinderen verblijven [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] bij tante moederszijde (mz) en haar partner. [voornaam minderjarige03] woont bij de vader. Er is een omgangsregeling waarbij er op elke maandag omgang behoort te zijn tussen [voornaam minderjarige03] , [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en de tante mz. Tot op heden weigert de vader echter mee te werken aan deze omgangsregeling. Ondanks meerdere inspanningen van de GI is er in de afgelopen periode weinig vooruitgang geboekt. Bij het laatste evaluatiegesprek is de vader weggelopen, toen hem duidelijk werd dat de tante mz hier ook aan zou deelnemen. De vader heeft een vooraankondiging voor een schriftelijke aanwijzing gehad en de GI zal de rechtbank op korte termijn verzoeken deze te bekrachtigen als de situatie niet verbetert. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk omdat de houding van de vader ertoe leidt dat [voornaam minderjarige03] geen onbelast contact kan hebben met zijn zussen en zijn tante, hetgeen schadelijk is voor zijn ontwikkeling. Ten aanzien van [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige01] verzoekt de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling om diezelfde reden, namelijk dat er nog steeds geen sprake is van een onbelaste omgang tussen de zusjes en [voornaam minderjarige03] . De Raad doet op verzoek van de GI onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel omdat de vader onvoldoende invulling lijkt te geven aan zijn gezag door – onder meer – de omgang te belemmeren. Het conceptrapport hiervoor is net afgerond. In afwachting van het definitieve rapport is het belangrijk dat het verblijf van [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige01] bij de tante mz wordt voortgezet. Tussen de vader en de zusjes is sprake van een contactbreuk. In het komende jaar dient ook te worden gewerkt aan contactherstel.

De standpunten van de belanghebbenden

Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek. De vader is van mening dat de betrokken instanties een excuus dienen te maken voor wat er in 2020 is gebeurd, want dat is nog steeds belangrijk voor de vader. De vader blokkeert de omgang tussen [voornaam minderjarige03] en zijn zussen niet. Zij zijn te allen tijde bij de vader welkom en een schriftelijke aanwijzing is dan ook niet nodig. Door de GI wordt aangegeven dat [voornaam minderjarige03] op school in zichzelf is gekeerd, maar dit komt door zijn autisme. De vader is goed in staat voor [voornaam minderjarige03] te zorgen. Er is geen reden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling.
De bijzondere curator heeft ter zitting naar voren gebracht dat de meisjes graag bij de tante mz willen blijven. Zij vinden het jammer dat zij hun broertje [voornaam minderjarige03] weinig zien. Inmiddels zijn de meisjes de bemoeienis van de jeugdbeschermers [naam03] en [naam04] een beetje zat, maar het is in hun belang dat zij betrokken blijven. Naar aanleiding van de vorige zitting heeft zich een vervelend incident voorgedaan tussen de vader en de meisjes waardoor de meisjes minder behoefte hebben aan contact met hun vader. De vader geeft aan dat hij zich aan de omgansgsregeling houdt, maar de afgelopen keer dat er een omgangsmoment was, was [voornaam minderjarige03] niet thuis. De vader speelt daarin een belangrijke rol. Het is voor de meisjes belangrijk dat de vader en de tante mz de onderlinge strijd loslaten en in het belang van de kinderen vooruitkijken. De betrokkenheid van de jeugdbeschermers is nodig om ervoor te zorgen dat de omgang met [voornaam minderjarige03] wordt nageleefd.
De advocaat van de tante mz heeft ter zitting aangegeven dat de tante mz instemt met het verzoek van de GI. De betrokkenheid van de jeugdbeschermers blijft noodzakelijk om de omgang tussen de meisjes en [voornaam minderjarige03] en tussen haar en [voornaam minderjarige03] te bewerkstelligen. De tante mz heeft in het afgelopen jaar hard haar best gedaan om het verleden los te laten en in contact met de vader te treden. Zij betreurt het dat de vader geen contact met haar wil en de omgang tussen de meiden en [voornaam minderjarige03] daarmee belemmert. Het is belangrijk dat de meiden onbelast contact met hun broer kunnen hebben. De tante mz wil graag dat de voogdij over de meisjes bij haar wordt belegd zodat zij belangrijke beslissingen in hun belang kan maken, waarbij zij het contact tussen de vader en de meisjes niet in de weg staan.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Door gebeurtenissen uit het verleden spelen er bij de vader veel frustraties en verdriet, waardoor er nog altijd sprake is van een strijd tussen de vader en de tante mz. De vader stelt zich afwijzend op tegenover de tante mz en hij neemt het haar kwalijk dat [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] niet bij hem wonen. Hierdoor is het voor de zusjes niet mogelijk om onbelast contact te hebben met [voornaam minderjarige03] en andersom. De vader geeft aan dat zijn deur altijd openstaat voor [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] , maar gebleken is dat de vader zich feitelijk niet aan de gestelde omgangsafspraken houdt. Alle afspraken blijven stuklopen op omstandigheden die binnen de invloedssfeer van de vader liggen, waarna hij voortdurend aangeeft niet te begrijpen waarom dat zo gegaan is. [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] geven al een lange tijd aan het fijn te vinden bij hun tante en daar te willen blijven. Desondanks blijft de vader zich tegen het verblijf van de zusjes bij de tante mz verzetten en erin volharden dat zij bij hem moeten wonen, ondanks alle (praktische) bezwaren die daartegen bestaan. Ook hierin vertoont de vader hetzelfde gedragspatroon. Hij weet al geruime tijd dat zijn woning niet de benodigde ruimte biedt en dat de woningbouwvereniging waarvan hij de woning huurt de inwoning van kinderen verbiedt. Maar de vader heeft tot op heden geen concrete stappen gezet om passende woonruimte te vinden en verwijst naar de GI en de tante mz als verantwoordelijken voor het – door hem – opzeggen van de huur van de toenmalige ouderlijke woning van moeder. Tante mz wordt gediskwalificeerd, waardoor de omgang tussen de zusjes en [voornaam minderjarige03] wordt belemmerd. Er lijkt weinig tot geen vooruitgang in de situatie te komen. Deze houding van de vader is schadelijk voor de ontwikkeling van alle drie de kinderen. Dit maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat de vader niet in het belang van zijn kinderen lijkt te kunnen handelen en daarmee verminderd in staat is zijn rol als gezaghebbende ouder te doen vervullen. Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] verlengen voor de duur van een jaar.
In de komende periode dient aan de hand van het onderzoek van de Raad duidelijk te worden waar het perspectief van zowel [voornaam minderjarige01] als [voornaam minderjarige02] ligt. In afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek is het belangrijk dat het verblijf van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] bij de tante mz wordt voortgezet. Daarom is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
Ingevolge artikel 1:250 van het BW kan de kinderrechter, wanneer in aangelegenheden
betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het
gezag belaste ouders of één van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere
curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk
acht.
De kinderrechter ziet aanleiding om mr. W.R. Arema opnieuw te benoemen als bijzondere
curator over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . Zij heeft zich ter zitting bereid verklaard de taak van
bijzondere curator voort te zetten. De bijzondere curator kan de belangen van [voornaam minderjarige01] en
[voornaam minderjarige02] zowel in als buiten rechte behartigen en al het nodige doen wat in hun belang is. De
benoeming tot bijzonder curator geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling en de
uithuisplaatsing, te weten tot 28 januari 2024.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] en [voornaam minderjarige03] tot 28 januari 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg tot 28 januari 2024;

herbenoemt tot bijzondere curator over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] :

mr. W.R. Arema, kantoorhoudende aan Schiedamsedijk, 69a, 3011 EK te Rotterdam:
bepaalt dat de benoeming tot bijzondere curator geldt met ingang van 28 januari 2023 voor
de duur van een jaar, te weten tot 28 januari 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2023 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.L. Blijdorp als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.