Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: SHV);
- de heer [naam02] en mevrouw [naam03] , werkzaam bij de gemeente Rotterdam (hierna: gemeente).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker heeft op 3 januari 2023 een verzoekschrift ingediend om een moratorium te verkrijgen, omdat er een dreigende situatie was door een ontruimingsvonnis van 31 december 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker zich recentelijk heeft aangemeld voor schuldhulpverlening en dat hij budgetbeheer heeft aangevraagd bij de Kredietbank Rotterdam. Tijdens de zitting op 16 januari 2023 is verweerster, Stichting Woonbron, niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake was van een bedreigende situatie, wat dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker een kopie van het ontruimingsvonnis en een aankondiging van ontruiming heeft overgelegd, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad sprake was van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker zwaarder weegt, vooral omdat hij in staat is om de huurtermijnen te voldoen met de ondersteuning van de Kredietbank en de toekenning van een uitkering op basis van de Participatiewet. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met voorwaarden voor de uitvoering van de voorziening. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.