ECLI:NL:RBROT:2023:1757

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
FT RK 22-507 - FT EA 23-2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en vernietiging van een faillissementsvonnis

Op 29 november 2022 werd verzoeker door de rechtbank Rotterdam failliet verklaard, met benoeming van mr. M.C. Snel-van den Hout als rechter-commissaris en mr. M.N.A. Littooij als curator. Verzoeker diende op 12 november 2022 een verzoekschrift in tot vernietiging van het faillissementsvonnis, en op 2 januari 2023 een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 6 februari 2023 werd het verzoek tot schuldsanering besproken. De rechtbank oordeelde dat verzoeker geen reële mogelijkheid had om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, gezien zijn faillissement en de aard van zijn schuldenlast. De rechtbank concludeerde dat verzoeker te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden, die voornamelijk recent waren ontstaan door een plotselinge verhoging van de huur van zijn voormalige onderneming. De rechtbank was van mening dat verzoeker voldoende inspanningen zou leveren om nieuwe schulden te voorkomen en dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou nakomen. Daarom werd het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling toegewezen.

Daarnaast werd het verzet tegen de faillietverklaring gegrond verklaard, omdat het verzoek tot toelating tot de schuldsanering toewijsbaar was. De rechtbank vernietigde het eerdere faillissementsvonnis en stelde het salaris van de curator vast. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G.E. Prenger, rechter, op 13 februari 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verzet gegrond, toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummers: [nummer]
uitspraakdatum: 13 februari 2023
vonnis op de verzoekschriften van:
[naam 1]
[adres 1] ,
[plaats 1] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker is op 29 november 2022 door de rechtbank Rotterdam failliet verklaard, met benoeming van mr. M.C. Snel-van den Hout tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. M.N.A. Littooij als curator.
Op 12 november 2022
[per herstelvonnis gewijzigd in: 12 december 2022]heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend strekkende tot vernietiging van het vonnis van deze rechtbank van 29 november 2022 (de verzetprocedure). De behandeling stond gepland op 3 januari 2023.
Verzoeker heeft op 2 januari 2023 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ex artikel 284 van de Faillissementswet (de wsnp-procedure).
Ter terechtzitting van 6 februari 2023 zijn verschenen en gehoord in de wsnp-procedure:
  • de heer [naam 1] , verzoeker;
  • mevrouw mr. G.A.H. Wiekamp, werkzaam bij WP Advocaten, advocaat van verzoeker.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling van het wsnp-verzoek

Bevoegdheid
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.
Geen minnelijk traject
In het geval van verzoeker heeft er geen minnelijk traject plaatsgevonden. De Sociale Dienst Drechtsteden (schuldhulpverlening) heeft verklaard dat er geen aanbod aan de schuldeisers van verzoeker is gedaan, omdat verzoeker failliet is verklaard en het huidige verzoek betrekking zou hebben op het omzetten van het faillissement naar een wettelijke schuldsaneringsregeling (ex artikel 15b Fw).
De rechtbank stelt vast dat het hier gaat om een regulier wsnp-verzoek dat is gedaan hangende een verzetprocedure tegen het uitgesproken faillissement. Het betreft daarom geen omzettingsverzoek, in welk geval de curator een verklaring kan afgeven over de haalbaarheid van een buitengerechtelijke schuldregeling. In het onderhavige geval had van schuldhulpverlening verwacht mogen worden dat zij zou motiveren waarom een minnelijk traject niet zou behoeven te worden uitgevoerd of zou kunnen slagen. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om het verzoek op deze grond af te wijzen. Gelet op de faillissementssituatie van verzoeker, het wegvallen van zijn inkomen en de aard van de schuldenlast van verzoeker, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat verzoeker geen reële mogelijkheid had om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.
Goede trouw
De rechtbank dient voorts te beoordelen of voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de schulden, die veelal van recente datum zijn, te kwader trouw zijn ontstaan of onbetaald zijn gelaten. Verzoeker heeft te kennen gegeven dat door een plotselinge verdubbeling van de huur van het pand van zijn voormalige onderneming, hij niet langer in staat was deze huurtermijnen te voldoen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot beëindiging van het (zakelijke) huurcontract, waardoor hij zijn eenmanszaak niet heeft kunnen voortzetten en zijn lopende verplichtingen niet meer heeft kunnen voldoen. Alle schulden zijn dan ook ontstaan na augustus 2022. Verder heeft verzoeker desgevraagd aangegeven dat de schuldenlijst zoals ingediend klopt en dat er geen belastingschulden openstaan.
Ter zitting is besproken wat er is gebeurd met de activa van de eenmanszaak (bestaande uit o.a. showmodellen van keukens- en badkamers) en of de verkoopopbrengst hiervan is ingezet voor het aflossen van de schuldeisers. Verzoeker heeft in dit kader verklaard dat de verhuurder hem de toegang tot het pand heeft ontzegd en de sloten heeft vervangen. De verhuurder heeft vervolgens zelfstandig, buiten medeweten van verzoeker om, de activa verkocht en de opbrengst in mindering gebracht op de huurschuld. Verzoeker is daarbij voor een voldongen feit gesteld.
Uitgaande van deze verklaringen omtrent de oorzaak van het faillissement en de opstelling van de verhuurder, ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om het ontstaan of onbetaald laten van de schulden als niet te goeder trouw aan te merken.
Nakoming verplichtingen
Voor toewijzing van het wsnp-verzoek dient ook voldoende aannemelijk te zijn dat verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Ter zitting is dit kader besproken dat de financiële situatie van verzoeker op dit moment nog niet stabiel is, omdat hij geen fulltime baan heeft en er nog hoge, lopende verplichtingen zijn inzake alimentatie en de huur van zijn woning, die hij niet kan voldoen. Dit betekent dat er op dit moment nieuwe schulden ontstaan. Ter zitting is besproken dat, voor zover deze nieuwe schulden na toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling ontstaan, deze niet onder de werking van een eventuele schone lei zullen vallen.
Verzoeker heeft in reactie hierop verklaard dat hij thans twee dagen in de week werkt en dat hij op zoek is naar een fulltime baan. Verzoeker is zich ervan bewust dat hij aanvullend dient te solliciteren of, indien hij aantoonbaar wegens medische redenen niet in staat is om te werken, hij eventueel een aanvullende uitkering zal moeten aanvragen. Verzoeker heeft aangegeven dat hij de huur niet heeft kunnen opzeggen, omdat hij daarvoor van de curator geen toestemming heeft gekregen hangende het verzet. Verzoeker heeft aangegeven dat, zodra hij wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en het faillissement wordt vernietigd, hij alsnog de huur zal opzeggen. Hij heeft nu ergens anders een onderkomen, waarvoor hij geen huur betaalt.
De advocaat van verzoeker heeft ter zitting verklaard dat nihilstelling van de alimentatieverplichting zal worden verzocht zodra verzoeker is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De verwachting is dat dit met terugwerkende kracht zal worden toegekend, gelet op de faillissementssituatie per november 2022.
Bij de rechtbank is – mede gelet op het bovenstaande – voldoende vertrouwen ontstaan dat verzoeker voldoende en tijdige actie zal ondernemen om het ontstaan van nieuwe schulden te voorkomen. Dat verzoeker dit voorafgaand aan het verzoekschrift tot toelating tot de wettelijke schuldsanering nog niet heeft gedaan, heeft te maken met de afwachtende houding die is aangenomen gedurende de verzetsprocedure en de contacten die verzoeker met de curator heeft gehad over beëindiging van de huur.
Van andere afwijzingsgronden is evenmin gebleken. De rechtbank zal het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsanering daarom toewijzen.
Omdat het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsanering toewijsbaar is, ziet de rechtbank aanleiding om ook een beslissing te nemen op het verzetschrift.

3.Beoordeling van het verzet tegen de faillietverklaring

Het verzet is tijdig ingesteld, zodat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2021 (ECLI:HR:2021:460) volgt dat het verzet gegrond moet worden verklaard en het vonnis waarbij verzoeker in staat van faillissement is verklaard, dient te worden vernietigd, indien een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsanering dat is ingediend hangende een verzetsprocedure toewijsbaar is.
Mede gelet hierop, ziet de rechtbank aanleiding om ook op het verzoekschrift in de verzetprocedure te beslissen, en het vonnis van 29 november 2022 te vernietigen en het salaris van de curator en de verschotten vaststellen.

4.De beslissing

De rechtbank:
1. in de verzetprocedure:
- verklaart het verzet gegrond;
  • vernietigt het vonnis van deze rechtbank van 27 december 2022
  • stelt het salaris en de verschotten van de curator vast op € 4.049,19 (inclusief BTW) en brengt dit bedrag ten laste van verzoeker; en
2. in de wsnp-procedure:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[naam 1],
geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres 1] [plaats 1]
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C.G.E. Prenger
en tot bewindvoerder [naam 2] ,
gevestigd te [adres 2] ,
[plaats 2]
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van S. Caciano, griffier, in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2023. [1]
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.