Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- de heer [naam01] , werkzaam bij Zuidweg & Partners (hierna: SHV).
2.Het verzoek
Het verweer
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 5 januari 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 16 januari 2023 bepaald. Tijdens de zitting is verweerster, Altera Vastgoed N.V., vertegenwoordigd door SWG Advocaten B.V., niet verschenen. Verzoekster heeft verklaard dat zij de huur voor januari 2023 heeft betaald en dat zij ook de huur voor februari 2023 zal voldoen met hulp van haar ouders. Verzoekster is aangemeld bij beschermingsbewind en heeft meerdere sollicitaties lopen, wat haar financiële situatie stabiliseert.
Verweerster heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat verzoekster in het verleden huurachterstanden heeft gehad en dat er onvoldoende vertrouwen is dat de huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoekster een vonnis tot ontruiming heeft ontvangen, oordeelt de rechtbank dat er inderdaad sprake is van een bedreigende situatie.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en verweerster afgewogen. Het belang van verzoekster om in de huurwoning te blijven en haar schulden te regelen, weegt zwaarder dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.