ECLI:NL:RBROT:2023:1789

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
C/10/647484; C/10/646254; C/10/646436
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot afwijzing van verzoeken tot uithuisplaatsing en vervanging van gecertificeerde instelling in jeugdzorgzaak

Op 26 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdzorgzaak betreffende [naam kind01], geboren op [geboortedatum01] 2013. De zaak betreft verzoeken tot machtiging tot uithuisplaatsing in een weekendpleeggezin, opheffing van een schriftelijke aanwijzing, opheffing van de ondertoezichtstelling en vervanging van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering. De kinderrechter heeft de verzoeken van de moeder en de GI behandeld tijdens een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind01] onder toezicht is gesteld vanwege aanhoudende spanningen tussen de ouders, die elkaar niet in het belang van het kind kunnen ondersteunen.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI en de moeder afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat een uithuisplaatsing in een weekendpleeggezin niet noodzakelijk is en potentieel schadelijk kan zijn voor [naam kind01]. De kinderrechter benadrukte dat de belangen van het kind voorop staan en dat de huidige GI, ondanks communicatieproblemen, het beste in het belang van [naam kind01] kan blijven functioneren. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om hun strijd te staken en samen te werken in het belang van hun kind. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/647484 / JE RK 22-256, C/10/646254 / JE RK 22-2394 en
C/10/646436 / JE RK 22-2417
Datum uitspraak: 26 januari 2023

Beschikking

in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.F. Hofman, te Rotterdam,

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. T. Bijlsma, te Heerenveen.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van mr. M.F. Hofman namens de moeder van 17 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op 18 oktober 2022;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 8 november 2022, ingekomen bij de griffie op 9 november 2022;
- het gewijzigde verzoekschrift met bijlagen van de GI van 14 november 2022, ingekomen bij de griffie op 14 november 2022;
- het verweerschrift met bijlagen namens de GI van 13 december 2022, ingekomen bij de griffie op 13 december 2022;
- de tussenevaluatie van Netwerkplus van 20 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 23 januari 2023.
Op 26 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. T. Bijlsma;
- de moeder, bijgestaan door mr. M.F. Hofman;
- [naam03] namens de Raad;
- [naam04] en [naam05] namens de GI.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] .
[naam kind01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 26 juli 2021 is [naam kind01] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 26 juli 2023.

De verzoeken

Het verzoek van de GI met zaaknummer C/10/647484
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een weekendpleeggezin voor één weekend in de maand voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Het verzoek van de moeder met zaaknummer C/10/646254
De moeder verzoekt voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de schriftelijke aanwijzing van de GI, waarin wordt verwezen naar het MDCO besluit van 7 juli 2022, vervallen te verklaren.
Het verzoek van de moeder met zaaknummer C/10/646436
De moeder verzoekt voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • Primair de ondertoezichtstelling op te heffen.
  • Subsidiair een andere gecertificeerde instelling te belasten met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [naam kind01] .
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van moeder het verzoek om de ondertoezichtstelling op te heffen ingetrokken.

Het standpunt van de GI

De GI heeft het eigen verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht.
[naam kind01] heeft vanaf de geboorte te maken met spanningen tussen de ouders. In de afgelopen tijd heeft de GI daarom ingezet op onderzoek naar de opvoedsituatie van [naam kind01] bij zowel de vader als de moeder. Netwerk-Pluz heeft in opdracht van de GI onderzoek gedaan naar de situatie van [naam kind01] . Uit de rapportage van Netwerk-Pluz blijkt dat een nader onderzoek nodig is om te bepalen wat [naam kind01] nodig heeft en ook wat de ouders nodig hebben ter ondersteuning. Een verdere observatie van [naam kind01] op een neutrale plaats is wenselijk, nu [naam kind01] in de huidige thuissituatie bij beide ouders te maken heeft met de spanningen tussen de ouders. Het is van belang dat [naam kind01] op een neutrale, ontspannen plaats tot rust kan komen en met grenzen leert omgaan. Aanvankelijk is een netwerk-plaatsing overwogen, maar gezien het spanningsveld tussen de families van de vader en van de moeder is een plaatsing in het netwerk niet wenselijk. Vervolgens heeft de GI, vanuit de christelijke levensovertuiging van de ouders, geïnformeerd bij Eleos en de school van [naam kind01] . Op basis hiervan is de GI tot de beslissing gekomen dat een plaatsing in een weekend-pleeggezin, met een christelijke levensovertuiging, het meest in het belang van [naam kind01] is. Hoewel de GI begrijpt dat een plaatsing bij een weekendpleeggezin een extra belasting voor [naam kind01] kan zijn, acht de GI het van een toegevoegde waarde voor het nadere onderzoek door Netwerk-Pluz.
Met betrekking tot de verzoeken van de moeder heeft de GI het volgende aangegeven.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling ter zitting herhaald wat de GI eerder al schriftelijk had kenbaar gemaakt ten aanzien van het verzoek tot vervallenverklaring van de SA: hetgeen door de moeder wordt aangemerkt als een SA – het willen plaatsen van [naam kind01] bij een weekendpleeggezin – is dat niet. De GI heeft immers het onderhavige verzoek om een machtiging uithuisplaatsing ingediend.
De GI erkent dat zij in de afgelopen tijd steken heeft laten vallen in de communicatie met de moeder. Desalniettemin betreurt de GI het dat de moeder niet eerst heeft gekozen voor een klacht- en bemiddelingstraject. De GI heeft namelijk vanaf oktober 2022 tot januari 2023 tevergeefs geprobeerd om een afspraak voor een huisbezoek bij de moeder te maken. Een vervanging van de GI acht de GI niet in het belang van [naam kind01] . Bij een vervanging van de GI wordt het huidige ingezette traject door de kennisoverdracht en de wachtlijsten vertraagd.

Het standpunt van de moeder

De moeder stemt in met het voorstel van Netwerk-Pluz en [naam06] om diagnostisch onderzoek te doen naar het gedrag van [naam kind01] . Daarbij merkt de moeder op dat zij niet wil dat Eleos dit diagnostisch onderzoek uitvoert. Om die reden is een ondertoezichtstelling in het belang van [naam kind01] .
Met betrekking tot het verzoek van de GI om [naam kind01] één weekend per maand in een weekendpleeggezin te plaatsen wordt door en namens de moeder verweer gevoerd. Er is geen noodzaak om [naam kind01] uit huis te plaatsen in een weekendpleeggezin. Uit niets blijkt dat er zorgen zijn over de veiligheid van [naam kind01] bij de moeder. Daarnaast is het uithuisplaatsen van een kind een uiterste redmiddel, als er geen andere, minder ingrijpende alternatieven mogelijk zijn. Er is echter uit niets gebleken dat de GI, middels de inzet van tijdig effectieve interventies, alles in het werk heeft gesteld om een uithuisplaatsing van [naam kind01] te voorkomen. Ondanks dat de mogelijkheden in moeders netwerk heeft de GI geen passende hulp gezocht of aangeboden zo dicht mogelijk bij het gezin. Ook heeft de GI het gezin niet vooraf de mogelijkheid geboden om een familiegroepsplan op te stellen. Verder heeft de GI de moeder en [naam kind01] niet zorgvuldig bij de besluitvorming betrokken. De moeder heeft in de afgelopen maanden veelvuldig voorstellen aan de GI gedaan om samen met de moeder, een medewerker van Eleos en een intern begeleider van school in gesprek te gaan. De moeder heeft hierop geen reacties ontvangen. Pas nadat de moeder het verzoekschrift had ingediend, kreeg zij van de GI verschillende uitnodigingen voor een gesprek. Gelet op voornoemde gang van zaken is de moeder het vertrouwen in de GI kwijt en heeft de samenwerking met het Leger des Heils in haar ogen geen toekomst meer. Door en namens de moeder wordt daarom verzocht de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR) te belasten met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [naam kind01] . JBRR is beschikbaar en kan de ondertoezichtstelling per direct overnemen.

Het standpunt van de vader

Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI voor een machtiging tot uithuisplaatsing in een weekendpleeggezin. Ondanks dat de vader het jammer vindt dat het nu in het gedwongen kader moet plaatsvinden, begrijpt de vader dat een neutrale omgeving ter observatie van [naam kind01] nodig is. Daarbij merkt de vader op dat dit niet langer moet duren dan noodzakelijk is. Een weekendpleeggezin uit het netwerk van de moeder acht de vader niet in het belang van [naam kind01] , nu de moeder de hulpverleners dan mogelijk kan beïnvloeden.
Met betrekking tot het verzoek van de moeder tot vervanging van de GI heeft de vader tijdens de mondeling het volgende naar voren gebracht. Het contact tussen de vader en de GI loopt goed. De vader sluit zich daarom aan bij het standpunt van de Raad dat [naam kind01] niet gebaat is bij een wijziging van de GI. Recent is er een observatie onderzoek geweest van Netwerk-Pluz. Als er een nieuwe GI wordt benoemd, zorgt dit voor vertraging. [naam kind01] is dan het kind van de rekening. De vader sluit zich aan bij het voorstel van de Raad voor een bemiddelingsgesprek met de GI.

Het standpunt van de Raad

De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. Het is van belang dat [naam kind01] rust krijgt. [naam kind01] gaat dit niet ervaren door een plaatsing in een weekendpleeggezin één keer in de maand. Daarbij is een uithuisplaatsing van [naam kind01] in een weekendpleeggezin op dit moment te belastend voor [naam kind01] , nu de ouders verschillende standpunten hebben ten aanzien van een uithuisplaatsing in een weekendpleegezin. Ook is een wijziging van de GI op dit moment niet in het belang van [naam kind01] . Hoewel de GI in de afgelopen periode niet altijd zorgvuldig heeft gehandeld in de communicatie met de moeder, acht de Raad een bemiddelingsgesprek tussen de GI en de moeder nog mogelijk. Voortzetting van de ondertoezichtstelling is evident noodzakelijk.

De beoordeling

Ten aanzien van C/10/646254 / JE RK 22-2394
Op verzoek van een met het gezag belaste ouder kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren (artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek).
De kinderrechter stelt vast dat de GI tijdens de mondelinge behandeling duidelijk heeft gemaakt dat het MDCO-besluit van 7 juli 2022 geen schriftelijke aanwijzing van de GI is.
Gelet hierop heeft moeder geen belang meer bij een beoordeling van het verzoek en wijst de kinderrechter het verzoek van de moeder af.
Ten aanzien van C/10/646436 / JE RK 22-2417
Met betrekking tot het verzoek van de moeder tot het opheffen van de ondertoezichtstelling overweegt de kinderrechter het volgende op.
Nu tijdens de mondelinge behandeling namens de moeder het verzoek tot de opheffing van de ondertoezichtstelling is ingetrokken, kunnen de gronden daarvan niet verder worden onderzocht. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Met betrekking tot het verzoek van de moeder tot het vervangen van de GI overweegt de kinderrechter het volgende op.
Ingevolge artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, vervangen door een andere gecertificeerde instelling. Op grond van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind vormen bij alle maatregelen betreffende kinderen, de belangen van het kind de eerste overweging. Dat betekent dat de kinderrechter bij elke beslissing allereerst naar het belang van de kinderen dient te kijken.
De overgelegde stukken en de behandeling van de zaak ter zitting kunnen naar het oordeel van de kinderrechter niet tot de conclusie leiden dat het belang van [naam kind01] vergt dat de GI, die nu belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, moet worden vervangen door een andere gecertificeerde instelling. De kinderrechter onderkent dat er aanleiding is voor de onvrede van de moeder ten aanzien van de GI. De GI heeft in de afgelopen periode steken laten vallen in de communicatie met de moeder. Maar hoewel dus duidelijk is dat de samenwerking voor verbetering vatbaar is, rechtvaardigt dat naar het oordeel van de kinderrechter niet een vervanging van de GI. Hierdoor treedt een voor [naam kind01] onverantwoorde stagnatie op in het traject wat is ingezet. Een nieuwe GI zou immers eerst het uitgebreide dossier moet leren kennen. Daar komt bij dat de huidige GI landelijk werkt in tegenstelling tot Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Aangezien de ouders op een grote afstand van elkaar wonen, biedt een landelijk opererende GI grote voordelen. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de voordelen van het behoud van de samenwerking met de huidige GI voor [naam kind01] dient te prevaleren boven het belang van de moeder. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Ten aanzien van C/10/647484 / JE RK 22-256
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind01] onder toezicht is gesteld vanwege de aanhoudende strijd tussen de ouders. Moeder en vader staan nog steeds lijnrecht tegenover elkaar. De ouders zijn amper in staat om in het belang van [naam kind01] samen te werken en op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. Ondanks dat er genoeg aanwijzingen zijn dat zowel de vader als de moeder hun keuzes maken vanuit hun diepe liefde voor [naam kind01] , is [naam kind01] hierdoor klem komen te zitten tussen de ouders en in een loyaliteitsconflict terecht gekomen. Hoewel de gedachte die aan plaatsing bij een weekendpleeggezin begrijpelijk is, te weten de noodzaak om meer inzicht te verkrijgen in gedrag en de mening van [naam kind01] , ontstaat er wanneer het verzoek wordt toegewezen een situatie waarin [naam kind01] geconfronteerd wordt met – ook hier – de twee verschillende keuzes van de ouders. Naar alle waarschijnlijkheid zal [naam kind01] zich enerzijds gedwongen gaan voelen om richting de moeder te laten zien dat zij het absoluut niet eens is met het verblijf in het weekendpleeggezin en anderzijds richting de vader dat zij die plaatsing goed vindt. De vraag is dus maar zeer of de reden waarom het verzoek is ingediend, daarmee gediend wordt. De kinderrechter is daarom met de Raad en de moeder van oordeel dat een uithuisplaatsing in een weekendpleeggezin van [naam kind01] op dit moment potentieel schadelijker is voor haar dan behulpzaam doordat het inzicht wordt vergroot. Daarom is op dit moment een machtiging tot uithuisplaatsing in het licht van de huidige omstandigheden een te zwaar middel. Uit het voorgaande volgt dat een uithuisplaatsing van [naam kind01] in een weekendpleeggezin niet noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
De kinderrechter is met de GI van oordeel dat het van belang is dat duidelijk wordt wat de mening van [naam kind01] is. De kinderrechter heeft overwogen om een bijzonder curator voor [naam kind01] te benoemen, maar heeft daarvan afgezien. Een zoveelste hulpverlener waar zij een vertrouwensrelatie mee moet aangaan, is op dit moment waarschijnlijk te belastend voor haar.
De kinderrechter vraagt de GI, in samenspraak met de ouders, om in de komende periode te onderzoeken welke vertrouwenspersoon [naam kind01] heeft om over haar gevoelens te praten. Het is belangrijk dat er een of meerdere personen zijn, waarbij [naam kind01] naar voren kan brengen hoe zij zich voelt en hoe zij in de relatie met haar ouders staat. Tot slot is het uitermate belangrijk dat de ouders in het belang van [naam kind01] hun strijd staken om een nog verder loyaliteitsconflict bij [naam kind01] te voorkomen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst alle verzoeken af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2023 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.D. Hengst, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 7 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.