In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stone Company B.V. en de maatschap Uw Rotterdamsch Vastgoed (URV). Stone Company, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, heeft verzocht om verlof voor het instellen van tussentijds hoger beroep tegen een tussenvonnis van 16 december 2022. Dit verzoek is gedaan omdat Stone Company het niet eens is met de kwalificatie van het gehuurde als 230a-ruimte en wenst dat er een onherroepelijke uitspraak komt over deze kwalificatie voordat verdere stappen in de procedure worden gezet.
URV, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter en stelt dat de kwalificatievraag van de huurovereenkomst een belangrijk geschilpunt is. URV is van mening dat het in het belang van partijen is dat er snel duidelijkheid komt over dit geschilpunt, zonder dat er in de tussentijd een deskundige wordt ingeschakeld. De kantonrechter heeft het verzoek van Stone Company toegewezen en besloten om af te wijken van het uitgangspunt dat hoger beroep tegen tussenvonnissen slechts tegelijk met het eindvonnis is toegestaan. De rechter oordeelt dat het tussentijds openstellen van hoger beroep in deze fase niet onredelijk is, gezien de omstandigheden van de zaak.
De zaak is verwezen naar een rolzitting op 28 december 2023, waar partijen zich kunnen uitlaten over de stand van zaken met betrekking tot het hoger beroep en de voortzetting van de procedure. De kantonrechter heeft verder iedere beslissing in deze fase aangehouden, wat betekent dat er nog geen definitieve uitspraak is gedaan over de inhoudelijke geschilpunten.