ECLI:NL:RBROT:2023:1794

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
9221536 CV EXPL 21-17235
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om verlof voor tussentijds hoger beroep in huurgeschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stone Company B.V. en de maatschap Uw Rotterdamsch Vastgoed (URV). Stone Company, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, heeft verzocht om verlof voor het instellen van tussentijds hoger beroep tegen een tussenvonnis van 16 december 2022. Dit verzoek is gedaan omdat Stone Company het niet eens is met de kwalificatie van het gehuurde als 230a-ruimte en wenst dat er een onherroepelijke uitspraak komt over deze kwalificatie voordat verdere stappen in de procedure worden gezet.

URV, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter en stelt dat de kwalificatievraag van de huurovereenkomst een belangrijk geschilpunt is. URV is van mening dat het in het belang van partijen is dat er snel duidelijkheid komt over dit geschilpunt, zonder dat er in de tussentijd een deskundige wordt ingeschakeld. De kantonrechter heeft het verzoek van Stone Company toegewezen en besloten om af te wijken van het uitgangspunt dat hoger beroep tegen tussenvonnissen slechts tegelijk met het eindvonnis is toegestaan. De rechter oordeelt dat het tussentijds openstellen van hoger beroep in deze fase niet onredelijk is, gezien de omstandigheden van de zaak.

De zaak is verwezen naar een rolzitting op 28 december 2023, waar partijen zich kunnen uitlaten over de stand van zaken met betrekking tot het hoger beroep en de voortzetting van de procedure. De kantonrechter heeft verder iedere beslissing in deze fase aangehouden, wat betekent dat er nog geen definitieve uitspraak is gedaan over de inhoudelijke geschilpunten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9221536 CV EXPL 21-17235
datum uitspraak: 17 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stone Company B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. H. van Straten,
tegen
de maatschap Uw Rotterdamsch Vastgoed,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. A.M. Roepel.
De partijen worden hierna ‘Stone Company’ en ‘URV’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 16 december 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte voorstel te benoemen deskundige tevens verzoek verlof tussentijds hoger beroep van de kant van Stone Company;
  • de akte uitlaten tussentijds hoger beroep van de kant van URV.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Stone Company heeft verzocht verlof te verlenen voor het instellen van tussentijds hoger beroep, omdat zij het niet eens is met de kwalificatie van het gehuurde als 230a-ruimte. Zij wenst hoger beroep in te stellen tegen het kwalificatieoordeel en alle daarop gebaseerde beslissingen. URV refereert zich ter zake het verzoek aan het oordeel van de kantonrechter. Volgens URV is de kwalificatievraag van de huurovereenkomst een belangrijk onderdeel van de geschilpunten die partijen verdeeld houden en heeft URV er belang bij dat over dit geschilpunt op korte termijn een onherroepelijke uitspraak komt. Zij acht het niet in het belang van partijen dat in de tussentijd een deskundige wordt ingeschakeld.
2.2.
Het verzoek om verlof voor het instellen van tussentijds hoger beroep wordt toegewezen. De kantonrechter ziet aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt zoals neergelegd in artikel 337 lid 2 Rv dat hoger beroep tegen tussenvonnissen slechts is toegestaan tegelijk met het eindvonnis. Het tussentijds openstellen van hoger beroep tegen het tussenvonnis van 16 december 2022 zal in deze fase van de procedure wel leiden tot vertraging, maar die vertraging is in de gegeven omstandigheden niet als onredelijk aan te merken. Partijen hebben belang bij het verkrijgen van een onherroepelijke uitspraak over de kwalificatie van de huurovereenkomst, voordat in deze procedure op de beslissing van de kantonrechter wordt voortgeborduurd en wordt overgegaan tot benoeming van een deskundige en er in dat kader kosten worden gemaakt.
2.3.
In afwachting van het (eventuele) hoger beroep, wordt de zaak verwezen naar de onder de beslissing genoemde rolzitting, zodat partijen zich kunnen uitlaten over de stand van zaken ter zake het hoger beroep en de voortzetting van de onderhavige procedure.
Partijen wordt verzocht om de kantonrechter ook vóór genoemde datum te berichten als er vóór die datum ontwikkelingen zijn die van belang zijn voor de onderhavige procedure.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het verzoek tot het verlenen van verlof voor het instellen van tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis van 16 december 2022 toe;
3.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 28 december 2023 om 13:30 uur, zodat partijen zich kunnen uitlaten als bedoeld onder 2.3;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing in deze fase van de procedure aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
34286