In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond als verzoeker aangemerkt. De ondertoezichtstelling van [naam kind01] was eerder verlengd tot 25 maart 2023, maar de GI heeft verzocht om een verdere verlenging van negen maanden. De moeder en de oma van moederszijde zijn als belanghebbenden aangemerkt in deze procedure.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind01] sinds 25 maart 2021 onder toezicht staat van de GI en dat hij op dat moment in een gezinshuis verbleef. De moeder heeft aangegeven dat zij geen voorstander is van de verlenging, maar erkent dat hulpverlening noodzakelijk is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind01] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de moeder niet in staat is om de specifieke opvoedbehoeften van [naam kind01] te vervullen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 25 december 2023, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R. Spaans als griffier. Hoger beroep kan worden ingesteld bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.