ECLI:NL:RBROT:2023:1851

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
10224412 VZ VERZ 22-14400
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om teruggaaf energiebelasting en de reikwijdte van servicekosten in huurrelaties

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam (Stadswonen) en Stichting Huurdersbelang Stadswonen (SHS) over de teruggaaf van energiebelasting. Stadswonen, als verhuurder van studentenwoningen, had een verzoek ingediend om teruggaaf van energiebelasting voor de jaren 2010-2019, waarbij de kosten voor het indienen van dit verzoek door Deloitte waren gemaakt. SHS, de huurdersorganisatie, betwistte de stelling van Stadswonen dat de teruggaaf niet onder de servicekosten valt en eiste dat de teruggaaf aan de huurders moest worden uitgekeerd.

De kantonrechter oordeelde dat de teruggaaf van energiebelasting wel degelijk valt onder de servicekosten zoals bedoeld in de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) en het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat Stadswonen verplicht is om de ontvangen teruggaaf te verdelen onder de huurders. De rechter bevestigde ook dat de kosten die Stadswonen heeft gemaakt voor het aanvragen van de teruggaaf als administratiekosten moeten worden beschouwd en dat deze kosten binnen de 5% administratiekosten die aan huurders in rekening mogen worden gebracht, vallen.

Daarnaast werd vastgesteld dat SHS instemmingsrecht heeft over de wijze waarop de teruggaaf wordt verdeeld onder de huurders. De kantonrechter wees de verzoeken van Stadswonen grotendeels af en veroordeelde hen in de proceskosten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10224412 VZ VERZ 22-14400
datum uitspraak: 6 maart 2023
beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,die (mede) handelt onder de naam
Stadswonen Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verzoekster,
verweerster tegen de zelfstandige verzoeken,
gemachtigde: mr. P. Eymaal,
tegen
Stichting Huurdersbelang Stadswonen,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verweerster,
zelfstandig verzoekster,
gemachtigde: mr. A.I. de Haan.
De partijen worden hierna ‘Stadswonen’ en ‘SHS’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift ontvangen op 2 december 2022, met bijlagen;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen;
  • het verweerschrift in het tegenverzoek;
  • de spreekaantekeningen van Stadswonen;
  • de spreekaantekeningen van SHS.
1.2.
Op 6 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren namens Stadswonen aanwezig [naam01] (manager Stadswonen), [naam02] (directeur), [naam03] (Deloitte), [naam04] (controller) en de gemachtigde. Namens SHS waren aanwezig [naam05] (bestuurslid), [naam06] (bestuurslid) en de gemachtigde.

2..De aanleiding voor deze procedure

2.1.
Stadswonen is een toegelaten instelling in de zin van artikel 19 van de Woningwet. SHS is een huurdersorganisatie als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder f van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv). SHS behartigt de belangen van de student-huurders die huren van Stadswonen.
2.2.
Stadswonen is verhuurder van (onder meer) studentenwoningen die één centrale aansluiting hebben op het elektriciteitsnet, terwijl (sommige van) deze woningen wel een zelfstandige WOZ-eenheid vormen. Dit heeft gevolgen voor de (vermindering van de) energiebelasting die over elektraverbruik moet worden betaald. Bij verbruikers met een eigen aansluiting wordt door de energieleverancier op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) energiebelasting in rekening gebracht, waarop een heffingskorting wordt toegepast. Ook als er meer verbruikers, met ieder een eigen zelfstandige WOZ-eenheid, zijn aangesloten op één elektra-aansluiting, wordt slechts één keer heffingskorting toegepast. Omdat dit onwenselijk werd geacht, is het voor deze situaties mogelijk gemaakt voor degene op wiens naam de aansluiting staat (de afnemer, in dit geval Stadswonen) een teruggaaf van de energiebelasting te vragen. De mogelijkheid is (nu) opgenomen in het Besluit van de Minister van Financiën van 28 juni 2019 (nr. 2019-98996, Stcr. 2019, 36800). In dit besluit staat in paragraaf 4.5, voor zover relevant:
“(…) Het is de bedoeling om zo veel mogelijk de uiteindelijke verbruiker, die beschikt over een zelfstandige onroerende zaak, als verbruiker aan te merken. Daarom is het redelijk dat voor de toepassing van de belastingvermindering rekening wordt gehouden met het aantal zelfstandige onroerende zaken “achter één aansluiting”. Dit gebeurt in de vorm van een teruggaafregeling. (…)”
2.3.
De teruggaafregeling is enkel van toepassing op zelfstandige onroerende zaken. Het hiervoor genoemde Besluit zegt hierover, ook in paragraaf 4.5:
“(…) Daardoor mist zij toepassing voor woongroepen, studentenhuizen, hospita’s die een kamer verhuren e.d. Basis voor deze regeling blijft het in de wet neergelegde uitgangspunt dat er sprake moet zijn van een zelfstandige onroerende zaak. (…)”
2.4.
Stadswonen heeft een teruggaafverzoek gedaan bij de Belastingdienst voor de jaren 2010-2019. Hiervoor heeft zij Deloitte ingehuurd voor een totaalbedrag van € 332.072,-. Door Stadswonen is op het moment van het indienen van het verzoekschrift een bedrag van € 3,7 miljoen aan teruggaaf ontvangen. Dit bedrag heeft Stadswonen nog onder zich.

3..Wat willen partijen?

3.1.
Stadswonen verzoekt samengevat:
voor recht te verklaren dat de verzoeken om teruggaaf energiebelasting door Stadswonen en het ten goede laten komen van die teruggaaf aan de bewoners niet valt onder het begrip ‘servicekosten’ in de zin van artikel 5a Wohv en artikel 7:237 lid 3 BW;
voor recht te verklaren dat de vaststelling van de verdelingswijze onder de (oud-) huurders niet een ‘wijziging van beleid’ is in de zin van artikel 5a en artikel 4 lid 1 / artikel 5 lid 1 Wohv;
voor recht te verklaren dat het Stadswonen in haar verhouding met SHS vrij staat de teruggaafgelden onder de (oud-)huurders te verdelen zoals Stadswonen voorstaat, omdat SHS geen instemmingsrecht en/of adviesrecht toekomt;
voor recht te verklaren dat de door Stadswonen gemaakte kosten voor het verzoek tot teruggaaf mogen worden verrekend met de teruggaaf tot maximaal nul, ook als sprake is van servicekosten;
voor recht te verklaren dat de percentueel in rekening gebrachte of te brengen administratiekosten over de hoogte van de elektraverbruikrekening los staan van eventuele verrekening met teruggaafgelden, zodat bij teruggaaf geen correctie van de percentuele administratiekosten over de elektraverbruikrekening hoeft plaats te vinden;
SHS te veroordelen in de proceskosten;
de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
SHS is het niet eens met de verzoeken van Stadswonen en verzoekt zelf samengevat:
voor recht te verklaren dat het terugvragen van energiebelasting door Stadswonen behoort tot althans onderdeel vormt van de overeengekomen servicekosten, althans valt onder de (administratieve) handelingen om tot een correcte servicekostenafrekening te komen en dat de door Stadswonen voor het verzoek tot teruggaaf gemaakte kosten in de vergoeding voor administratiekosten zijn begrepen;
voor recht te verklaren dat Stadswonen verplicht is het door haar ontvangen bedrag aan teruggaaf energiebelasting aan de huurders uit te keren en dat dit bedrag niet mag worden aangemerkt als ‘eigen vermogen’;
voor recht te verklaren dat Stadswonen op grond van de Wohv alle informatie die betrekking heeft op de teruggave van energiebelasting, waaronder begrepen de beschikkingen van de Belastingdienst en de door Stadswonen ingediende verzoeken tot teruggave van energiebelasting, met SHS en/of de bewonerscommissies dient te delen;
voor recht te verklaren dat SHS instemmingsrecht heeft op grond van de Wohv over een door Stadswonen gewenste verdelingsmethode van de ontvangen teruggaaf, voor zover die verdeling afwijkt van de wettelijke regeling en de individuele beschikkingen per aansluiting;
voor het geval de kantonrechter tot het oordeel komt dat energiebelasting niet onder het begrip servicekosten valt, een maximumpercentage vast te stellen voor het doorberekenen van redelijke kosten om tot teruggaaf van de energiebelasting te komen, rekening houdend met het feit dat de huurder al 5% administratiekosten heeft betaald over de teruggaaf;
Stadswonen te veroordelen al in rekening gebrachte en ontvangen administratiekosten over de door de huurders te ontvangen teruggaaf aan deze huurders te retourneren;
Stadswonen te veroordelen in de proceskosten
de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4..De beoordeling

Beslissingen op grond van artikel 8 Wohv of artikel 96 Rv?
4.1.
Partijen hebben hun verzoeken aan de kantonrechter primair voorgelegd op basis van artikel 8 Wohv. De vraag is aan de orde gekomen in hoeverre de verzoeken die zijn gedaan vallen onder de reikwijdte van dit artikel. Partijen hebben de kantonrechter gevraagd om op alle verzoeken uitspraak te doen, hetzij op grond van artikel 8 Wohv, hetzij op grond van artikel 96 Rv. Voor het laatste geval hebben partijen beiden het recht op hoger beroep voorgehouden. Zij hebben de kantonrechter ook gevraagd om wel uitdrukkelijk te beoordelen of een verzoek al dan niet onder artikel 8 Wohv valt.
4.2.
De kantonrechter oordeelt dat de volgende verzoeken onder de reikwijdte van artikel 8 Wohv vallen:
  • Verzoeken Stadswonen (zie randnummer 3.1): a, b en c;
  • Verzoeken SHS (zie randnummer 3.2): c en d.
Dit betekent dat op de volgende verzoeken op basis van artikel 96 Rv zal worden beslist:
  • Verzoeken Stadswonen (zie randnummer 3.1): d en e;
  • Verzoeken SHS (zie randnummer 3.2): a, b, e en f.
4.3.
Uit artikel 8 Wohv volgt dat partijen geschillen aan de kantonrechter kunnen voorleggen die voortvloeien uit deze wet. De Wohv regelt (slechts) het recht op informatie, advies en instemming van een huurdersorganisatie of bewonerscommissie. De kantonrechter mag beoordelen of deze rechten zijn nageleefd en dus of de juiste procedure in het kader van deze rechten is gevolgd. Om dat te kunnen beoordelen, kan het ook nodig zijn om vast te stellen of sprake is van een recht op informatie, advies en/of instemming. Daar waar een partij zo’n ‘voorvraag’ voorlegt, is zij dus ook ontvankelijk op grond van artikel 8 Wohv.
4.4.
De verzoeken die Stadswonen onder a, b en c heeft gedaan betreffen ‘voorvragen’ zoals hiervoor bedoeld. Het verzoek van SHS onder c gaat over de naleving van het recht op informatie en het verzoek onder d betreft ook een voorvraag. De andere verzoeken zal de kantonrechter beoordelen op grond van artikel 96 Rv.
Kern van het geschil: valt de teruggaaf energiebelasting onder servicekosten? Ja
4.5.
De belangrijkste vraag die de kantonrechter moet beantwoorden in deze zaak is of de teruggaaf van de energiebelasting valt onder het begrip ‘servicekosten’ zoals dat wordt gebruikt in artikel 5a Wohv. Dit dient hetzelfde te worden uitgelegd als het begrip ‘servicekosten’ zoals vermeld als in artikel 7:237 lid 3 BW. De kantonrechter beantwoordt deze vraag met ja.
4.6.
Anders dan Stadswonen is de kantonrechter van oordeel dat de teruggaaf energiebelasting niet kan worden ‘losgetrokken’ van de servicekostenafrekening betreffende de elektra. Dit is niet alleen onlogisch, maar staat ook haaks op de bedoeling van de teruggaafregeling en van de heffingskorting in het algemeen.
In gevallen waarin een huurder een eigen, aparte aansluiting voor elektra heeft en hij de elektra via de servicekosten betaalt, omvat de afrekening van de servicekostenpost een aantal elementen. De huurder betaalt uiteindelijk één bedrag, dat het resultaat is van de kosten voor verbruik en transport van de elektra en energiebelasting, waarop direct de heffingskorting in mindering wordt gebracht. Op geen enkele manier wordt de heffingskorting hier als een apart onderdeel van de afrekening servicekosten behandeld. De kantonrechter ziet niet in waarom in gevallen waarin de heffingskorting pas op een later tijdstip kan worden toegepast omdat de teruggaafregeling moet worden gebruikt, de heffingskorting dan niet als onderdeel van de servicekosten zou moeten worden beschouwd.
De bedoeling van de teruggaafregeling is ook om huurders van zelfstandige woonruimte die geen eigen aansluiting hebben net als huurders die wel een eigen aansluiting hebben als verbruiker aan te merken. Het ligt daarom voor de hand om ook als verhuurder beide huurders gelijk te behandelen en de afrekening op basis van dezelfde principes te laten plaatsvinden. Oftewel, de teruggaaf (een bijzondere toepassing van de heffingskorting) moet ook voor de huurders zonder eigen aansluiting een onderdeel van de servicekostenpost elektra zijn.
4.7.
Dat het Stadswonen is die de teruggaaf moet aanvragen en dat de huurder zelf dit niet kan, maakt dit niet anders. Het is nu eenmaal het systeem van de regeling dat degene op wiens naam de centrale aansluiting staat de aanvraag moet doen. Dit betekent niet dat de teruggaaf ineens geen onderdeel meer vormt van de servicekostenpost elektra. Ditzelfde geldt voor het argument van Stadswonen dat zij in dat geval nooit tijdig (binnen zes maanden) een overzicht van de servicekosten kan verstrekken. Dit praktische probleem is geen reden om de belastingteruggaaf niet te zien als een onderdeel van de servicekosten. Dit heeft wel tot effect dat Stadswonen binnen zes maanden na het verstrijken van het kalenderjaar slechts een voorlopig overzicht kan verstrekken met daarbij de vermelding dat dit nog gecorrigeerd zal worden zodra de teruggaaf is ontvangen. Deze werkwijze is niet onwerkbaar of onacceptabel.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek van Stadswonen onder a zal worden afgewezen.
4.9.
Omdat de teruggaaf onderdeel is van de servicekosten,
moetStadswonen het bedrag dat zij aan teruggaaf heeft ontvangen verdelen onder haar huurders in het kader van een correcte afrekening. Zou zij dit niet doen, dan kunnen de huurders vorderen dat Stadswonen alsnog met hen afrekent, rekening houdend met de verkregen teruggaaf waarop de huurders (van zelfstandige woonruimte) recht hebben. Over het argument van Stadswonen dat deze huurders voor de jaren waar het in deze procedure over gaat geen rechten meer zouden kunnen doen gelden, omdat sprake is van een vervaltermijn van twee jaar of van verjaring van de vordering, merkt de kantonrechter op dat zij zich kan voorstellen dat in deze omstandigheden een beroep van Stadswonen op deze termijnen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zal worden geacht.
Kosten Deloitte zijn administratiekosten
4.10.
Hiervoor is overwogen dat de teruggaaf energiebelasting onder de servicekosten valt, in het bijzonder onder de post ‘elektra’. Stadswonen is als leverancier van elektra jegens haar huurders verplicht om de teruggaaf aan te vragen. Het doorbelasten van energiebelasting en het toepassen van heffingskorting vormt immers logischerwijze een onderdeel van deze levering. Als deze verplichting al niet zou voortvloeien uit de verplichting van Stadswonen om elektriciteit te leveren aan haar huurders, dan zouden deze huurders op grond van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW) van Stadswonen kunnen verlangen dat zij deze teruggaaf aanvraagt. De kantonrechter is echter van oordeel dat het indienen van een verzoek tot teruggaaf onlosmakelijk is verbonden met de verplichting om elektriciteit te leveren.
4.11.
Het aanvragen van de teruggaaf is hiermee een ‘administratieve werkzaamheid in verband met de toedeling van het verbruik en de verbruikskosten aan de individuele huurders’ als bedoeld onder 11 van het Besluit Servicekosten. Dat maakt alle door Stadswonen hiervoor gemaakte kosten, dus ook de kosten voor Deloitte, administratiekosten als bedoeld in dit Besluit.
Geen reden om meer dan 5% administratiekosten door te belasten
4.12.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van het door de Huurcommissie gehanteerde uitgangspunt dat 5% van de kosten van elektra in rekening mogen worden gebracht als administratiekosten. Dat dit betekent dat Stadswonen wellicht meer kosten maakt dan zij bij haar huurders in rekening kan brengen, omdat zij Deloitte voor het aanvragen van de teruggaaf inschakelt, is geen reden om anders te oordelen. De consequentie van het hanteren van een vast percentage is dat in sommige gevallen een hoger bedrag bij de huurders in rekening wordt gebracht dan feitelijk aan kosten worden gemaakt (wat zeker het geval is naarmate de kosten voor elektra stijgen, zoals in de afgelopen maanden het geval is geweest) en in andere gevallen een lager bedrag kan worden doorberekend.
4.13.
Het hanteren van een vast percentage voor de administratiekosten is gerechtvaardigd omdat het (bijna) ondoenlijk zou zijn om deze kosten precies uit te rekenen. Als voor deze systematiek wordt gekozen, heeft dit echter tot consequentie dat je er niet één kostenpost kunt ‘uitlichten’ om die wel integraal door te berekenen, zoals Stadswonen wil.
4.14.
Het enkele feit dat Stadswonen
extra kostenmoet maken in verband met de teruggaaf, terwijl dit er vervolgens toe leidt dat zij
een lagere vergoedingvoor haar administratiekosten ontvangt, is onvoldoende reden om een hoger percentage dan 5% in rekening te brengen. Stadswonen stelt dat het hanteren van een percentage van 5% tot een onredelijke uitkomst leidt, maar zij geeft geen inzicht in de hoogte van de totale administratiekosten die zij maakt en de totale vergoeding die zij hiervoor krijgt. De kantonrechter kan daarom niet beoordelen of de stelling van Stadswonen juist is.
4.15.
Dat de kosten voor het aanvragen van de teruggaaf (en daarna ook het verdelen daarvan onder de huurders) moeten worden gekwalificeerd als administratiekosten, betekent dat Stadswonen een herberekening (correctie) zal moeten uitvoeren bij de huurders die recht hebben op een deel van de teruggaaf. Voor zover de kosten voor elektra voor bepaalde huurders lager uitkomen dan bij de oorspronkelijke afrekening, betekent dit dat deze huurders recht hebben op restitutie van een deel van de betaalde administratiekosten.
4.16.
Dit alles betekent dat het tegenverzoek van SHS onder a toewijsbaar is en dat de verzoeken van Stadswonen onder d en e zullen worden afgewezen. Het tegenverzoek van SHS onder e hoeft niet te worden besproken en beoordeeld, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder dit verzoek is gedaan.
4.17.
Het tegenverzoek van SHS onder f is niet toewijsbaar. Dit verzoek komt erop neer dat SHS namens de huurders een veroordeling van Stadswonen vraagt om haar verplichtingen uit de verschillende huurovereenkomsten na te komen. Uit niets is gebleken dat SHS gerechtigd is om dit namens de huurders te vorderen. SHS heeft geen mandaat, lastgeving, machtiging of iets dergelijks overgelegd of zelfs maar genoemd.
SHS heeft instemmings- en adviesrecht
4.18.
De kantonrechter is van oordeel dat SHS een instemmingsrecht heeft ten aanzien van de manier waarop Stadswonen de ontvangen teruggaaf wil verdelen onder haar huurders. Hiervoor is al geoordeeld dat sprake is van servicekosten. Dan resteert de vraag of sprake is van een ‘wijziging van het beleid’ zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 en artikel 5a Wohv.
4.19.
De kantonrechter is van oordeel dat hier geen sprake is van een ‘eerste vaststelling van beleid’, zoals Stadswonen betoogt. Stadswonen heeft beleid met betrekking tot het opmaken van afrekeningen voor servicekosten en de daarbij gehanteerde verdeelsleutels. Dat er nu een nieuw onderdeel aan een servicekostenpost wordt toegevoegd dat nog niet eerder aan de orde is geweest, maakt niet dat een beslissing over dat onderdeel dan als nieuw beleid moet worden aangemerkt. Dit is een wijziging van het bestaande beleid die bestaat uit een (kleine) toevoeging op het onderwerp ‘elektra’ van het servicekostenbeleid. Er is dan ook sprake van instemmingsrecht van SHS.
4.20.
Het beleid waarover SHS instemmingsrecht heeft, is de vraag op welke manier Stadswonen het geld verdeelt onder de huurders van de WOZ-eenheden waarvoor de teruggaaf is ontvangen. Stadswonen heeft beleidsvrijheid in die zin dat zij kan bepalen via welke verdeelsleutel het geld dat zij voor een bepaalde aansluiting heeft teruggekregen, wordt verdeeld onder de huurders van de betreffende WOZ-eenheden die zich achter die aansluiting bevinden. Er is geen sprake van een wettelijke regeling die deze manier van verdelen voorschrijft. Verdeling kan op basis van werkelijk verbruik (voor zover bekend), vloeroppervlakte of Nibud-normen; dit zijn over het algemeen geaccepteerde verdeelsleutels die door een verhuurder gehanteerd mogen worden. Deze beleidskeuze moet dus door Stadswonen ter instemming aan SHS voorgelegd worden.
4.21.
Het voorgaande betekent dat de verzoeken van Stadswonen onder b en c niet toewijsbaar zijn. Het tegenverzoek van SHS onder b is toewijsbaar. Het tegenverzoek onder d is ook toewijsbaar, in de zin dat voor recht zal worden verklaard dat SHS instemmingrecht heeft over de verdelingsmethode. Van een afwijking van de wettelijke regeling en de individuele beschikkingen is geen sprake, zodat dat deel van het verzoek niet wordt toegewezen.
Het informatierecht
4.22.
Over het tegenverzoek onder c van SHS, dat gaat over het recht op informatie, hebben partijen bij de mondelinge behandeling nadere afspraken gemaakt. SHS heeft daarom geen belang meer bij een beoordeling van dit verzoek.
Proceskosten
4.23.
Stadswonen krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 289 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten in conventie aan de kant van SHS tot vandaag vast op € 528,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 264,-).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.24.
Deze beschikking wordt voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de verzoeken van Stadswonen af;
5.2.
verklaart voor recht dat het terugvragen van energiebelasting door Stadswonen valt onder de (administratieve) handelingen om tot een correcte servicekostenafrekening te komen en dat de door Stadswonen in verband met het gedane verzoek tot teruggave van energiebelasting gemaakte kosten in de vergoeding voor administratiekosten zijn begrepen;
5.3.
verklaart voor recht dat Stadswonen verplicht is het door haar ontvangen bedrag aan teruggaaf energiebelasting aan de huurders uit te keren en dat dit bedrag niet mag worden aangemerkt als ‘eigen vermogen’;
5.4.
verklaart voor recht dat SHS instemmingsrecht op grond van de Wohv heeft over een door Stadswonen gewenste verdelingsmethode van de ontvangen teruggaaf van belastingen;
5.5.
wijst de verzoeken van SHS voor het overige af;
5.6.
veroordeelt Stadswonen in de proceskosten, die aan de kant van SHS tot vandaag worden vastgesteld op € 512,-;
5.7.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de veroordeling onder 5.6 uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
51909