ECLI:NL:RBROT:2023:1888

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
C/10/649925 / JE RK 22-2966
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van pleegouders in verzoek tot wijziging omgangsregeling

In deze zaak hebben pleegouders verzocht om wijziging van de omgangsregeling tussen de moeder en hun pleegkind, [naam kind01]. De pleegouders wilden de omgang beperken tot eens per drie maanden, met specifieke data en voorwaarden. De kinderrechter heeft de zaak op 10 februari 2023 met gesloten deuren behandeld. De pleegouders zijn bijgestaan door hun advocaat, mr. L.J.W. van Kesteren, terwijl de moeder werd vertegenwoordigd door mr. H.E.M.J. van Poppel. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de pleegouders geen wettelijke grondslag voor hun verzoek hebben aangegeven. Artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek, dat geschillen over ondertoezichtstelling regelt, is niet van toepassing, aangezien er geen sprake is van een ondertoezichtstelling. Het verzoek lijkt te verwijzen naar artikel 1:377e BW, dat de mogelijkheid biedt om een omgangsregeling te wijzigen. De kinderrechter concludeert echter dat de pleegouders niet in een nauwe persoonlijke betrekking tot [naam kind01] staan die hen het recht geeft om een verzoek tot wijziging in te dienen. De kinderrechter verklaart de pleegouders niet-ontvankelijk in hun verzoek, maar benadrukt het belang van contact tussen [naam kind01] en zijn biologische moeder. De kinderrechter roept de GI op om samen met de pleegouders te werken aan een vertrouwensband en de situatie van [naam kind01] zorgvuldig te blijven volgen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/649925 / JE RK 22-2966
datum uitspraak: 22 februari 2023

beschikking

in de zaak van

[naam01] en [naam02] ,

hierna te noemen de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam03] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van mr. L.J.W. van Kesteren, namens de pleegouders, van 20 december 2022, ingekomen bij de griffie op 22 december 2022;
- het verweerschrift van de GI van 13 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 26 januari 2023;
- het verweerschrift van mr. H.E.M.J. van Poppel, namens de moeder, van 7 februari 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het e-mailbericht van de GI van 9 februari 2023, inhoudende een verslag van Profila zorg, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de aanvullende stukken van mr. L.J.W. van Kesteren, namens de pleegouders, van 9 februari 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 10 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. H.E.M.J. van Poppel
- de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat, mr. L.J.W. van Kesteren,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam04] en [naam05] .

De feiten

Bij beschikking van 8 november 2021 is de GI belast met de voogdij over [naam kind01] .
[naam kind01] woont bij de pleegouders.

Het verzoek

De pleegouders hebben verzocht de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige met onmiddellijke ingang te wijzigen naar eens per drie maanden, en zulks specifiek te bepalen op de tweede woensdag van januari, april, juli en oktober van 13:30 uur tot 15:00, en daarbij nadrukkelijk te bepalen dat de omgang in januari en juli tussen alleen de moeder en de minderjarige zal plaatshebben en in april en oktober tevens in het bijzijn van het broertje van de minderjarige.

De beoordeling

Het verzoekschrift van de pleegouders vermeldt niet de wettelijke grondslag van het verzoek. Ter zitting is desgevraagd namens de pleegouders de regeling van geschilbeslechting als grondslag genoemd. Artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bevat een mogelijkheid om een geschil voor te leggen aan de kinderrechter betreffende de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Nu geen sprake is van een verzoek in het kader van een ondertoezichtstelling, kan dit artikel niet als grondslag dienen.
Het verzoek van de pleegouders betreft een wijziging van de omgangsregeling van [naam kind01] met de moeder, waardoor artikel 1:377e BW het meest in de buurt lijkt te komen als wettelijke grondslag van het verzoek. Op grond van dit artikel kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuist of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De kinderrechter overweegt dat de pleegouders geacht kunnen worden te staan in een nauwe persoonlijke betrekking tot [naam kind01] , nu zij hem al meerdere jaren in hun gezin opvoeden en verzorgen. Bij beschikking van 8 november 2021 is het gezag van de moeder over [naam kind01] beëindigd en de voogdij belegd bij de GI. In deze beschikking is omtrent de omgang van [naam kind01] met de moeder overwogen dat de beëindiging van het gezag van de moeder uitdrukkelijk niet in de weg staat aan de omgang van de moeder met [naam kind01] . Voorts is overwogen dat de taak van de GI is om te bezien bij welke invulling en frequentie van de omgang de belangen van [naam kind01] het meest zijn gebaat. Nu ook anderszins niet is gesteld noch is gebleken van een rechterlijke beslissing over de omgang van de moeder met [naam kind01] , is geen sprake van een beslissing die eventueel als gevolg van gewijzigde omstandigheden zou kunnen worden gewijzigd. De kinderrechter concludeert dan ook dat artikel 1:377e BW de pleegouders evenmin een bevoegdheid toekent om een verzoek tot wijziging van de omgang in te dienen. De kinderrechter concludeert dat het verzoek van de pleegouders niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten overvloede overweegt de kinderrechter het volgende. De kinderrechter ziet betrokken pleegouders die hard moeten werken om [naam kind01] een goede basis te geven en een mogelijkheid om op te kunnen groeien tot een stabiele en zelfstandige volwassene. Problemen in het gedrag van [naam kind01] vindt direct zijn weerslag in het gezin van de pleegouders. De oplossing waarvoor de pleegouders willen kiezen, hoeft echter niet het probleem weg te nemen en zou juist het gedrag en de problemen van [naam kind01] kunnen verergeren. Het gegeven dat professionals (pleegzorg, school) het verzoek van de pleegouders ondersteunen doet er niet aan af dat ook die professionals niet kunnen vaststellen dat het verminderen van het contact tussen [naam kind01] en de moeder de oplossing is. Hiervoor is onderzoek nodig en dat vindt nu plaats door Yulius. Ook voor het opgroeien tot een stabiele en zelfstandige volwassene is voor een kind en dus ook voor [naam kind01] belangrijk contact te onderhouden met zijn biologische ouders, in dit geval de moeder. Zoals hiervoor al is overwogen heeft de GI daarin de beslissingsbevoegdheid en naar het oordeel van de kinderrechter handelt de GI daarin zorgvuldig. Het zou echter goed zijn als de GI met de pleegouders om de tafel gaat zitten om te werken aan de onderlinge vertrouwensband. De pleegouders moeten weer het gevoel krijgen dat zij gezien en gehoord worden door de GI.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart de pleegouders niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.