ECLI:NL:RBROT:2023:1888
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van pleegouders in verzoek tot wijziging omgangsregeling
In deze zaak hebben pleegouders verzocht om wijziging van de omgangsregeling tussen de moeder en hun pleegkind, [naam kind01]. De pleegouders wilden de omgang beperken tot eens per drie maanden, met specifieke data en voorwaarden. De kinderrechter heeft de zaak op 10 februari 2023 met gesloten deuren behandeld. De pleegouders zijn bijgestaan door hun advocaat, mr. L.J.W. van Kesteren, terwijl de moeder werd vertegenwoordigd door mr. H.E.M.J. van Poppel. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de pleegouders geen wettelijke grondslag voor hun verzoek hebben aangegeven. Artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek, dat geschillen over ondertoezichtstelling regelt, is niet van toepassing, aangezien er geen sprake is van een ondertoezichtstelling. Het verzoek lijkt te verwijzen naar artikel 1:377e BW, dat de mogelijkheid biedt om een omgangsregeling te wijzigen. De kinderrechter concludeert echter dat de pleegouders niet in een nauwe persoonlijke betrekking tot [naam kind01] staan die hen het recht geeft om een verzoek tot wijziging in te dienen. De kinderrechter verklaart de pleegouders niet-ontvankelijk in hun verzoek, maar benadrukt het belang van contact tussen [naam kind01] en zijn biologische moeder. De kinderrechter roept de GI op om samen met de pleegouders te werken aan een vertrouwensband en de situatie van [naam kind01] zorgvuldig te blijven volgen.