In deze zaak, die op 1 maart 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en samen drie minderjarige kinderen hebben. De vrouw heeft de man verzocht de woning te verlaten, omdat zij en de kinderen daar weer zijn gaan wonen na een periode van verblijf bij de moeder van de vrouw. De vrouw vordert dat de man de woning binnen vijf dagen na betekening van het vonnis verlaat en dat hij de woning niet meer betreedt. De man verzet zich tegen deze vordering en stelt dat hij dakloos zal worden als hij gedwongen wordt te vertrekken.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen. De vrouw stelt dat de situatie in de woning onveilig is door de bedreigingen van de man, terwijl de man aanvoert dat hij niet kan vertrekken omdat hij geen alternatieve woonruimte kan vinden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, maar dat er geen acute noodsituatie is die een onmiddellijke ontruiming rechtvaardigt. De man krijgt tot 1 juni 2023 de tijd om een andere woning te vinden, en er wordt een dwangsom van € 50,00 per dag opgelegd voor het geval hij niet aan de veroordeling voldoet. De vordering van de man in reconventie wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd.