ECLI:NL:RBROT:2023:2179

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
C/10/616067 / HA ZA 21-299
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid ex-echtgenoot en verhaalbaarheid na verdeling huwelijksgemeenschap

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 15 maart 2023 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen twee eiseressen en een gedaagde. De eiseressen, wonende te Hoofddorp en Haarlem, hebben vorderingen ingesteld tegen de gedaagde, wonende te Hellevoetsluis, met betrekking tot de aansprakelijkheid van de ex-echtgenoot van een van de eiseressen. De zaak betreft de verhaalbaarheid van schulden na de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 16 maart 2022 de eiseressen toegelaten tot het leveren van bewijs omtrent de handtekeningen op leningsovereenkomsten. Na het horen van getuigen en het afspelen van een geluidsfragment, heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiseressen zijn geslaagd in het leveren van bewijs dat de handtekeningen op de leningsovereenkomsten afkomstig zijn van de ex-echtgenoot. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseressen toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van bedragen aan beide eiseressen, vermeerderd met rente. Tevens is in reconventie geoordeeld dat de gedaagde slechts kan worden aangesproken op hetgeen hij uit hoofde van de verdeling van de gemeenschap heeft verkregen. De rechtbank heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, aangezien hij grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/616067 / HA ZA 21-299
Vonnis van 15 maart 2023
in de zaak van

1..[eiseres01] ,

wonende te Hoofddorp,
2.
[eiseres02],
wonende te Haarlem,
eiseressen in conventie
verweersters in reconventie
advocaat mr. A.C. de Bakker te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Hellevoetsluis,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.J. Sparreboom te Spijkenisse.
Eiseressen worden hierna afzonderlijk [eiseres01] en [eiseres02] genoemd en samen [gedaagden01] Gedaagde wordt [gedaagde01] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 maart 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte uitlaten van [gedaagden01] ;
  • de door [gedaagden01] als productie in het geding gebrachte geluidsopname van 9 januari 2017;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 juli 2022;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 31 oktober 2022;
  • de conclusie na getuigenverhoor van [gedaagden01] ;
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor van [gedaagde01] .

2..De verdere beoordeling

Wat staat er in het tussenvonnis?

2.1.
In het tussenvonnis zijn [gedaagden01] in conventie toegelaten tot het leveren van bewijs dat:
de handtekeningen op de Leningsovereenkomsten afkomstig zijn van [naam01] en/of dat;
zij [naam01] geld hebben geleend; voor welk bedrag en onder welke voorwaarden.
2.2.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank onder 4.14 overwogen dat als [gedaagden01] slagen in het bewijs dat de handtekeningen op de Leningsovereenkomsten afkomstig zijn van [naam01] (zie hiervoor onder a), hun vorderingen in conventie onder (i) en (ii) voor toewijzing gereed liggen.
2.3.
Vordering (i) houdt in om [gedaagde01] - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen om aan [eiseres01] een bedrag van € 94.245,25, te voldoen, te vermeerderen met een rente van 2,5 %, te rekenen vanaf 14 januari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening. Vordering (ii) houdt in om [gedaagde01] - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen om aan [eiseres02] een bedrag van € 50.500,00, te voldoen, te vermeerderen met een rente van 2,5 %, te rekenen vanaf 14 januari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening.
2.4.
In reconventie heeft [gedaagde01] gevorderd om de Leningsovereenkomsten (i) te vernietigen, (ii) voor recht te verklaren dat [gedaagden01] geen vorderingsrecht toekomt omdat de schulden niet in de gemeenschap zijn gevallen vanwege verknochtheid, (iii) te verklaren voor recht dat [gedaagde01] pas na de ontbinding van de gemeenschap hoofdelijk is verbonden met [naam01] voor wat betreft de (gepretendeerde) vorderingen en dat slechts kan worden uitgewonnen hetgeen [gedaagde01] uit hoofde van de verdeling van de gemeenschap heeft verkregen.
2.5.
Hieromtrent heeft de rechtbank in het tussenvonnis onder 4.14 het volgende overwogen. Als de door [gedaagden01] gestelde vorderingen op grond van de Leningsovereenkomsten komen vast te staan, zal de reconventionele vordering van [gedaagde01] onder (i) tot vernietiging/nietigverklaring van de overeenkomsten worden afgewezen. Dat geldt ook voor de vordering van [gedaagde01] in reconventie onder (ii) dat de schulden vanwege verknochtheid niet in de gemeenschap zijn gevallen. De vordering van [gedaagde01] in reconventie onder (iii) ligt voor toewijzing gereed, namelijk dat de vorderingen van [gedaagden01] slechts kunnen worden uitgewonnen op hetgeen [gedaagde01] uit hoofde van de verdeling van de gemeenschap heeft verkregen.
Wat is de gang van zaken geweest na het tussenvonnis?
2.6.
[gedaagden01] hebben in de akte uitlaten laten weten dat zij bewijs wilden leveren door het laten uitvoeren van een handtekeningenonderzoek door een deskundige en door het horen van getuigen.
2.7.
[gedaagden01] hebben voorafgaand aan het eerste getuigenverhoor een geluidsfragment in het geding gebracht. Het geluidsfragment betreft een bezoek dat [eiseres02] en [naam02] aan [naam01] hebben gebracht in het ziekenhuis in januari 2017 (hierna: het geluidsfragment).
2.8.
[gedaagden01] hebben vervolgens als getuigen laten horen:
  • [eiseres01] , —eiseres/partijgetuige\;;
  • [eiseres02] , eiseres/partijgetuige;
  • [naam02] , vriendin van [eiseres02] (hierna: [naam02] );
  • [naam03] , dochter van [eiseres01] en kleindochter van [eiseres02] ;
  • [naam04] , vriendin van [naam03] .
2.9.
Tijdens de getuigenverhoren heeft de rechtbank een aantal onderdelen van het geluidsfragment afgespeeld. De rechtbank verwijst naar de processen-verbaal van de getuigenverhoren van 14 juli 2022 (hierna: het eerste proces-verbaal) en van 31 oktober 2022. De rechtbank heeft de aanwezigen bij het getuigenverhoor, waaronder partijen, gewezen op het feit dat door het kopje ‘eigenschappen’ aan te vinken van het bestand van het geluidsfragment, is af te leiden dat het bestand de datum van 19 januari 2017, 14:07 uur heeft.
2.10.
Na de getuigenverhoren hebben [gedaagden01] een akte genomen waarin zij concluderen dat zij met het geluidsfragment en de getuigenverhoren het bewijs hebben geleverd waaruit blijkt dat de handtekeningen op de Leningsovereenkomsten afkomstig zijn van [naam01] en dat zij daarin reden zien geen deskundigenonderzoek meer te laten uitvoeren naar de handtekeningen. Daarna heeft [gedaagde01] een (antwoord)akte genomen, waarin zij - kort gezegd – concludeert dat dit bewijs niet is geleverd door [gedaagden01]
Wat is het oordeel van de rechtbank en waarop baseert de rechtbank dit?
2.11.
De rechtbank komt op basis van de getuigenverhoren en het geluidsfragment tot het oordeel dat [gedaagden01] zijn geslaagd in het leveren van het bewijs dat de handtekeningen op de leningsovereenkomsten afkomstig zijn van [naam01] . De rechtbank licht dit hieronder toe.
Het geluidsfragment
2.12.
Uit het geluidsfragment is de rechtbank - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - het volgende gebleken. [eiseres02] en [naam02] zijn in januari 2017 naar het ziekenhuis gegaan waar [naam01] destijds was opgenomen. [eiseres02] heeft [naam01] gevraagd of hij een verklaring wilde tekenen met betrekking tot de kosten van haar verjaardag. [naam01] heeft bevestigend geantwoord. Bij 8:10 (minuten) heeft [eiseres02] ‘grote bedragen’ genoemd en heeft zij [naam01] gevraagd om ook daarvoor te tekenen. [naam01] heeft ook daarop bevestigend geantwoord.
De getuigenverklaring van [eiseres02]
2.13.
heeft blijkens het eerste proces-verbaal onder meer het volgende verklaard:
“U wijst mij op productie 1 en 2, de leningsovereenkomsten. Leningsovereenkomst 1 is
handgeschreven door mij. Leningsovereenkomst 2 is door mij getypt. De ene is door
[eiseres01] ondertekend en de andere is van mij. Dat de één handgeschreven is heeft geen
speciale reden. Ik was bezig en dacht ‘oh dit moet ook nog gebeuren’. Beide
documenten zijn begin januari 2017 opgesteld. Ik dacht eerst dat een van de
documenten zag op de verklaring van [naam01] dat hij zou betalen voor mijn 85e
verjaardag, maar bij betere lezing van de documenten zie ik dat het de
leningsovereenkomsten betreft.
(…)
[naam01] heeft in het ziekenhuis getekend. Hij lag in het Ikazia ziekenhuis in Rotterdam. U vraagt mij naar de geluidsopname die als productie in het geding is gebracht. [naam02] , een vriendin van mij, heeft die opnamen met haar telefoon gemaakt. Zij was met mij mee op bezoek bij [naam01] . Hij zei elke keer toe te zullen tekenen maar dat kwam er nooit van. Mijn dochter ( [eiseres01] ) heeft ons naar het ziekenhuis gereden, maar ging niet mee naar binnen. Zij wachtte in een wachtkamer in het ziekenhuis. Op uw vraag waarom wij een geluidsopname maakten antwoord ik dat wij iets van ondersteuning wilde hebben voor de bedragen die wij hadden uitgeleend”
[eiseres02] heeft op de vraag van de rechter wat zij hoort bij het geluidsfragment bij 6:20 (minuten) verklaard:
“Ik hoor mijn stem en die van [naam01] . Ik leg hem uit dat ik graag wil dat hij gaat tekenen en
dat hij rustig kan lezen. Aanvankelijk verklaar ik dat [naam01] als eerste de onderste
leningsovereenkomst tekende, maar nadat ik geluidsfragment 8:10 heb gehoord herinner ik
mij dat [naam01] eerst de verklaring met betrekking tot de kosten van mijn verjaardag tekende
en later de twee leningsovereenkomsten.
Op de geluidsfragmenten herken ik mijn stem, de stem van [naam01] en die van [naam02] . Bij
fragment minuut 8:10 noem ik ‘grote bedragen’ en vraag ik hem of hij dat ook wil tekenen.
Dat gaat over de leningsovereenkomsten. [naam01] geeft aan dat hij dat wil tekenen. Hij zocht
zijn pen en bril. Hij heeft de stukken uitgebreid doorgelezen en getekend. Ik had het idee dat hij begreep wat hij deed. Hij maakte een goede indruk. Hij zat achter het bed op zijn laptop te gamen”
De getuigenverklaring van [eiseres01]
2.14.
heeft blijkens het eerste proces-verbaal onder meer het volgende verklaard:
“Op uw vraag wie de leningsovereenkomsten 1 en 2 (producties 1 en 2) heeft opgesteld
antwoord ik dat mijn moeder dat heeft gedaan. Dit heeft zij begin januari 2017 gedaan. Zij had al eerder leenovereenkomsten gemaakt, maar [naam05] heeft die telkens niet getekend. Er kwam elke keer wat tussen. Mijn moeder was over haar toeren dat de schuldbekentenissen niet werden getekend. Ik weet niet waarom leningsovereenkomst 1 met de hand is geschreven en leningsovereenkomst 2 is getypt. Als mijn moeder achter de computer zit zal ze het hebben getypt en anders geschreven.
(…)
Ik heb mijn leningsovereenkomst (1) getekend nadat mijn moeder dit document heeft
opgemaakt. Als ik er niet voor zou kunnen zorgen dat [naam05] de documenten zou tekenen dan wilde zij zelf actie ondernemen en hem confronteren dat hij moest tekenen. Ik weet niet meer precies wanneer mijn moeder de documenten heeft opgesteld, maar ik denk begin januari 2017. Ik was destijds wel dagelijks bij mijn moeder. Ik heb mijn
leningsovereenkomst getekend voordat mijn moeder naar het ziekenhuis ging. U wijst mij op de geluidsopname die wij in het geding hebben gebracht. Ik herken daarop de stemmen van mijn moeder, [naam05] en [naam02] . [naam02] heeft de opnames op mijn verzoek gemaakt”.
De getuigenverklaring van [naam02]
2.15.
heeft blijkens het eerste proces-verbaal verklaard dat zij de geluidsopname met haar iPod heeft gemaakt en dat ze de stemmen van haarzelf, [eiseres02] en [naam01] hoort. [naam02] verklaart verder:
“U laat mij fragment minuut 8:10 horen.
(…) [eiseres02] vraagt of [naam01] het andere formulier ook wil tekenen waar alle andere bedragen worden vermeld. Ik hoor ‘verschillende bedragen’. Dat ging volgens mij over het geld wat we met z’n alle bij elkaar hadden geleend aan [naam01] . Het document dat hij getekend heeft is aan hem gegeven. Het gaat om de papieren hier voor mij (
rechter: producties 1 en 2 liggen voor haar). Op de ene staat wat iedereen heeft geleend, het grote bedrag, en op de andere alleen wat door [eiseres02] is geleend. Dat is een bedrag van €50k en in totaal was het veel hoger. Er was veel meer geleend.
Op uw vraag welke documenten hem ter tekening zijn voorgelegd antwoord ik: de
documenten voor mij en de verklaring voor de kosten van het verjaardagsfeest van
[eiseres02] . Op de vraag of hij wilde tekenen reageerde hij ‘ja ja ja waarom niet’. Het is de
manier van praten die ik herken van de telefoon.
Ik hoor [naam01] ‘ja’ zeggen. Hij zat rond te kijken terwijl hij de papieren in zijn hand had. Ik
dacht dat hij zijn bril zocht, maar hij zocht zijn pen.”
2.16.
[eiseres02] en [eiseres01] zijn partijgetuigen als bedoeld in artikel 164 lid 2 Rv zodat hun verklaringen in beginsel geen bewijs in hun voordeel kan opleveren. Dit is echter anders indien er aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zodanig essentiële punten betreft dat zij de partijverklaringen voldoende geloofwaardig maken. In dit geval is sprake van zulk aanvullend bewijs, namelijk in de vorm van de getuigenverklaring van [naam02] en het geluidsfragment. De verklaring van [naam02] in combinatie met het geluidsfragment maken de verklaringen van [eiseres02] en [eiseres01] voldoende geloofwaardig omdat zij voldoende sterk zijn en ook op essentiële punten overeenkomen, met name op het belangrijkste punt dat [naam01] de Leningsovereenkomsten heeft getekend. Hierbij geldt dat [eiseres02] en [naam02] fysiek aanwezig waren toen [naam01] de Leningsovereenkomsten tekende en zij hierover aan de hand van hun eigen waarneming hebben verklaard.
2.17.
Tegenover de verklaringen en het geluidsfragment heeft [gedaagde01] aangevoerd dat [naam01] bij de vraag of hij voor de andere (of grotere) bedragen wilde tekenen “nee” antwoordt. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval en ook overigens onvoldoende. Allereerst hoort de rechtbank [naam01] op het bedoelde tijdstip van het geluidsfragment een bevestigend antwoord geven. Daarbij is het gelet op de opbouw van de verklaringen van [eiseres02] en [naam02] en het verloop van het bezoek ook niet logisch dat [naam01] hier ontkennend zou hebben geantwoord. [eiseres02] en [naam02] verklaren immers beiden dat zij [naam01] de Leningsovereenkomsten zagen tekenen. Tot slot weegt de rechtbank hierbij mee dat de verklaringen van [eiseres02] en [naam02] en de inhoud van het geluidsfragment de ondertekening van de Leningsovereenkomsten ondersteunen. Indien [naam01] “nee” zou hebben geantwoord, zou het minst genomen voor de hand hebben gelegen dat [eiseres02] en [naam02] hierover vragen zouden hebben gesteld aan [naam01] of bij hem zouden hebben aangedrongen op ondertekening, zoals ook door [gedaagden01] is betoogd. Hiervan is echter niets gebleken. Integendeel. Het verloop van het geluidsfragment sluit juist aan bij het door [naam01] tekenen van de Leningsovereenkomsten.
2.18.
Dat [eiseres02] en [naam02] op onderdelen hetzelfde hebben verklaard en dezelfde woordkeuze zouden hebben gebruikt, maakt hun verklaringen daarmee nog niet onbetrouwbaar of het resultaat van een onderlinge afstemming. Anders dan [gedaagde01] stelt acht de rechtbank de afgelegde verklaringen voldoende geloofwaardig. De overige bezwaren van [gedaagde01] dat de verklaringen niet zouden kloppen met onderdelen van het strafdossier van [naam01] , of met eerdere door [gedaagden01] ingenomen stellingen, doet niet af aan het oordeel van de rechtbank dat [gedaagden01] zijn geslaagd in de bewijslevering dat de handtekeningen op de Leningsovereenkomsten afkomstig zijn van [naam01] . Dat was het onderwerp van de bewijslevering.
2.19.
Op grond van het voorgaande zijn de vorderingen van [gedaagden01] onder (i) en (ii), zie hiervoor onder 2.3, toewijsbaar. Het tweede deel van de bewijsopdracht (onder b, zie hiervoor onder 2.1) kan buiten beschouwing worden gelaten.
2.20.
Toewijzing van deze vorderingen van [gedaagden01] betekent dat de reconventionele vordering van [gedaagde01] onder (iii) zal worden toegewezen zoals hiervoor onder 2.5 is toegelicht. Dit onderdeel van de reconventionele vordering is van belang bij de eventuele executie van het vonnis op het vermogen van [gedaagde01] . Ondanks dat de beperkte verhaalbaarheid uit de wet volgt, vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2016 (ECLI:NL:2019:958) en hetgeen daarover in het tussenvonnis onder 4.3 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde01] bij dit onderdeel van haar reconventionele vordering een voldoende belang heeft.
2.21.
Uitsluitend op dat onderdeel in de reconventie, dat overigens ook reeds voortvloeit uit de wet en uit het verweer in conventie, stelt de rechtbank [gedaagde01] in het gelijk. Daarmee zijn [gedaagden01] de in deze procedure grotendeels in het gelijk gestelde partijen. Hun hoofdvorderingen, - de geldvorderingen onder (i) en (ii) - worden immers geheel toegewezen.
Incassokosten
2.22.
[gedaagden01] maken aanspraak op een bedrag ad € 2.372,72 aan buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde01] betwist de verschuldigdheid hiervan. Er bestaat volgens haar geen grondslag omdat [gedaagden01] geen vordering hebben en er is slechts één enkele brief geschreven die niet is aan te merken als een veertiendagenbrief. De rechtbank is van oordeel dat de incassokosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat [gedaagde01] geen aanmaning is gestuurd als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW (de zogenaamde veertiendagenbrief) en dit een voorwaarde is voor vergoeding van de buitengerechtelijke kosten als de schuldenaar, zoals in dit geval [gedaagde01] , een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Proceskosten
2.23.
[gedaagde01] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij - zowel in conventie als in reconventie - in de proceskosten van [gedaagden01] worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden01] worden begroot op:
  • explootkosten € 85,81
  • griffierechten € 85,00
  • salaris advocaat € 8.460,00 (4,5 punten x tarief V ad € 1.880,00 per punt)
  • taxe getuigen
Totaal € 8.693,73
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] aan [eiseres01] te betalen een bedrag van € 94.245,25, te vermeerderen met een rente van 2,5 %, te rekenen vanaf 14 januari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] aan [eiseres02] te betalen een bedrag van € 50.500,00, te vermeerderen met een rente van 2,5 %, te rekenen vanaf 14 januari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening
3.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
3.4.
verklaart voor recht dat dat hetgeen [gedaagde01] moet betalen op grond van het dictum onder 3.1 en 3.2 alleen kan worden uitgewonnen op hetgeen [gedaagde01] uit hoofde van de verdeling van de gemeenschap met [naam01] heeft verkregen;
in conventie en reconventie
3.5.
veroordeelt [gedaagde01] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagden01] tot op heden vastgesteld op € 8.693,73;
3.6.
verklaart het vonnis op dit onderdeel uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J Arts en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.
3246/3455