ECLI:NL:RBROT:2023:226

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
ROT 22/998
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering in verband met toegenomen klachten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering. Verweerder heeft eisers WIA-uitkering met het bestreden besluit van 20 januari 2022 beëindigd met ingang van 4 maart 2022. De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser heeft de rechtbank geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de voormalige werkgever te brengen. Eiser is op 21 mei 2016 vanwege medische klachten uitgevallen voor zijn werk. Na een herbeoordeling heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat er geen wezenlijk andere belastbaarheid van eiser is dan eerder, en dat de aangenomen arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% ongewijzigd moet worden voortgezet. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de datum betreft met ingang waarvan de WGA-uitkering van eiser is beëindigd, en bepaalt dat de WGA-uitkering van eiser wordt beëindigd met ingang van 1 april 2022. Verweerder moet het griffierecht van € 50,- vergoeden en wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/998

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. C.J.M.M. Verwijmeren,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. T. Rook.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam bedrijf] uit [vestigingsplaats], werkgever,
gemachtigde: mr. A.M. Wuisman.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering [1] .
Verweerder heeft eisers WIA-uitkering met het bestreden besluit van 20 januari 2022 beëindigd met ingang van 4 maart 2022.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank bij beslissing van 14 september 2022 bepaald dat kennisneming van de medische stukken is voorbehouden aan de gemachtigde van werkgever, mr. A.M. Wuisman.
De werkgever heeft ook schriftelijk gereageerd op het beroep.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

Inleiding
1. Eiser heeft de rechtbank geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de voormalige werkgever te brengen. Gelet hierop zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig beperken om te voorkomen dat die gegevens langs deze weg alsnog in de openbaarheid worden gebracht.
2. Eiser is op 21 mei 2016 vanwege medische klachten uitgevallen voor zijn werk als assistent voorman/manufacturer voor gemiddeld 37,97 uur per week. In aansluiting op de toepasselijke wachttijd heeft verweerder hem per 19 juli 2018 een loongerelateerde WGA [2] -uitkering op grond van de Wet WIA, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, toegekend tot 3 juni 2019. Per 3 juni 2019 is de uitkering van eiser omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Het primaire besluit
3.1.
In verband met een herbeoordeling op verzoek van de werkgever heeft de verzekeringsarts op grond van dossierstudie en een door eiser ingevuld vragenformulier in het rapport van 3 februari 2021 overwogen dat er door behandeling een duidelijke verbetering bij eiser was opgetreden die echter door de Covid-situatie weer teniet is gedaan. Er is daarmee nu geen wezenlijk andere belastbaarheid van eiser dan eerder, zodat de aangenomen arbeidsongeschiktheid naar een mate van 80 tot 100% ongewijzigd moet worden voortgezet. Na afname van de druk van de lopende Covid-situatie verwachten de behandelaars wel weer terugkeer van de eerdere verbetering. Er is daarom volgens de verzekeringsarts geen sprake van duurzaamheid van de (huidige) volledige arbeidsongeschiktheid.
3.2.
Bij het primaire besluit van 3 februari 2021 heeft verweerder vervolgens de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiser ongewijzigd voortgezet naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%.
Het bestreden besluit
4.1.
Omdat de werkgever tegen het primaire besluit bezwaar heeft gemaakt, heeft een heroverweging plaatsgevonden. In verband daarmee heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een medisch onderzoek verricht en eiser op 21 september 2021 op het spreekuur gezien. In zijn rapport van 12 januari 2022 heeft hij gemotiveerd dat eiser al langere tijd bekend is met zijn klachten en op verschillende manieren is behandeld. Het ziektebeloop en de behandelwijzen waren nogal onduidelijk en omdat de laatste behandelaar geen informatie heeft verstrekt en dit wel onderdeel was van het bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een expertise aangevraagd. Uit het expertiserapport is de verzekeringsarts bezwaar en beroep gebleken dat eisers beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek niet ernstig zijn. Bij herstel belemmerende factoren worden een aantal externe factoren genoemd (geen stoornissen, ziekte of gebrek). Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid (geen benutbare mogelijkheden) op medische gronden omdat eiser niet behoort tot één van de uitzonderingscategorieën die zijn vermeld in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten: er is geen sprake van een opname in een ziekenhuis of inrichting, bedlegerigheid, onvermogen tot persoonlijk functioneren en sociaal functioneren op alle niveaus als gevolg van een ernstige psychiatrische stoornis, ADL niet- zelfstandig zijn (ADL: algemene dagelijkse levensverrichtingen) en er is geen sprake van een aandoening met een op korte termijn infauste prognose. Dit gold ook op de datum in geding (3 februari 2021). Gelet op de aanwezige gegevens en de bevindingen bij de expertise zijn er nog wel beperkingen aan te geven. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder geen aanleiding bij geheel passende arbeid een urenbeperking aan te geven ten opzichte van normale, niet excessieve werktijden. De standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’ schrijft voor dat er sprake kan zijn van een urenbeperking bij de indicatiegebieden: energetische beperkingen (ernstig ziektebeeld, onder meer cardiaal, pulmonaal etc.), beschikbaarheid voor arbeid (opname, therapie) en preventief (bijvoorbeeld voorkomen van recidief psychosen door overbelasting) en die zijn hier niet aan de orde. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 12 januari 2022, geldend vanaf 3 februari 2021, een FML opgesteld.
4.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen zoals vastgelegd in de FML, een aantal gangbare functies geselecteerd. Het loon dat met de mediaanfunctie (de middelste van de eerste drie geselecteerde functies) verdiend kan worden, ligt 27,04% lager dan het maatmaninkomen van eiser.
4.3.
Met het besluit van 20 januari 2022 heeft verweerder op grond van de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het bezwaar van eisers werkgever tegen het primaire besluit gegrond verklaard (het bestreden besluit). Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiser met inachtneming van een uitlooptermijn van zes weken en één dag beëindigd per 4 maart 2022.

Standpunten in beroep

5.1.
Eiser stelt in beroep dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om zijn kanttekeningen bij het expertiserapport te plaatsen en dat dit rapport zonder zijn commentaar naar verweerder is gezonden, die op basis daarvan het bestreden besluit heeft genomen. Eiser plaatst zijn kanttekeningen bij dit rapport omdat de bevindingen daarin contrair zijn aan alle eerdere rapporten en behandelingen. Ook wijst hij erop dat hij nog niet hersteld is. In het expertiserapport wordt erkend dat hij klachten heeft en wordt behandeling geadviseerd. Daaruit blijkt volgens eiser dat hij nog niet klaar is voor de arbeidsmarkt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft volgens eiser het expertiserapport onjuist vertaalt naar wat zijn benutbare mogelijkheden zijn met een medisch gezien zeer dubieuze redenering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschouwt de externe omstandigheden die zijn problemen veroorzaken als een niet-medische oorzaak, die vervolgens terzijde wordt gesteld. Eiser meent dat oorzaak en gevolg zo omgekeerd worden. Volgens eiser kan hij niet omgaan met deze externe omstandigheden en blijkt uit de geadviseerde behandeling dat dat komt door zijn aandoening.
5.2.
Verweerder ziet in wat eiser in beroep heeft aangevoerd geen reden om een ander standpunt in te nemen over eisers mate van arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn aanvullende rapport van 19 april 2022 delen van het expertiserapport aangehaald en geconcludeerd dat dit niet inhoudt dat er geen rekening is gehouden met externe omstandigheden en evenmin dat eiser als hersteld werd beschouwd. In de FML van 12 januari 2022 zijn meerdere beperkingen aangenomen wegens ziekte of gebrek. Externe omstandigheden kunnen ziekte wel beïnvloeden, hetgeen is ingecalculeerd, maar extra energie (en tijd) die dergelijke omstandigheden kost, valt niet onder de beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder opgemerkt dat onderaan het expertiserapport is aangegeven dat aan eiser een kopie van het conceptrapport is toegezonden (inzagerecht) met daarbij de mogelijkheid tot correctie van feitelijke onjuistheden (correctierecht). Dit heeft binnen de gestelde termijn niet tot een reactie van eiser geleid. Voorts heeft verweerder de rechtbank verzocht er rekening mee te houden dat de voorgehouden functies in de bezwaarprocedure niet zijn aangezegd en dat eiser dus in strijd met de aanzeggingsjurisprudentie niet in de gelegenheid is gesteld om op deze geduide functies te reageren.
5.3.
De werkgever heeft het standpunt van verweerder onderschreven.

Beoordeling door de rechtbank

6.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder met het bestreden besluit de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op goede gronden met ingang van 4 maart 2022 (de datum in geding) heeft vastgesteld op minder dan 35%, zodat eiser geen recht heeft op een WGA-uitkering. Daarbij dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat is met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
6.2.
De rechtbank vindt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
7.1.
Bij de beoordeling is een aantal wettelijke bepalingen van belang. Deze zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
7.2.
De gemachtigde van eiser heeft bij emailbericht van 4 januari 2023 een pleitnota ingediend. Anders dan de gemachtigde van de werkgever heeft verzocht, heeft de rechtbank deze pleitnota niet in strijd met de goede procesorde geacht en als gedingstuk aan het dossier toegevoegd nu daarin, zoals ter zitting besproken, uitsluitend een chronologie van de reeds bekende omstandigheden is opgenomen en het geen nieuwe informatie bevat.
7.3.
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De rechtbank overweegt dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid op dit soort rapporten mag baseren. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als iemand vindt dat de besluiten van verweerder over zijn arbeidsongeschiktheid niet juist zijn, moet hij aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
8.1.
De rechtbank vindt dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de drie genoemde criteria voldoet. Het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gebaseerd op dossieronderzoek (waaronder informatie van de behandelend sector), een gesprek met eiser over zijn medische klachten (anamnese) en een expertise van een door verweerder ingeschakelde (onafhankelijke) deskundige. Het rapport is daarmee zorgvuldig tot stand gekomen. Daarnaast zijn deze voldoende begrijpelijk en bevatten zij geen tegenstrijdigheden.
8.2.
Eisers stelling dat hem onvoldoende/te kort gelegenheid is geboden om van zijn inzage- en correctierecht ten aanzien van het expertiserapport gebruik te maken, slaagt niet. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat het expertiserapport hem voor de Kerstdagen per email is toegezonden ter inzage en correctie, maar dat hij dat pas na de Kerstdagen heeft gezien en dat de gestelde termijn voor een reactie toen reeds was verstreken. De rechtbank is van oordeel dat eiser gezien deze omstandigheden wel de gelegenheid heeft gehad om te reageren. Het lag daarbij op zijn weg om eventueel te verzoeken om een langere reactietermijn. Omdat eiser inmiddels meer dan voldoende gelegenheid heeft gehad om op het expertiserapport te reageren en dat ook heeft gedaan, acht de rechtbank het niet onzorgvuldig dat dit expertiserapport (mede) aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd.
8.3.
De rechtbank ziet geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Uit de beschikbare gegevens kan niet worden afgeleid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser en de daaruit voortvloeiende medische beperkingen voor het verrichten van arbeid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 12 januari 2022 aan de hand van het expertiserapport inzichtelijk gemotiveerd dat en waarom eisers beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek minder ernstig zijn dan voorheen is aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk toegelicht dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt is omdat hij niet voldoet aan de criteria van één van de uitzonderingscategorieën volgens het Schattingsbesluit en dat er geen argumenten zijn voor het aannemen van een urenbeperking. Verweerder heeft erkend dat eiser klachten heeft in verband waarmee hij beperkingen voor arbeid heeft, maar verschilt met eiser van mening over de mate waarin eiser daardoor beperkingen ondervindt. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de Wet WIA niet gaat om de medische klachten van eiser als zodanig, of om de door hem ervaren beperkingen, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid.
Wat eiser in beroep heeft aangevoerd legt – zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn aanvullende rapport van 19 april 2022 ook heeft toegelicht – tegenover het inzichtelijk en overtuigend gemotiveerde medische oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In het nadere rapport van 19 april 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de hand van het expertiserapport inzichtelijk toegelicht wat de voornaamste klacht van eiser is en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft er tevens op gewezen dat gezien de score van 24 op de symptoomvalidatielijst in het expertiserapport de vraag is opgekomen hoe betrouwbaar de anamnese is, omdat een dergelijke score een sterke aanwijzing vormt voor symptoomaggravatie. De door eiser geuite klachten kan de door verweerder ingeschakelde expert daarom niet zonder meer volgen en daarom kan hij binnen het onderhavige onderzoek de eerder gestelde diagnoses niet bevestigen. Omdat er geen aanleiding was om een ernstige aandoening te veronderstellen, is de expert tot de door hem gestelde diagnose gekomen. De rechtbank ziet geen reden de conclusie van de expert en de verzekeringsarts bezwaar en beroep in twijfel te trekken. De rechtbank kan tevens de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat het voorgaande niet inhoudt dat er geen rekening is gehouden met externe omstandigheden en evenmin dat eiser als hersteld werd beschouwd. Er zijn in de FML van 12 januari 2022 meerdere beperkingen aangenomen waarbij er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening mee is gehouden dat externe omstandigheden ziekte wel kunnen beïnvloeden. De rechtbank heeft geen aanleiding hier anders over te oordelen. Eisers stelling, dat uit het feit dat in het expertiserapport behandeling wordt geadviseerd blijkt dat hij dat hij nog niet klaar is voor de arbeidsmarkt, volgt de rechtbank niet.
9. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat de beperkingen in de FML van 12 januari 2022 juist zijn. De rechtbank is niet gebleken dat de belasting van de drie geselecteerde functies die aan de schatting in bezwaar ten grondslag zijn gelegd de mogelijkheden van eiser overschrijdt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport de geschiktheid van de voorgehouden functies voldoende toegelicht, zodat deze voor eiser geschikt moeten worden geacht.
10. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de in bezwaar geselecteerde functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat hij in zijn eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 27,04%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiser is door verweerder dus terecht bepaald op minder dan 35%.
11. Verweerder heeft de rechtbank verzocht er rekening mee te houden dat de voorgehouden functies in de bezwaarprocedure niet zijn aangezegd en dat eiser ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om op deze geduide functies te reageren. Dit betekent dat het besluit tot beëindiging van de uitkering, voor zover het de datum met ingang waarvan de WGA-uitkering is beëindigd betreft, niet in stand kan blijven en dat het bestreden besluit in zoverre moet worden vernietigd. Ter zitting heeft verweerder voorgesteld in verband daarmee de beëindigingsdatum vier weken op te schuiven. Eiser heeft verklaard dat hij dat in geval het tot een beëindiging komt een goede oplossing acht. De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien door de beëindigingsdatum te bepalen op 1 april 2022.

Conclusie en gevolgen

12.1
Het beroep moet gegrond worden verklaard. Dit betekent dat het bestreden besluit (deels) wordt vernietigd.
12.2.
De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door de WGA-uitkering van eiser per 1 april 2022 te beëindigen.
12.3.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald aan hem vergoeden. Dit komt neer op een bedrag van € 50,-.
12.4.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter rechtbankzitting, met een waarde per punt van € 837,-; wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het de datum betreft met ingang waarmee de WGA-uitkering van eiser wordt beëindigd;
- bepaalt dat de WGA-uitkering van eiser wordt beëindigd met ingang van 1 april 2022 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde delen van het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V. van Dorst, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2023.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijke bepalingen

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.

Voetnoten

1.WIA staat voor Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten.