ECLI:NL:RBROT:2023:2262

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
C/10/652551 / KG ZA 23-110
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vrijgave van container onder voorwaarden in kort geding tussen expediteur en handelsonderneming

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Hummel Lifestyle B.V. (eiseres) en Berkman Forwarding B.V. (gedaagde). Hummel vorderde de vrijgave van een container met houten meubels die door Berkman werd vastgehouden omdat de originele bill of lading ontbrak. De achtergrond van het geschil ligt in een eerdere overeenkomst tussen Hummel en de Indiase meubelproducent MAA Chamunda Art (MCA), waarbij de originele bill of lading niet aan Berkman was verstrekt vanwege een onbetaalde factuur door Hummel aan MCA. Hummel had de factuur voor de meubels wel voldaan, maar MCA weigerde de bill of lading te verstrekken, wat leidde tot de weigering van Berkman om de container vrij te geven.

De voorzieningenrechter oordeelde dat Hummel, als rechtsopvolgster van de VOF die de meubels had besteld, recht had op de originele bill of lading en de goederen. Echter, Berkman stelde voorwaarden aan de vrijgave van de container, waaronder het stellen van zekerheid door Hummel in de vorm van een 'letter of indemnity' en een bankgarantie. De rechter oordeelde dat Hummel aan deze voorwaarden moest voldoen voordat Berkman de container kon vrijgeven. De primaire vordering van Hummel werd afgewezen, maar de subsidiaire vordering tot vrijgave van de container werd toegewezen onder de gestelde voorwaarden. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/652551 / KG ZA 23-110
Vonnis in kort geding van 13 maart 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUMMEL LIFESTYLE B.V.,
gevestigd te Haaksbergen,
eiseres,
advocaat mr. G.R.C. Mostert te Delft,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BERKMAN FORWARDING B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde,
advocaten mrs. A.J.J. Gunst en B.A. van der Sluijs te Rotterdam.
Partijen worden hierna Hummel en Berkman genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 februari 2023;
  • de 17 producties van Hummel;
  • de 2 producties van Berkman;
  • de mondelinge behandeling op 6 maart 2023;
  • de spreekaantekeningen van Berkman;
  • de 2 aanvullende producties van Hummel.
1.2.
Vervolgens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat er vonnis wordt gewezen.

2..De feiten

2.1.
Hummel Lifestyle V.O.F. (hierna: de VOF), opgericht op 8 juni 2010, is een (groot)handelsonderneming in huismeubilair.
2.2.
Vanaf oktober 2020 heeft de VOF met regelmaat houten meubels bij MAA Chamunda Art, een in India gevestigde meubelproducent (hierna: MCA), besteld. De levering van de meubels geschiedt per container via zee en gaat als volgt. MCA draagt de container in de Indiase haven over aan Berkman, de door de VOF ingeschakelde expediteur. MCA krijgt als afzender van Berkman een bill of lading uitgereikt. Berkman vervoert de betreffende container vervolgens voor rekening van de VOF naar de haven van Rotterdam. Wanneer de container in Rotterdam aankomt, zendt MCA de originele bill of lading aan het Indiase kantoor van Berkman, dat de ontvangst daarvan per telex bevestigt aan het Nederlandse kantoor van Berkman. Na ontvangst van die bevestiging geeft Berkman de container vrij aan de VOF.
2.3.
Op 7 april 2022 heeft de VOF 210 houten eettafels van de serie ‘Tokyo’ bij MCA besteld. Deze tafels zijn in de container met nummer [nummer01] door Berkman vervoerd en op 13 november 2022 in Nederland aangekomen. Het factuurbedrag van deze bestelling van USD 36.666,00 heeft de VOF voldaan aan MCA. MCA heeft echter geweigerd de originele bill of lading te verstrekken aan Berkman vanwege een (volgens MCA) door de VOF onbetaald gelaten factuur. Als gevolg daarvan heeft Berkman geweigerd de container vrij te geven aan de VOF.
2.4.
In een kortgedingprocedure tussen de VOF als eiseres en MCA als gedaagde, is MCA bij verstekvonnis van 19 januari 2023 van de rechtbank Overijssel kort gezegd veroordeeld tot afgifte aan Berkman van de bill of lading inzake de container met nummer [nummer01] , op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.5.
Tot op heden heeft MCA niet aan die veroordeling voldaan en weigert Berkman de container vrij te geven.
2.6.
In het handelsregister van de Kamer van Koophandel is op 20 december 2022 geregistreerd dat de onderneming van de VOF met ingang van 19 december 2022 is uitgeschreven en is voortgezet door de op die datum opgerichte Hummel.
2.7.
De VOF c.q. Hummel heeft twee facturen van Berkman onbetaald gelaten. Het betreft:
- de factuur van 16 februari 2023 ad € 17.029,84 die ziet op de zeevracht voor de onderhavige container en de kosten aan opslag (‘demurrage’) en containerhuur (‘detention’) tot en met 16 februari 2023;
- de factuur van 17 november 2022 ad € 5.548,27 die ziet op de zeevracht en kosten met betrekking tot een andere zending.
2.8.
Berkman brengt voor elke dag dat de container niet wordt vrijgegeven een bedrag van € 145,00 bij Hummel in rekening terzake van kosten aan opslag en containerhuur.

3..Het geschil

3.1.
Hummel vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
Berkman te veroordelen de container met nummer [nummer01] aan Hummel vrij te geven en ter beschikking te stellen, onmiddellijk nadat de ten tijde van de afgifte van de container berekende demurrage / detention kosten door Hummel zijn voldaan;
subsidiair
Berkman te veroordelen de container met nummer [nummer01] aan Hummel vrij te geven en ter beschikking te stellen, onmiddellijk nadat:
a. de ten tijde van de afgifte van de container berekende demurrage / detention kosten door Hummel zijn voldaan;
en
b. Hummel Berkman schriftelijk heeft gevrijwaard voor eventuele vorderingen van MCA of een derde, zijnde de recht- en regelmatig houder van de betreffende bill of lading, verband houdende met de vrijgave van de container en de daarmee samenhangende kosten, zulks door afgifte van een letter of indemnity ten gunste van Berkman conform het model als door Hummel als productie 17 overgelegd, althans enig ander door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen model;
en/of
c. Hummel op een (andere) door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen wijze zekerheid heeft gesteld (in het geval van ‘en’) voor aanspraken van Berkman uit hoofde van de onder b. bedoelde vrijwaring dan wel (in het geval van ‘of’) voor aanspraken van MCA of een derde, zijnde de recht- en regelmatig houder van de betreffende bill of lading, verband houdende met de vrijgave van de container en de daarmee samenhangende kosten;
primair en subsidiair
Berkman te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
Berkman voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Hummel heeft, onweersproken gelaten, gesteld dat de kosten aan opslag en containerhuur dagelijks oplopen, dat de kwaliteit van de eettafels in de container als gevolg van weersomstandigheden achteruit gaat en dat zij praktisch alle tafels reeds heeft verkocht aan afnemers die erop zitten te wachten. Daarmee is het spoedeisend belang van Hummel bij haar vordering voldoende gegeven.
4.2.
Berkman voert aan dat, wanneer zij de container aan Hummel afgeeft zonder presentatie van de originele bill of lading (B/L), het risico bestaat dat zij wordt aangesproken door MCA of een derde recht- en regelmatig cognossementhouder en verplicht wordt tot schadevergoeding. Een complicerende factor daarbij is dat op de B/L is vermeld dat het cognossement is “
consigned to order of” de VOF. Nu de VOF niet langer bestaat, kan het cognossement niet door de VOF worden geëndosseerd aan Hummel.
Berkman wenst daarom de container alleen af te geven onder de voorwaarde dat Hummel deugdelijke zekerheid biedt door middel van een ‘letter of indemnity’ en een daaraan gekoppelde bankgarantie van een eersteklas Nederlandse bank. Berkman verzoekt hiervoor het Rotterdams Garantieformulier 2008 te gebruiken. Daarnaast dient Hummel eerst de openstaande facturen van Berkman met de daarbij oplopende kosten aan opslag en containerhuur te voldoen, aldus Berkman.
4.3.
Uit artikel 10:162 lid 1 BW volgt onder meer dat de vraag wie drager is van de uit een cognossement voortvloeiende rechten en verplichtingen jegens de vervoerder, beantwoord moet worden naar het recht van de staat waarin de haven gelegen is, waar uit hoofde van de overeenkomst moet worden gelost. Dat betekent, en partijen zijn het daar ook over eens, dat de vraag of Hummel de rechtsopvolgster is van de VOF, moet worden beoordeeld naar Nederlands recht. De voorzieningenrechter begrijpt uit de uittreksels uit het handelsregister van de VOF en Hummel en de toelichting van Hummel ter zitting dat (de onderneming van) de VOF eind december 2022 is ingebracht in de nieuw opgerichte Hummel en door Hummel is voortgezet. Ervan uitgaande dat de inbreng is bewerkstelligd door een notariële akte van inbreng bij de oprichting van Hummel, is het vorderingsrecht van de VOF op MCA tot levering van de goederen in de betreffende container – de koopprijs daarvoor is door de VOF reeds betaald – onder bijzondere titel overgegaan op Hummel en is Hummel in die zin aan te merken als de rechtsopvolgster van de VOF. Dat de B/L op naam staat van de VOF, staat er dan ook niet aan in de weg dat Hummel als rechtsopvolgster in beginsel recht heeft op ontvangst van de originele B/L en levering van de betreffende goederen.
4.4.
Het standpunt van Hummel dat Berkman, bij vrijgave van de container zonder dat de originele B/L is verstrekt geen enkel risico loopt, wordt niet gevolgd. Haar beroep op artikel 8:413 BW slaagt niet. Dit artikel, op basis waarvan het ‘alle voor één en één voor alle’-principe geldt bij uitgifte van meerdere verhandelbare exemplaren van het cognossement, mist in dit geval toepassing nu hier sprake is van een cognossement op naam en gesteld noch gebleken is dat van het cognossement meer dan één exemplaar is opgemaakt. Het document waar Hummel zich op beroept, is bovendien slechts een draft van de B/L. Dat laat de mogelijkheid open dat de originele B/L een andere naam vermeldt of dat er andersoortige vervoersdocumenten zijn afgegeven op naam van een ander dan de VOF of Hummel. De vrees van Berkman dat zij na vrijgave van de container aan Hummel wordt aangesproken door een derde die recht- en regelmatig cognossementhouder is, is dan ook niet helemaal uit te sluiten, ook al is de container al zo’n vier maanden geleden aangekomen en heeft zich er in de tussentijd blijkbaar nog geen ander voor gemeld. Gelet op dat risico, is het niet onredelijk dat Berkman bepaalde voorwaarden stelt aan en zekerheden verlangt voor de vrijgave van de container.
4.5.
Hummel heeft zich bereid verklaard een ‘letter of indemnity’ af te geven aan Berkman. Zij heeft daartoe als productie 17 een model van een vrijwaringsbrief overgelegd. Berkman heeft tegen de inhoud van die brief enkel ingebracht dat de vrijwaring ook dient te gelden voor de entiteit / het kantoor van Berkman in India. In reactie daarop heeft Hummel ter zitting bevestigd dat die entiteit ook valt onder de werking van de ‘letter of indemnity’. Partijen zijn het dus eens over de inhoud van deze vrijwaringsbrief, zodat Hummel wordt veroordeeld tot afgifte van een ondertekend afschrift daarvan aan Berkman.
4.6.
Hummel dient daarnaast deugdelijke zekerheid te stellen aan Berkman door het afgeven van een (bank)garantie van een eersteklas Nederlandse bank dan wel op basis van het Rotterdams Garantieformulier 2008 zoals verzocht door Berkman en waartegen Hummel geen bezwaar heeft gemaakt.
Voor de hoogte van het bedrag knoopt de voorzieningenrechter aan bij artikel 3 van de ‘letter of indemnity’ dat bepaalt dat, indien er onverhoopt vanwege de goederen in de container beslag wordt gelegd ten laste van Berkman, Hummel vervangende zekerheid moet stellen ter opheffing van dat beslag. De hoogte van de te stellen zekerheid wordt daarom bepaald op de waarde van de betreffende zending met een opslag van 30% voor rente en kosten (conform het bepaalde in de Beslagsyllabus), zijnde USD 47.666,00 (= 130% van USD 36.666,00) of het equivalent daarvan in euro’s. Berkman heeft haar verzoek om de zekerheid te stellen op een bedrag van 200% dan wel 150% van de waarde van de zending niet onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
Ten aanzien van de looptijd van de te stellen zekerheid wordt in aanmerking genomen dat Hummel, onweersproken, stelt dat alle aanspraken jegens Berkman verband houdende met het vervoer van goederen 9 maanden na het vrijgeven van de container vervallen c.q. verjaren op grond van artikel 17 van de B/L-voorwaarden. Gelet op die verjaringstermijn en de kans dat Berkman binnen die periode door een derde in een gerechtelijke procedure wordt betrokken, acht de voorzieningenrechter het redelijk om de looptijd van de af te geven garantie te bepalen op 18 maanden na vrijgave van de container.
4.7.
Hummel heeft geen verweer gevoerd tegen de door Berkman gestelde openstaande facturen van 17 november 2022 en 16 februari 2023 en de oplopende kosten aan opslag en containerhuur van € 145,00 per dag vanaf 17 februari 2023 tot het moment van vrijgave van de container. Hummel is gehouden die facturen en kosten aan Berkman te voldoen.
4.8.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de primaire vordering wordt afgewezen. De subsidiaire vordering wordt toegewezen in die zin dat Berkman wordt veroordeeld de container aan Hummel vrij te geven en ter beschikking te stellen indien en zodra Hummel voldoet aan de voorwaarden die zijn genoemd in 4.5. t/m 4.7.
4.9.
Aangezien partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt Berkman de container met nummer [nummer01] aan Hummel vrij te geven en ter beschikking te stellen onmiddellijk nadat Hummel:
de factuur van Berkman van 17 november 2022 ter hoogte van € 5.548,27 heeft voldaan;
de factuur van Berkman van 16 februari 2023 ter hoogte van € 17.029,84, te vermeerderen met € 145,00 per dag vanaf 17 februari 2023 tot het moment van vrijgave van de container, heeft voldaan;
Berkman heeft gevrijwaard voor eventuele vorderingen van MCA of een derde, zijnde de recht- en regelmatig houder van de betreffende bill of lading, verband houdende met de vrijgave van de container en de daarmee samenhangende kosten, zulks door afgifte van een ‘letter of indemnity’ ten gunste van Berkman conform het model als door Hummel als productie 17 is overgelegd; en
ter zekerheid, voor het geval Berkman wordt aangesproken door een derde vanwege het vrijgeven van de container, een bankgarantie van een eersteklas Nederlandse bank dan wel op basis van het Rotterdams Garantieformulier 2008 afgeeft ten gunste van Berkman voor een bedrag van USD 47.666,00 of het equivalent ervan in euro’s, met een looptijd van 18 maanden na vrijgave van de container;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2023.
2091 / 2009