Uitspraak
[naam eiser], uit [plaatsnaam 1], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [naam derde-partij] uit [plaatsnaam 2](gemachtigde: [naam 1]).
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij niet zo zeer bezwaar heeft tegen het funderingsherstel en de daarop volgende renovatie als zodanig, maar vooral tegen het feit dat [plaatsnaam 2] het grootste deel van de woningen na de renovatie niet meer als sociale huurwoning zal verhuren.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Volgens verweerder wordt eiser bovendien niet geraakt in een fundamenteel recht of een zakelijk recht. Het woonrecht is niet in het geding, omdat eiser tijdens de renovatie een wisselwoning huurt en het huurrecht is geen zakelijk recht. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat toegang tot de rechter geen fundamenteel recht is waaraan belanghebbendheid kan worden ontleend.
Uit artikel 7:1, eerste lid, in samenhang met artikel 8:1 van de Awb volgt dat alleen een belanghebbende bezwaar kan maken tegen een besluit.
Verder is van belang dat het belang van eiser als voormalig en toekomstig huurder tegengesteld is aan het belang van [plaatsnaam 2] als verhuurder. Er is in dit geval dan ook geen sprake van een afgeleid belang.
Dat eiser ten tijde van de verlening van de omgevingsvergunning geen huurder en bewoner meer was van de woning aan de [adres 1], betekent niet dat eiser geen belanghebbende meer was. Eiser is alleen vanwege de renovatie en slechts voor de duur daarvan geen huurder en bewoner meer van deze woning. Na de renovatie heeft hij een recht op terugkeer. Deze omstandigheid maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat eiser een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het primaire besluit.
Gelet hierop kan eiser worden aangemerkt als belanghebbende bij de verlening van de omgevingsvergunning. Het college heeft het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:1, eerste lid, in samenhang met artikel 8:1 van de Awb. De beroepsgrond slaagt.
Daarnaast betoogt eiser dat het primaire besluit met de uitgebreide voorbereidingsprocedure had moeten worden voorbereid in plaats van met de reguliere procedure. Hij stelt dat er advies is gevraagd aan de gemeentelijke Commissie Welstand en Monumenten en dat in dit geval tevens advies had moeten worden gevraagd aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Volgens eiser had hij inspraakrecht en vervolgens toegang tot de rechter gehad als de uitgebreide voorbereidingsprocedure was gevolgd.
Verder voert eiser aan dat de aanvraag niet voldoet aan de eisen van artikel 5.6 van de Regeling omgevingsrecht, omdat een aantal gegevens over het funderingsherstel ontbreekt.
Op grond van artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, voor zover die activiteit krachtens artikel 2.26, derde lid, is aangewezen. Het college heeft gesteld dat geen sprake is van een geval waarin op grond van artikel 6.4, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht advies aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed moet worden gevraagd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dit standpunt niet onjuist. Er is geen sprake van het ingrijpend wijzigen van een rijksmonument met gevolgen die vergelijkbaar zijn met het slopen van een rijksmonument. Daarbij is mede van belang dat de omgevingsvergunning alleen betrekking heeft op het herstel van de fundering van de woningen en dat uit de stukken blijkt dat de vloeren van de woningen al eerder zijn vernieuwd. De voorzieningenrechter volgt eiser bovendien niet in zijn standpunt dat met het wijzigen van sociale huurwoningen naar vrijesectorwoningen na de renovatie een nieuwe bestemming aan het rijksmonument wordt gegeven. Voor zover dat al het geval zou zijn, is dat geen rechtstreeks gevolg van de activiteiten die met het primaire besluit zijn vergund.
Daarnaast volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet uit artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is vanwege het enkele feit dat de gemeentelijke monumentencommissie om advies is gevraagd.